1r:1
Beste broer,
Zooeven t’huis komende1 is het allereerste wat ik behoefte gevoel te doen U iets te verzoeken – welk verzoek ik niet twijfel of is slechts daarom noodig omdat ge er uit zien zult ik hetzelfde bedoel als gij – het is, in de verschillende zaken welke we nu niet in eens konden afhandelen me niet te brusqueeren. Want ik heb eenigen tijd noodig om te beslissen. Betreffende mijn betrekkelijke koelheid tegenover Pa, ziehier iets wat ik U vertellen wil wegens gij er over spraakt.
Nu omstreeks een jaar geleden kwam Pa te s’Hage eens voor ’t eerst nadat ik van t’huis was heengegaan ter wille van vrede te zoeken, die ik daar niet vond ook.2 Ik was toen natuurlijk reeds met de vrouw en zeide: “Pa, aangezien ik het niemand kwalijk neem in mijn gedrag iets stuitends te vinden, gegeven de bestaande vormen, zoo blijf ik van zelf weg van zulken die ik meen zich voor mij zouden schamen.
 1v:2
En U begrijpt wel dat ik het U niet zal lastig maken en zoolang ik nog niet mijn zaken in orde heb en me er boven op gewerkt, zoudt U het dan niet beter vinden ik maar niet bij U kwam?” Had Pa daarop gezegd iets als “neen maar dat is toch te ver gedreven” zoo zoude ik sedert hartelijker geweest zijn doch Pa’s antwoord was tusschen ja en neen in en luidde, Och doe zoo als ge ’t beste vindt.
Welnu, zoo meenende zij zich schaamden voor mij min of meer, ’t welk kloppen zou met wat ge me zeidet,3 was ik in correspondentie niet druk en Pa ook niet, en zijn zijn brieven noch de mijnen betrekkelijk vertrouwelijk geweest. Dit entre nous alleen tot explicatie, niet om verder gevolgtrekkingen uit te maken. Tegenover de hand grijpen als iemand ons den vinger slechts reikt en zich indringen staat: de hand loslaten welke niet ten volle en gulweg ons zoude worden gereikt. of vrijwillig weggaan geheel daar waar men slechts geduld wordt.
 1v:3
Of ik me vergist heb al dan niet, qu’en sais je. Tusschen U en mij is een band welke bij volgehouden werk de tijd slechs versterken kan,4 en dat is de kunst, en heb ik wel hoop we après tout elkaar zullen blijven verstaan.
Ik ben bang dat ik tot U iets heb gezegd over het werk dat ik anders had moeten zeggen en heb een vaag gevoel van dat ik U met iets heb moeten hinderen wegens er bij uw heengaan toch iets scheen te zijn.
Ik hoop dit zich zal oplossen.
Betreffende het werk is dat wat in alles mij sedert ik er op attent ben geworden meer en meer begint duidelijk te worden, de magerheid der uitvoering. Die zoude me verontrusten indien ik het niet een natuurlijk gevolg vond (dat ik in ’t eerste werk van zeer veel mij sympathieke personen ook heb meenen te zien), een natuurlijk gevolg van de inspanning die men doen moet om de allereerste zwarigheden te overkomen. En, een terugblik slaande op de laatste jaren, die zeer vol moeite achter [me] zie. Welke moeite bezonken zijnde, er een andere periode van werken, hoop ik, komen zal.
 1r:4
Die fout is zoo doorloopend en de verandering er van zoo noodig dat we moeten zien zoodanige maatregelen te nemen dat we tot een tijd van kalmte komen. En dus daarop werken, anders blijft het zoo. Zoo als mijn werk is ben ik zelf ook en moet ge een beetje in consideratie nemen. Ik weet niet of gij al dan niet zoudt van meening zijn het beter is nu zoo iemand als b.v. Herkomer, Green of Small te gaan zien, dan wel te wachten tot en het werk en ik zelf wat tot kalmte zijn gekomen. Ik zou voor ’t laatstgenoemde zijn.5 ’t kan zich binnen in me misschien spoedig ophelderen maar nu zou ik liever niet direkt in de gecompliceerde Londensche affaires gaan laveeren. Betreffende een en ander wat ge me zeidet bij ’t heengaan, hoop ik ge niet vergeten zult een en ander betreffende mijn kleeding &c. ietwat overdreven is. Is ’t werkelijk zóó, welnu dan ben ik graag de eerste om fout te bekennen doch het komt me voor dat het een oud relletje was reeds, meer op gehaald van vroeger dan op recente observatie gegrond – tenzij als ik buiten in ’t veld ben of op ’t atelier.
 2r:5
Ge moet als ge me waarachtig helderheid in dezen geven wilt, niet brusqueeren. Dit jaar ben ik om zoo te zeggen geheel buiten alles geweest van conversatie.
