Back to site

360 To Theo van Gogh, The Hague, on or about Saturday, 7 July 1883.

metadata
No. 360 (Brieven 1990 362, Complete Letters 298)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: The Hague, on or about Saturday, 7 July 1883

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. no. b321 V/1962

Date
The letter comes after 358 of 2 July, because Vincent says he has ‘recently’ (l. 52) written to Theo about his plans to move; this was in letter 358. It also seems as if the second remittance is not too far away, given the plea: ‘See that you send me something soon, old chap, for I need it badly’ (l. 119). Moreover, Van Gogh writes that he has done some landscape studies ‘this week’ (l. 36). This wording suggests that he was writing at the end of the week. Partly because the following letter must date from on or about 11 July, we date the present letter on or about Saturday, 7 July 1883.

Ongoing topic
Van Rappard was taking the waters in Soden in Germany in July-August 1883 (354)

original text
 1r:1
Waarde Theo.
Als ’t u gaat zooals mij hebt ge wel eens een plotseling verlangen om dezen of gene dien ge in lang niet gezien hebt eens weer te gaan opscharrelen. Zoo ging het mij met de Bock en ik wou U eens schrijven over wat ik bij hem zag. omdat gij hem ook van vroeger zelfs beter dan ik kent.1 Het eerst wat ik bij hem zag in den gang was een groote schets – een enormen windmolen, geheel besneeuwd, bij een soort gracht of vaart.2 Half romantiek, half realistisch – een combinatie van stijl mij niet onsympathiek. Maar was nog lang niet af – maar energiek aangepakt en er was een mooi krachtig effekt in. Enfin iets dat men altijd met pleizier ziet en mij hindert ’t niet dat ’t niet af is – ik wou dat geval van hem wel op ’t atelier hebben hangen zoo als ’t is, om reden van dat het zoo spreekt. Een andere schets, die van ’t Schij van den Salon,3 vond ik ook mooi maar nog meer romantiek. Verder waren er een paar blonderea aangezette schilderijen, diverse aardige studies.
Den indruk dien ik van hem zelf kreeg was al zoo wat ’t zelfde van verl. jaar,4 misschien een schaduw positiever en serieuser. Eenige schetsen vond ik rijper en juister van toon & kleur dan verl. jaar en de gronden vaster. Maar m.i. nog steeds te veel vaag gelaten de relatieve proportie van de plannen en massas, ’t in ’t oog houden van welke proporties het echte is van Corot en Rousseau en Dias, Daubigny, Dupré. Die allen hebben dat met elkaar gemeen dat ze zeer oplettend zijn daaromtrent m.i.  1v:2 en ook de fonds zijn bij hen altijd expressief en niet zoo losgelaten.
Er zijn echter zeer kranige dingen in de Bocks werk en zoude men die met meer pleizier zien als het op zijn plaats staan van de dingen minder gedroomd was. Hij moest nog wat meer realist worden en zijn werk zou genialer zijn.
Ik kan me niet begrijpen hij niet wat meer varieert ook. om nu maar iets te noemen, ik heb van de week ook een paar landschapstudies gemaakt, ’t eene gisteren bij de Bock, een aardappelveld in ’t duin;5 den vorigen dag een plek onder de Kastanjeboomen;6 een ander, een terrein met hoopen steenkool.7 Nu is ’t betrekkelijk zelden ik er toe kom om landschap te teekenen maar zoo nu ik er toe kom heb ik direkt 3 zeer uiteenloopende motieven. Waarom doet hij, die bepaald landschap schilder is, dat niet veel, veel meer in plaats van dat ’t telkens zij een duin met een boompje en een beetje helm. Heel mooi op zich zelf maar er is zoo veel dat even mooi is en men zou meenen hem moest aantrekken.
Enfin dat is U ook wel bekend, nog eens, mijn impressie van hem is dat zeer zeker hij er niet op achteruitgegaan is.
 1v:3
