1r:1
1Waarde Theo,
1*Tot mijn verrassing kwam gisteren nog een brief
2van U met ingesloten bankbiljet. Ik behoef U niet te zeggen ik er blij
3om was en regt hartelijk er U voor dank. Maar het biljet heeft men
4geweigerd te wisselen wegens te veel gescheurd te zijn. Ik heb
5er echter f_ 10 op gekregen en is ’t opgestuurd naar Parijs/
6wordt het aan de bank geweigerd zoo moet ik de f_ 10 waarvoor
7ik kwitantie teekenen moest retourneeren/ doch wordt ’t gewisseld
8aan de bank zoo krijg ik de rest later.1
9Wat gij schrijft in Uw brief omtrent dien strijd die men hebben
10kan over de kwestie of men aansprakelijk is voor de ongelukkige
11gevolgen eener goede daad – of men niet beter deed
12zoo te handelen dat men weet het niet goed is doch tevens men er toch
13zonder ongelukken mee uit zal komen – dien strijd/ ik
14ken hem ook wel_
15Als men het geweten volgt – ’t geweten is voor mij de
16allerhoogste rede – de rede in de rede –
17zoo komt men in verzoeking te denken men verkeerd of
18dwaas gehandeld heeft/ vooral raakt men van streek
19als meer oppervlakkige menschen er zich over vroolijk
20maken dat ze zoo veel wijzer zijn en er zoo veel beter
21komen. Ja het is dan soms moeielijk/ en als er
22toestanden komen waarin de moeielijkheden tot een
23springvloed stijgen/ kan men er toe komen spijt te
24hebben men is zoo als men is en wenschen minder
25conscientieus te zijn geweest_
26Ik hoop dat gij u van mij geen andere voorstelling
27maakt dan als hebbende ook voortdurend dienzelfden
28inwendigen strijd en dikwijls ook vermoeide hersens
29en als in veel gevallen ook niet wetende te
30beslissen over kwesties van of men beter of slechter deed
31met dit of dat.
32Terwijl ik aan ’t werk ben voel ik een onbepaald vertrouwen
33in de kunst en dat ik er komen zal/ maar in dagen
34van physieke oververmoeidheid of als er finantieele
35hinderpalen zijn voel ik dat geloof minder en overkomt
36me twijfel die ik tracht te overwinnen door dan maar
37weer direkt de handen uit den mouw te steken.
38En zoo is ’t ook met de vrouw en de kinderen. als ik
39bij hen ben en het kleine mannetje komt op handen en
40voeten naar me toe kruipen/ kraaijend van pleizier/ twijfel
41ik niet in ’t minst of ’t is in den haak.
 1v:2
42Al heel dikwijls heeft dat kind mij gecalmeerd_
43Als ik t’huis ben dan is hij van mij niet af te krijgen/
44zit ik te werken/ hij komt aan mijn jas trekken of
45werkt zich tegen mijn been op totdat ik hem op mijn
46schoot neem. Op het atelier kraait hij tegen alles/ zit
47uren stil te spelen met een stuk papier/ een
48eind touw of een oud penseel/ ’t is een kind dat bijna
49voortdurend vroolijk is/ als hij dat humeur volhoudt
50zijn leven lang dan zal hij knapper zijn dan ik.
51Nu/ wat zullen we zeggen over die kwesties
52van dat er tijden zijn dat men voelt er een
53zekere fataliteit is die ’t goede verkeerd/ ’t verkeerde
54goed doet uitkomen_ Ik geloof men het regt heeft
55die gedachten te beschouwen als voor een deel
56uitvloeisel van overspanning en als men
57ze heeft zich niet tot pligt moet stellen te meenen de
58dingen inderdaad zóó zwart zijn als men ze dan
59inziet maar/ omdat men als men er over zou gaan
60malen krankzinnig zou worden/ is het integendeel
61raisonable zich physiek te sterken alsdan/ en als dat
62 gebeurd is eens flink de handen uit den mouw te
63steken/ en helpt dat dan nog niet/ steeds toch
64die twee middelen te blijven volhouden
65en het als iets fataals te beschouwen als die melankolie
66blijft. Op den duur zal men dan in geestkracht
67toenemen en het leven volhouden_ Er blijven
68onpeilbaarheden/ er blijft sorrow2 of melankolie
69maar tegenover dat eeuwigdurende
70negatieve staat positief het werk dat men zoodoende
71toch gedaan krijgt. Als het leven zòò eenvoudig
72was en de dingen zoo in elkaar zaten als de
73geschiedenis van den braven Hendrik3 of een gewone/
74alledaagsche dominéspreek/ ’t zou zoo heel moeielijk niet zijn
75zich een weg te banen. Maar nu is dat eenmaal
76zoo niet en ze zijn tot in ’t oneindige gecompliceerder/
77en goed en kwaad komen op zich zelf even min voor
78als zwart en wit in de natuur.
