1r:1
Beste broer.
Ik wenschte ge kondt inzien ik in verschillende dingen consequent moet zijn.
Ge weet wat een “erreur de point de vue” in ’t schilderen is, n.l. heel iets anders en veel ergers dan eene misteekening van dit of dat detail.
Een enkel punt beslist de meerdere of mindere helling, het meer regts of links zich developpeeren van de zijvlakken der voorwerpen door de heele compositie heen.
Nu, in het leven is er iets dergelijks.
Als ik zeg, ’k ben een arm schilder en sta voor jaren van strijd nog – in mijn dagelijksch leven moet ik ’t inrigten à peu près zòò als een boerenarbeider of een fabrieksarbeider het doet, dan is dat een vast punt waar veel dingen uit volgen, die men dus uit zijn verband rukt als men ze anders dan in ’t algemeen beschouwd. Er zijn schilders in andere omstandigheden die anders kunnen en moeten doen. Ieder moet beslissen voor zich zelf.
Als ik andere kansen, andere gegevens had en er geen dingen gebeurd waren van beslissenden aard, natuurlijk ik zoude er door geinfluenceerd zijn geworden in mijn doen en laten.1
Nu echter – en à plus forte raison – wegens ik, als er maar eenigzins kwestie zou kunnen zijn van het te beschouwen als mij iets aanmatigen waarop ik geen regt had, zelfs al had ik après tout het regt, maar wegens het opperen der kwestie alleen, ik van zelf me retireer van omgang met menschen die een zekeren stand ophouden, zelfs van mijn familie2 – zoo staan wij voor deze daadzaak, mijn vast voornemen om dood te zijn voor alles behalve mijn werk.3
 1v:2
Moeielijk is ’t me echter over die anders eenvoudige gewone zaken te spreken wegens ze in verband staan ongelukkigerwijs tot veel dieper dingen.
Niets is meer “angoisse” dan een zielstrijd tusschen pligt en liefde, beiden hoog opgevoerd.
Als ik U zeg, ik kies mijn pligt, weet gij er alles van.
Een enkel woord dat we er over spraken op den weg deed mij voelen daaromtrent in mij niets is veranderd, dat het is en blijft een wond waar ik over heen leef doch die in de diepte zit, en niet heelen kan, over jaren zal zijn wat ’t was den eersten dag.
Ik hoop dat gij begrijpt wat ik bij mij zelf voor strijd had nu pas.– Deze: Quoi qu’il en soit (naar dat quoi? niet vragende want ik heb het regt niet het te onderzoeken) – wil ik op mijn qui vive zijn eerlijk man te blijven en dubbel attent op pligt.
Haar heb ik nooit verdacht noch verdenk ik noch zal ik verdenken dat finantieele redenen haar motieven waren, anders dan eerlijk en billijk is. Zij ging zoo ver het raisonable was, anderen overdreven. Verder echter begrijpt gij ik niets presumeer omtrent liefde voor mij en wat wij zeiden op den weg blijft tusschen ons. Sedert zijn er dingen gebeurd die niet zouden geweest zijn als op een zeker moment ik niet gestaan had voor een gedecideerd neen, primo, en ten tweede voor een belofte dat ik niet in haar weg zoude komen.
 1v:3
In haar respecteerde ik een sentiment van pligt – haar heb ik nooit verdacht, zal ik nooit verdenken van iets laags. Voor mij zelf weet ik dit eene, dat primo ’t er op aankomt niet af te wijken van wat pligt is en men met pligt niet transigeeren mag.
Pligt is iets absoluuts. De gevolgen? wij zijn er niet voor verantwoordelijk. voor het initiatief van pligt doen of niet doen, ja. Ziehier het lijnregt tegenovergestelde aan den stelregel, het doel heiligt de middelen.–
En mijn eigen toekomst is een beker die niet voorbij kan gaan tenzij ik hem uit drink.4
Dus fiat voluntas.5
Gegroet – goede reis – schrijf spoedig – maar ge begrijpt hoe ik de toekomst opnemen zal, met sereniteit en zonder dat een trek in mijn gezigt spreekt van dien strijd in de allerdiepste diepte.–

t. à t.
Vincent

Gij begrijpt echter ik alles moet ontwijken wat me in verzoeking zou brengen te aarzelen en ik dus alles en allen vermijden moet wat me haar in herinnering zou brengen kunnen. Die gedachte heeft me trouwens ook dit jaar wel eens meer beslissend gemaakt dan ik anders zou zijn geweest en gij ziet dat ik zulks wel zóó kan doen dat niemand er ’t regte van begrijpt.

top