Wel, ik schreef U laatst ik zoo er over gedacht had te verhuizen ter wille vooral van eens nog digter bij de zee te zijn.8 Ik heb met Bock gesproken over woningen te Schevening maar ik mag me wel doodstil houden met den huurprijs van mijn atelier hoog te noemen als ik vergelijk met de lasten waarop anderen zitten. b.v. ’t oude huis van Blommers staat te huur9 – huurprijs f. 400 en ik betaal f. 170 per jaar. Dan is ’t atelier niet grooter dan ’t mijne en wat doelmatigheid van huis betreft zou ik mij houden aan wat ik nu heb. De Bock zelf betaalt evenveel als Blommers. En klopt dit ook met wat ik verl. jaar hoorde omtrent gemiddelden huurprijs. Als er kwestie was van aan zee gaan wonen zou Scheveningen niet in de termen kunnen vallen en zou men meer achteraf moeten gaan, hoek v. Holland b.v. of Marken.10
Nu echter denk ik er over de Bock te vragen me een hoek van zijn zolder11 te willen afstaan voor pied à terre en dan daar mijn gereedschap neer te zetten zoo dat ik ’t niet hoef mee te sleepen. Als men moe daar komt (als men niet hoefde te werken direkt zou men die geringe vermoeienis niet tellen natuurlijk) gaat het werken soms slap en is de hand zoo vast niet. Men is net precies verhit en moe genoeg om er hinder van te hebben als men loopt en alles mee te sleepen heeft.
Dus dat pied à terre bij de Bock en wat meer de tram nemen zouden misschien voldoende zijn om toch wat van de zee en Scheveningen te maken, serieuser dan ik tot dusverre deed.
 1r:4
De Bock zou deze week bij me komen en we er nog eens over spreken. Hij denkt zelf over verhuizing en hij heeft gehuurd tot Mei en sprak er van zijn huis misschien eenige maanden toch leeg zou staan. We zullen zien. Hij vroeg zeer naar U en zeide ik ge dezen zomer wel eens bij hem zoudt komen waarschijnlijk.– Zijn groote Schij van Salon niet verkocht natuurlijk. Hoe vondt gij dat? Critiek was nog al uiteenloopend. Ik denk wel dat het gaan zal, van met een pied à terre bij hem dit najaar vooral veel op Schevening zijn. We zullen zien – maar ik verlang erg iets van ’t strand te maken.
Deze week een studie gemaakt van schuitentrekker en een turfdrager12 en ik zit steeds aan de aardappel wroeters.13 Ik hoop ik met Bock nu wat op en neer loopend zal kunnen blijven, misschien kon14 ’t ons allebei geen kwaad en konden we van elkaar iets leeren.
Hij heeft veel antieks bij gekocht en ’t ziet er heel aardig uit bij hem maar moet hem nog al veel gekost hebben stel ik me voor.15
Schrijft ge spoedig?– ik heb U zoo eens over Bock geschreven net als laatst over Rappard, dan hoort ge eens iets van de kennissen. Rappard is op reis, hij schreef me nog hij toch er toe gekomen was om de drukinkt te gebruiken zóó als ik ’t hem had gezegd en het op die manier – n.l. met terpentijn – veel beter ging.
Gij weet ik van mijn tegenwoordig atelier altijd heb gezegd het goed was, vooral na de verandering.16 Werkelijk als ik nu eens dacht aan verandering – veel liever schik ik ’t zoo dat ik niet hoef te verhuizen want bij anderen vergeleken heb ik het goed getroffen. Nu, iets dat men zelf heeft ingerigt is men ook aan gehecht en voelt er zich thuis.
Zie dat ge me spoedig weer wat stuurt kerel want ik zou het wel noodig hebben.
De Bock is ook in ’t lezen van Zola verzeild en had de Nabab van Daudet17 gelezen ook. Kent gij Germinie Lacerteux van Jules & Ed. de Goncourt. dat moet zeer goed zijn, in de manier van Zola. Ik ga ’t zien te krijgen.18
Ik heb zoo’n instrument besteld dat men fixateur noemt om buiten een fusain te kunnen fixeeren gaandeweg terwijl men werkt, dan kan men ’t wat hooger opvoeren. Ben er verlangend naar. Ik heb met Bock prachtige aardappellanden gevonden in de duinen achter den vuurtoren.19
Gegroet kerel, heb het goed en schrijf eens spoedig. adieu, met een handdruk.