79Nu moet men zorgen niet te vervallen in
80'opaque zwart – in bepaalde slechtheid – en nog  1v:3
81meer moet men ’t wit als van een gewitten
82muur vermijden/ dat de schijnheiligheid is
83en het eeuwige
84phariseeisme_ Wie de rede en vooral ’t geweten/
85de allerhoogste rede – de sublieme reden – moedig
86tracht te volgen en door te voeren eerlijk te zijn/
87hij zal moeielijk geheel en al verdwalen geloof ik/
88ofschoon men niet zonder fouten en hoofdstooten
89en zwakheden ’t er afbrengen zal en de volmaaktheid
90niet bereiken_ En er zal een diep
91gevoel van medelijden en van bonhomie door ontstaan
92geloof ik/ breeder dan dat afgepaste dat den dominés eigen
93is als specialiteit_
94Men moge zoodoende nog door de eene nog door
95de andere partij als iets beteekenend beschouwd worden
96en onder de mediocreteiten gerekend/ en zich zelf
97door en door niets anders dan een gewoon mensch
98onder de menschen voelen/ men zal komen met dat al
99tot een betrekkelijk vaste sereniteit in ’t eind.
100Men zal er toe komen zijn geweten tot een staat van ontwikkeling
101op te voeren zoo dat het de stem van een beter en hooger
102ik wordt die ’t gewone ik tot zijn knecht heeft_ En men
103zal niet in scepticisme of in ’t cynieke vervallen/ niet
104onder de rotte spotters hooren_
105Niet in eens. Ik vind het prachtig gezegd van
106Michelet en dat eene woord van M_ zegt al wat ik bedoel/
107“Socrate naquit un vrai satyre mais par le
108devouement/ le travail/ le renoncement des choses frivoles/
109il se changea si complètement qu’au dernier
110jour devant ses juges et devant sa mort il y avait
111en lui je ne sais quoi d’un dieu,
112'un rayon d’en haut dont s’illumina le Parthenon”.4
113Nu/ datzelfde verschijnsel ziet men in Jezus
114ook/ die eerst maar een gewoon werkman was
115en zich opwerkte tot iets anders/ wat het dan
116ook geweest zij/ eene persoonlijkheid zóó vol medelijden/
117liefde/ goedheid/ ernst/ dat men er nog door
118getrokken wordt. Een timmermansjongen word in veel gevallen een timmermans-
119baas/ kleingeestig/ droog/ gierig/ ijdel/ en wat er ook
120van Jezus zij/ hij heeft de dingen anders opgevat dan mijn
121vriend de timmerman van de werf hierachter/ die
122zich opgewerkt heeft tot huisjesmelker5 en toch heel wat
123pedanter is en meer over zich zelf maalt dan Jezus.
 1r:4
124Ik moet echter niet te veel in ’t afgetrokkene vervallen.
125Mijn plan is vooreerst te zien mijn krachten te vernieuwen
126en ik denk dat als die weer wat boven ’t laagwater-
127peil komen ik weer nieuwe gedachten voor het werk zal
128krijgen om mijn manier van doen een anderen kant dan
129dat drooge uit te sturen.
130Als gij komt zullen we hier nog eens over praten ook – ik
131geloof niet dat het een kwestie is van een paar dagen.
132In eenige dagen als ik wat eten naar binnen krijg/
133krachtiger dan den laatsten tijd/ zal ik wel mijn ergste
134malaise kwijt zijn denk ik doch het zit nog dieper
135dan dat en ik wou ik doorzetten kon tot ik eens overvloed
136van gezondheid en kracht had/ wat niet tot de onmogelijk-
137heden behoort om te bereiken bij veel buiten zijn en
138iets hebben waar men met lust aan werkt.
139Want het is eene daadzaak dat nu AL mijn
140werk TE MAGER EN TE DROOG is. Dat is me
141in den laatsten tijd zoo klaar als den dag geworden
142en ik twijfel niet in ’t minst of er is een
143algemeene/ grondige verandering noodig_ Het is
144mijn plan er U nog eens over te raadplegen/
145als gij het werk van dit jaar gezien zult hebben/ of gij het
146met me zoudt eens zijn omtrent een paar maatregelen/6
147en zijt ge het eens dan denk ik wij er wel in slagen
148zullen er boven op te komen. Wij zullen niet moeten
149twijfelen maar avoir la foi de charbonnier.7
150Ik mag lijden het biljet gewisseld wordt. Ik ben enorm
151blij dat gij het hebt gelapt om wat te sturen want ik geloof dat
152het me een ziekte coupeert. Ik zal het U schrijven hoe ’t met
153’t biljet afloopt. En als ge toch den eersten Aug_
154kondt zenden zou goed zijn. Ik geloof dat het altijd
155nog mogelijk is dat we bij ’t doorzien van het werk
156tot een ander plan komen voor ’t vervolg – wat/ weet
157ik nu ook niet – maar er moet ergens werk zijn
158dat toch gedaan moet worden en ik net zoo goed
159kan doen als een ander_ Als Londen wat digter bij was
160zoo zou ik althans het niet maar overlaten.
161Weet steeds goed dat het mij een enorm pleizier zou
162zijn als wij een artikel maken konden dat op ging_a
163ik zou dan minder strijd hebben over het geld van U dat
164gij zelf eigentlijk best gebruiken kondt.
165Nogmaals dank en gegroet.

166t. à t_
167Vincent


80 slechtheid – < slechtheid
112 Parthenon”. < Parthenon.
top