Dank voor Uw brief van gisteren en voor het ingeslotene. Gelukkig is ook het andere biljet gewisseld geworden tegen f. 23.1
Ik heb de meest verontrustende dingen zoodoende kunnen dempen, ofschoon niet alles want er moest veel af voor verf direkt, die ik intusschen had gehad.
Zeer verlangend ben ik te weten of gij weer zoo van plan zijt te doen als verl. jaar, eerst een paar dagen naar t’huis en dan direkt naar hier.2
Laat ons afspreken ge t’huis maar niet praat over bezwaren in de toekomst of weinig kans tot plaatsing van het werk.3 Althans niet direkt, laat ons eerst eens zamen praten en kijken wat er nog is.
Theo ik verlang vreesselijk om de aardappelwroeters te schilderen.4 Ik geloof dat het goed zou doen. En zelfs al werd het niet verkocht, het zou toch ons helpen om te vorderen, daar sommige personen soms veranderen als ze eens iets gezien hebben dat ze niet verwachten. Nu, ik heb een paar studies er voor reeds gemaakt maar ik heb er nog niet genoeg model voor kunnen nemen en ik zie kans ze nu direkt nog veel beter te maken als ik maar eens een beetje bij kas mogt blijven.
Het is nu net de tijd en daarom van vacantie nemen kan betrekkelijk niets inkomen want zoo goed en zoo kwaad als ik vorderen kan blijf ik aan den gang. Toch, Uw idee van doen zooals Weissenbruch is ook het mijne, maar letterlijk kan ik het niet uitvoeren omdat 14 dagen naar de polders gaan me meer zou kosten dan 14 dagen t’huis blijven en ik al niet weet hoe ik t’huis de eerste 14 dagen door zal scharrelen.5
Maar anders, zoo als ik U met een woord schreef reeds, ik zit toch veel in ’t groen te kijken en maak landschapstudies of marinestudies om eens afleiding te hebben van ’t figuur en bevind me daar goed bij.6
Maar het figuur roept me eigentlijk weer en wel zoo sterk dat ik tracht te doen wat de omstandigheden maar eenigzins toelaten.
Als ik grif kon doorzetten zoo zoude de herfst niet passeeren zonder dat de bewuste aardappelwroeters tot stand kwam.
Ik weet niet in hoever de studies die ik schilder met de teekeningen voldoende zullen zijn in de gegevenen maar quand bien meme zal ik zien er iets van te maken.
Model is niet heel makkelijk te krijgen tegenwoordig omdat er veel werk op ’t veld is en ik wou dat ik er wat meer aan geven kon want dan was het te overkomen. Enfin ik zal – nu is ’t me nog absoluut onmogelijk – maar zoodra ik het er met mogelijkheid kan afnemen, eens een paar kerels een heelen dag zien te krijgen buiten in ’t duin, voor de aardappelwroeters.
Dat zou de korte en bondige weg zijn en ik zal er mijn best op doen.
Ik hoop in de dagen die verloopen zullen tusschen nu en uw komst nog een en ander te schilderen.
Ik voel me nog niet in orde maar gelukkig animeert het werk mij zoo dat als ik bezig ben ik de zwakte zoo zeer niet voel, maar wel blijft het me in de tusschenpoozingen, als ik niet voor de natuur zit, overvallen. Een soort duizeling soms en hoofdpijn ook bij tijden, enfin het is wat verzwakking. Ik heb het al uitgesteld en uitgesteld om me wat te versterken, daar er dingen waren die voorgingen en dat heeft wat te lang geduurd.
Maar gij zult U wel kunnen begrijpen dat het werk er nog al op aan komt en juist omdat ik er al veel aan gedaan heb zou ik er niet af kunnen. Gij zult het wel zien als gij komt, dat het zaak is wij ferm doorzetten.
Ge zegt het wel teregt, dat wat ik U schreef over de finantieele zaken zorg geeft, maar er staat tegenover dat wij er niet verre van af kunnen zijn ’t een of ander te maken dat, al is het tegen betrekkelijk weinig, verkocht kan worden. Het werk wordt mij veel klaarder.