En heb me ook niet gegeneerd, dat is waar, om kleeren.
Is het dat alleen, het is vooral nu ik het nieuwe pak van U heb niet zoo moeielijk te veranderen, niet waar.
Alleen ik wenschte van harte dat men me zulke zwakheden liever vergaf dan er over sprak.
Als ik er driftig over word is het omdat ik er al zooveel over gehoord heb; me nu eens goed, dan minder gekleed, en ’t een historie is als van den boer, zijn zoon en den ezel, waarvan de moraal dat men ’t moeielijk de menschen naar den zin kan maken, U bekend is.6
Van U werd ik er niet zoozeer driftig om dan dat het mij van U verwonderde omdat gij wel weet hoeveel verdriet ik er al over gehad heb, en dat het een relletje is geworden dat toch niet uit zal gaan, wat ik ook doe. Enfin. in elk geval, ik heb het nieuwe pak van U en dat oudere dat toch ook nog wel degelijk goed is, en dus is het voorloopig uit, niet waar, en niet meer er over.
 2v:6
Was ik maar wat verder zoo dat het makkelijker te verkoopen was, ik zou gedecideerd zeggen, wees gij de man die de zaken behandelt, ik wil met den verkoop niet te maken hebben en leef heel en al buiten dien kring.
Nu evenwel helaas kan ik zoo nog niet spreken en gij hebt daar geen schuld aan doch verzoek ik U in ons beider belang en ter wille van den vrede om geduld. Het spijt me vreesselijk dat ik U het leven moeielijk maak – misschien heldert het zich op – als ge echter wankelt, zeg het mij ronduit, dan zou ik liever alles opgeven dan U zwaarder last dan draagbaar is te laten drukken. Dan ga ik gedecideerd naar Londen direkt om n’importe wat te zoeken, al is het pakken dragen, en laat de kunst tot beter tijden, ten minste het een atelier hebben en het schilderen.
 2v:7
Als ik terugkijk in het verleden stuit ik steeds op dezelfde mij nog niet geheel opgehelderde fatale punten, welke zamenvallen in de maanden Augustus 1881 tot Februari 1882.7 Daarom noem ik onwillekeurig steeds dezelfde namen. Wat U scheen te verwonderen.
Beste broer, beschouw me niet als iets anders dan als een gewoon schilder die voor gewone bezwaren staat en meen niet er iets bijzonders gebeurt als er donkerheden zijn. Ik bedoel, stel U de toekomst noch zwart noch fel licht voor, ge zult beter doen met in ’t grijze te blijven gelooven.
Wat ik ook tracht te doen en me zelf in fout reken als ik daarvan afwijk.
Gegroet en

t. à t.
Vincent

Betreffende de vrouw zoo twijfel ik niet of ge zult in elk geval begrijpen ik niet brusqueeren zal van mijn kant.8

 2r:8
En dit wilde ik nog eens zeggen betreffende hoe ik over den verkoop denk. Ik geloof dat als wij doorwerken totdat, in plaats van dat men het de liefhebbers moet aanprijzen of expliceeren of er iets bij zeggen,
zij van zelf er zich toe getrokken gevoelen, dit het beste is. Althans wanneer het geweigerd wordt of niet bevalt moet men zich daar waardig en kalm in houden zooveel mogelijk. Ik vrees zoo dat mijn demarches als ik me presenteer meer schade dan voordeel doen en wenschte ik er van vrij was.
Het is mij zoo pijnlijk met de meesten te spreken, ik ben er niet bang voor doch weet ik een onaangename impressie maak. de mogelijkheid om dat te veranderen stuit wel eens af op kwesties dat het werk er onder lijden zou als men anders leefde. En houdt men ’t werk maar vol, schikt het zich later. Neem Mesdag, een waar mastodonte of hippopotamus, evenwel hij verkoopt zijn schilderijen. Ik ben nu zoo ver nog niet doch de persoon die ik noem begon ook laat9 en werkte zich op langs een eerlijken, mannelijken weg, wat er ook verder van hem zij. ’t Is geenszins uit luiheid ik dit of dat laat, veeleer om meer te kunnen werken en al wat het werk niet geheel direkt is, daar te laten.
 3r:9
Om nu nog even terug te komen op wat ge bij ’t heengaan zeidet: “ik begin meer en meer te denken als Pa”. Welnu dat zij zoo, gij zegt er waarheid mede en ik voor mij, ofschoon zoo als gezegd ik meen niet precies zoo te denken en te doen, respecteer dit karakter en weet er misschien een zwakke zijde aan doch ook een goede zijde. En als ik in aanmerking neem dat als Pa iets van kunst wist ik zonder twijfel gemakkelijker met hem zoude kunnen praten en meer het eens blijven, gesteld gij wordt als Pa plus uw kennis van kunst – best – ik geloof wij elkaar zullen blijven begrijpen.