t. à t.
Vincent

Ik ben verdiept geweest dezer dagen in een teek. van Regamey, voorstellende een diamantmijn.20 op ’t eerste aspect in niets onderscheiden van een van die oppervlakkige teekeningen waar de illustraties mee vol staan – men zou ’t haast overslaan – maar als men er even op kijkt wordt alles zóó mooi en zoo curieus dat men er geheel door ingepakt wordt. Regamey is knap.– dit blad is van Felix die dikwijls de Japaneezen maakt.21

translation
 1r:1
My dear Theo.
If you’re like me you sometimes have a sudden desire to look up someone you haven’t seen in a long time. This is what happened to me with De Bock, and I wanted to write to you about what I saw at his place. Because you also know him from the past, even better than I do.1 The first thing I saw there in the hall was a large sketch — an enormous windmill, entirely covered in snow, beside a kind of canal or waterway.2 Half romantic, half realistic — a combination of styles I find not unsympathetic. But it was far from finished — but energetically tackled, and there was a fine, forceful effect in it. Anyway, something that one always sees with pleasure, and it doesn’t bother me that it isn’t finished — I’d like to have that piece by him hanging in my studio just as it is, because it’s so expressive. Another sketch, that of the painting in the Salon,3 was also beautiful, I thought, but even more romantic. There were also a few paintings with blonder accents, various pleasing studies.
The impression I got of him himself was just about the same as last year, perhaps a shade more positive and more serious. I thought some sketches maturer and more correct in tone and colour than last year, and the grounds firmer. But in my view too much of the relative proportions of the planes and masses is still left vague; keeping an eye on this sort of proportion is the hallmark of Corot and Rousseau and Diaz,4 Daubigny, Dupré. What they all have in common, in my view, is that they pay careful attention to that,  1v:2 and with them the backgrounds are always expressive and not so disengaged.
There are very spirited things in De Bock’s work, though, and one would view it with more pleasure if the way things stand in their place was less visionary. He ought to be rather more of a realist and then his work would be more brilliant.
I also can’t understand why he doesn’t have some more variety. To give an example, this week I did a few landscape studies as well, one yesterday at De Bock’s, a potato field in the dunes;5 the day before a spot under the chestnut trees;6 another, a yard with heaps of coal.7 Now it’s relatively rare for me to get round to drawing landscape, but when I get round to it I immediately have 3 very different subjects. Why doesn’t he, a specialized landscape painter, do that much, much more instead of it always being a dune with a tree and a bit of marram grass? All very fine in itself, but there’s so much that is just as fine and ought to attract him, one would imagine.
Anyway, you know all about that, again my impression of him is that he has most certainly not gone downhill.  1v:3
Well, I wrote to you recently that I had been thinking about moving, mainly in order to be closer to the sea.8 I talked to Bock about houses in Scheveningen, but I must stop saying the rent for my studio is high when I compare it with the costs that others have; for instance, the house where Blommers used to live9 is to let — the rent is 400 guilders and I pay 170 guilders a year. Moreover, the studio is no bigger than mine, and as for the suitability of the house I would stick to what I have now. De Bock himself pays the same as Blommers. And this is in line with what I heard last year about average rents. If it was a question of going to live by the sea, Scheveningen wouldn’t be possible and one would have to go further away, Hook of Holland, say, or Marken.10
Now, though, I’m thinking of asking De Bock to let me have a corner of his attic11 as a pied-à-terre and then leaving my equipment there so that I don’t need to lug it around. If one arrives tired (if one didn’t need to work immediately that slight fatigue wouldn’t matter, of course), the work is sometimes weak and the hand is none too steady. One is just hot and tired enough to be bothered by it if one walks and has to lug everything around.
So that pied-à-terre at De Bock’s and taking the tram more often might perhaps be enough to be able to do something with the sea and Scheveningen after all, more seriously than I’ve done so far.  1r:4
De Bock is to come to my place this week and we’re to discuss it further. He’s thinking of moving himself and has rented until May, and said that his house might stand empty for several months after all. We’ll see. He asked after you warmly, and I said you’d probably visit him this summer. His big painting in the Salon not sold of course. What did you think of that? The reviews were rather mixed. I think it will work out, to be at Scheveningen often this autumn with a pied-à-terre at his place. We’ll see — but I yearn very much to do something with the beach.
Did a study this week of a barge puller and a peat carrier12 and I’m still working on the potato grubbers.13 I hope that, taking a turn now with Bock, I’ll be able to get on with him; it could14 do both of us no harm, and perhaps we can learn from each other.
He’s bought a lot of antiques and his place looks very attractive, but I imagine it must have cost him a great deal.15
Will you write soon? Now I’ve written to you about Bock as I did recently about Rappard, that way you hear something about our acquaintances. Rappard is travelling, still he wrote to me that he had got round after all to using printer’s ink as I told him, and that it worked much better that way, namely with turpentine.
You know that I’ve always said my present studio was good, especially after the alterations.16 Really, if I think now of changing — I would much rather arrange things so that I don’t need to move, because compared with others I’m very well off. Well, one is always attached to something one has furnished oneself and one feels at home there.
See that you send me something soon, old chap, for I need it badly.
De Bock has also taken to reading Zola and had read Le Nabab by Daudet17 as well. Do you know Germinie Lacerteux by Jules and E. de Goncourt? That’s supposed to be very good, in the manner of Zola. I’m going to get hold of it.18
I’ve ordered an instrument that’s known as a fixer which enables one to fix a charcoal drawing out of doors while one works, then one can work it up. Am looking forward to it. With Bock I’ve found splendid potato fields in the dunes behind the lighthouse.19
Regards, old chap, I wish you well, and write soon. Adieu, with a handshake.