En als ik er over denk is het een kwestie van bespoedigen of vertragen alleen en dat wij later zelfs inhalen zullen, zelfs het verleden, maar het is een weergaasch doornigen, moeielijken, zorgvollen tijd waar we in zijn met dat al.
Als het me mogelijk was genoeg te krijgen om geheel en al voldoende verf en model te hebben dit saizoen, zoo zou er wel wat opklaren en veel ook geloof ik.
Enfin in elk geval is het erg best dat gij spoedig komt.
Een heel zware zorg is mij dezer dagen grootendeels van de schouders gevallen. Verl. jaar beproefde ik herhaaldelijk figuurstudies te schilderen.7 nu, ze werden toen zóó dat ik er desperaat over was. Ik heb het nu weer begonnen en ik heb nu niet iets wat me direkt hindert in de uitvoering meer, omdat ik veel gemakkelijker teeken dan verl. jaar. Toen raakte ik telkens in de war als ik mijn geteekende schets onder ’t schilderen kwijt raakte. en moest er lang op zitten om die schets te maken, zoo dat, als ik ’t model maar kort hebben kon, er absoluut niets van teregt kwam.
Maar ik heb er nu de grootst mogelijke maling aan als de teekening uitwisscht en maak ze
1r:4 alleen direkt met ’t penseel, en den vorm komt er toch genoeg in om van de studie nut te hebben. Daarom zeg ik dat ik nu mijn weg klaarder zie, ik weet wel dat ik veel studies zal noodig hebben doch die zullen mij niet moeielijker vallen dan ze te teekenen. en daarom dit jaar veel schilderen en we zullen wel licht krijgen. Dat hoop ik vast en zeker.
Zoo voor den winter heb ik het plan soortgelijke studies van koppen als ik U geteekenden een paar van stuurde,8 te schilderen. Ik zou dat zelfs direkt doen als het niet zaak was de figuurtjes op ’t land na te loopen terwijl ’t saizoen er is.
V.d. Weele is nu op reis gedurende de vacantie – ik hoorde hij heeft de zilveren medaille te Amsterdam voor zijn Schij van de zandopladers.9 Als hij terug komt in stad hoop ik wel nog veel aan hem te hebben omdat ik geloof dat die aardappelwroeters in zijn geest zullen vallen en hij me bij het uitvoeren van mijn plan er mee nog nuttige dingen zal kunnen zeggen. En Rappard ook als hij terug komt.–
De twee eerste figuren die ik nu dit jaar schilderde deed ik nog net als ik verl. jaar probeerde – eerst teekenen en dan den contour invullen.10 Dat is wat ik de drooge manier zou willen noemen. De andere manier is dat men eigentlijk de teekening ’t laatst doet en te werk gaat door eerst de toonen te zoeken zonder er zich veel over te bekommeren, over de teekening, alleen trachtende de toonen in eens ten naastenbij op hun plaats te zetten en langzamerhand den vorm te preciseeren en de onderverdeeling der kleurtjes. Dan krijgt men meer dat het figuur als door de lucht omgeven er op komt, en komt er iets zachters in. Terwijl de kleuren fijner worden juist omdat men er dikwijls over heen gaat en de eene kleur door de andere veegt. Ge zult, als de twee eersten die ik nu maakte in hun tegenwoordigen toestand blijven, ’t verschil wel zien. Er is een tentoonstelling van teekeningen, die verl. jaar in de Gothische zaal was, maar ik vind het nog al bijzonder dun dit maal en weinig er bij dat men van dezelfden niet reeds gezien had, en meestal beter.11 Er zijn een paar teekeningen van J. v. Berg12 die ik al mee van de besten vind van wat er is. Meestal is het zoo dat Schipperus13 en zulken al van de besten zijn.
Betreffende het maken van die aardappelwroeters, ik heb gedeeltelijk de wording gezien van het groote Schij van v. d. Weele nu pas, en bij Rappard al de studies voor de schilderijen die hij maakte verl. jaar. Zoo dat wat er zou komen kijken voor het definitieve schilderij ik wel zoo wat me vooruit kan voorstellen.