Met Pa heb ik herhaaldelijk oneenigheden gehad doch nooit is de band geheel en al gebroken.
Nu dus, laat ons eenvoudig daarin de natuur zich laten ontwikkelen, gij zult worden wat ge worden zult, ik zal ook niet precies blijven zooals ik nu ben, laat ons niet elkaar verdenken van iets absurds en we zullen ’t wel blijven schipperen. En laat ons er over denken dat wij elkaar van jongs af kennen en duizend andere dingen ons tot elkaar brengen kunnen meer en meer.
Ik ben eenigzins bezorgd over wat U scheen te hinderen en betwijfel of ik precies weet waar het hem schort. of liever geloof het minder in een afzonderlijke, bepaalde zaak zijn oorzaak heeft dan in het bespeuren dat er punten zijn waarin onze karakters uiteenloopen en de een dit, de ander dat beter begrijpt. Als gij en ik er naar zoeken het eens te blijven is dit wenschelijk geloof ik.
Een ding – als ik U te lastig word – laat dan de vriendschap blijven, al kunt ge me minder helpen in ’t finantieele. Ik zal dan wel eens klagen – ik zit hier of daarover in den brand – doch zonder arriere pensee en meer om het eens uit te spreken dan dat ik van U eischen zou of verwachten dat gij alles kunt, wat ik immers niet doen zou kerel!
 3v:10
Het ligt mij op het hart dat ik dingen zeide die ik desnoods geheel terug zou willen nemen of ongezegd wenschte gelaten te hebben – of, gesteld gij gaaft toe er een kiem van waar was, niet anders dan als zéér overdreven zou willen beschouwd zien. Want weet het toch goed dat de doorloopende hoofdgedachte – die waarbij al ’t andere klein als niets wordt – is en blijven zal, hoe de toekomst ook zij, een gevoel van dankbaarheid jegens U. Verder dat als ik eens minder gelukkig was in de toekomst, ik dit in geen geval – zegge in GEEN GEVAL – begrijpt ge – ook niet dus als gij geheel uw hulp moest terug trekken – als Uw schuld zou beschouwen. Wat overbodig zou zijn te zeggen als ik niet me had uitgelaten meer door dat mijn zenuwen te sterk werkten dan dat in kalmte ik zoo denk dat gij in der tijd meer afdoend iets had moeten zeggen. Laat dat loopen, ge doet me pleizier als ge dat als ongezegd wilt beschouwen. Ik denk dat als dat bewuste teregt komt het van zelf door den tijd teregt komt als ik kalm ben doch in zenuwachtigheid wijt ik ’t nu aan dit, dan aan dat.
Zoo met meer, wat ik niet alles wil ophalen, ofschoon ik mij ook wat ik in zenuwachtigheid zeg later herinner en ook betrekkelijk er een kiem van kan aan zijn, doch alle beginsels loopen niet door en lijken in zenuwachtige spanning dikwijls meer dan ze zijn.
Van mijn kant, al was het dat bij het heengaan er iets scheen te zijn, zal ook niet er over doorgaan. Ik denk wel degelijk over wat ge zegt en schreef U reeds over kleeren dat ik zulks niet weiger en U volkomen gelijk geef – maar ook zonder ge zulks zeidet het zou weten – dat als ik ooit bij Herkomer of zoo kwam, er op uiterlijk gelet wordt. Verder, wat ge omtrent Pa zeidet – er was nu aanleiding aan Pa meer te schrijven dan anders en zult ge zelf den brief lezen. En zoo met alles.
om kort te gaan, als ik er toe kom een oordeel te vellen over personen, omstandigheden, kringen waar ik niet in verkeer, is het begrijpelijk ik niet raak spreek doch phantaiseer buiten de natuur om en de dingen zeer phantastisch zie, als tegen ’t licht in alles vreemd wordt. Gij die er digter bij zit begrijpt niet hoe ’t mogelijk is zij toch eenigermate zoo zich voordoen op een afstand van achteren gezien. En al was ’t dat ik alsdan glad verkeerd zoude zien, zoo zou wie er over nadacht misschien begrijpen dat gegeven deze en die gebeurtenissen ik moeielijk anders kan spreken. Waar de dingen in de war zijn gekomen is een korte periode en die korte periode KAN niet anders dan voortdurend een plaats in mijn gedachten innemen en houd ik ’t voor natuurlijk dat moment een reactie moet hebben nog in ’t vervolg, wegens personen, ook al ontwijken zij elkaar opzettelijk, toch fataal weer tegenover elkaar komen te staan in den loop der jaren.

top