Ever yours,
Vincent

Of late I’ve been absorbed in a drawing by Régamey of a diamond mine.20 At first sight it’s no different from one of those superficial drawings the illustrated magazines are full of — one is inclined to skip it — but if one looks at it for a moment everything becomes so beautiful and so curious that one is entirely won over. Régamey is clever. This print is by Félix, who often does the Japanese things.21
notes
1. In 1880 in Paris Theo was on friendly terms with Théophile de Bock. On 5 July 1880 Theo’s mother wrote to him: ‘Nice that until October you have a good friend in Mr de Bock and then Rappart’ (FR b2495).
2. This may be De Bock’s canvas Winter (present whereabouts unknown; auctioned on 10 March 1907 by Frederik Muller & Cie; 70 x 100 cm) or a related work. Ill. 2111 . Cf. Arnold Lighthart, ‘Vincent van Gogh & Théophile de Bock’, Jong Holland 6 (1990), no. 6, pp. 18-34, esp. 27-28.
3. A sketch after De Bock’s Un bac en Hollande (A ferryboat in Holland) (present whereabouts unknown), referred to later in the letter as ‘his large’ painting (it measures 140 x 210 cm) is illustrated in F.-G. Dumas, Catalogue illustré du Salon 1883. Paris 1883, p. 130, cat. no. 274. Ill. 2112 .
a. Probably means: ‘Lichter van kleur’ (lighter in colour).
4. This was in February (see letters 312 and 325).
5. This may be Potato field in the dunes (F 1037 / JH 390 ). Later in the letter Van Gogh specifies the location: by the lighthouse (l. 128).
6. This drawing of a chestnut tree is not known.
7. This drawing with coal heaps is not known.
8. Vincent wrote about thinking of moving to ‘the seashore’ in letter 358.
9. Bernardus Blommers formerly lived and worked at Spui 58. From July to November 1882 he stayed at Kanaalweg 31, before he and his family moved into the newly built ‘Villa Johanna’ at Van Stolkweg 17 in Scheveningen. It is impossible to say for sure which of the two buildings Van Gogh meant by ‘the house where Blommers used to live’. Cf. exhib. cat. The Hague 1990, p. 59.
10. Van Gogh had mentioned Marken before; in Harper’s New Monthly Magazine he read ‘a description of the island of Marken — it makes me want to go there’; see letter 358. Hoek van Holland lies c. 15 km south of The Hague.
11. De Bock had a studio at Van Stolkweg 20, now 22: see letter 212, n. 11.
12. These drawings of a barge puller and a peat carrier are not known.
13. Potato grubbers (F 1034 / JH 372 ).
14. It is possible that Van Gogh wrote ‘kan’ (can) instead of ‘kon’ (could).
15. De Bock, who was well off, built up a substantial collection of antiques. See Collection Théophile de Bock 1905.
16. The alterations to the studio had been made in February 1883 (letter 318).
17. For Daudet’s Nabab, see letter 292, n. 1.
18. Later it appears that Van Gogh has read the book Germinie Lacerteux. See letter 574, n. 5.
19. The Scheveningen lighthouse which came into service in 1875 and was located in the undulating dunes – it is depicted in Van Gogh’s drawing Fish-drying barn (F 938 / JH 152 ). See exhib. cat. The Hague 1990, pp. 60-61.
20. For Félix Régamey, The diamond diggers, South Africa , see letter 359, n. 36.
21. Van Gogh had several examples of wood engravings with Japanese subjects by Félix Régamey; see letter 325, n. 19.