Als het me eenigzins mogelijk is zal ik nog vóór dat ge komt eens in het duin een paar studies maken er voor. n.l. met model naar die velden achter Loosduinen gaan, s’morgens vroeg of s’avonds tegen de schemering. Ik geloof dat het iets zou kunnen worden. De compositie van de teekening zou nog wel wat aan veranderd worden en vooral het effekt meer bestudeerd. toch zou ik het ongeveer zòò houden.
Ik geloof dat de figuren krachtig zouden moeten worden en al de rest in een lila achtig grijs waas. In de teekening vind ik de verdeeling van donkere vlakken en lichtere niet eenvoudig genoeg, de figuren gedeeltelijk licht en gedeeltelijk donker zijnde en de grond eveneens. Of de grond en de figuren moeten meer tot elkaar gebragt worden en een donker silhouet tegen een lichte lucht vormen – of lucht en grond moeten meer een grijs dampig geheel vormen waartegen de tooniger vlakken der figuren uitkomen.
Die beide effekten bestaan doch dat van de teekening is niet goed zoo als ’t nu is want het is te droog en te mager. en omdat de figuren met den grond te veel toonen gemeen hebben komen ze er niet af en de lucht hoort er niet bij.
Enfin de toon moet gansch anders worden maar de compositie kan betrekkelijk blijven.
Het is me een zekere rust te denken dat we elkaar eens spoedig zien zullen en eens zamen kijken hoe we ’t werk zullen voortzetten.
Voorloopig zal ik zien er nog wat bij te maken en met het oog daarop zou ik erg graag het geld van den tienden een paar dagen vroeger hebben als het kon. Dan zou ik nog voor gij komt willen trachten die
2v:6 studies in het duin te maken. Het kan er nu nog niet af daar ik zooveel heb moeten betalen.
Gij weet wat gij schreeft betreffende de mogelijkheid eener teleurstelling met de percenten van de zaak.14 Wel, ik hoop die catastrophe geen plaats zal hebben doch we moeten het beschouwen als zijnde een meevaller als het dan goed uitkomt en van den tijd dien we nog hebben geen snipper laten verloren gaan. Er is dan geloof ik kans tegen dien tijd het werk zoo ver te krijgen dat er wat mee te doen is maar het zal er op aan komen door te sabelen.
Het zou mij zeer verwonderen als ten langen laatsten sommigen niet begonnen terug te komen van gedachten dat ik iets absurds bedoelde of deed. Gij zult wel zien wat ik bedoel in de studies en, denk ik, U sommige onzer vroegere gesprekken over kunst wel herinneren. Wij moeten het hart maar trachten opgeruimd te houden en goed doorzetten. Wat mij dezer dagen een zekere mate van goeden moed geeft is dat ofschoon ik in verscheiden maanden niet schilderde, ik geloof dat er toch vooruitgang is in de geschilderde studies van verl. jaar en nu. ’t Geen komt omdat dingen van ’t teekenen en proportie meten die mij toen veel moeite kostten, nu betrekkelijk wegvallen en ik dus voor de natuur zittende, in plaats van als ’t ware om twee dingen te gelijk te denken te hebben, teekenen en schilderen, alleen aan het schilderen hoef te denken. Bij ’t opvoeren komt men wel weer in beiden te gelijk maar ook dat is anders.
Nu, ik zal dezer dagen leven op hoop van Uw komst. Als ik wat voorspoed mag hebben met het schilderen dan worden misschien de tijden wat makkelijker.
De 14 dagen tusschen nu en dat ge komt zullen echter niet heel makkelijk zijn om door te komen. Als het kan denk dan aan wat ik U vroeg van zoo mogelijk een paar dagen voor den tienden zelfs nog wat te ontvangen want dan zou ik zien die figuurstudies in ’t duin nog te maken vóór gij komt. à dieu en nogmaals dank voor Uw brief & voorspoed in alle opzigten U toegewenscht. en geloof me