In den laatsten tijd heb ik U wel dikwijls geschreven maar het draait zoozeer op ’t zelfde neer dat ik er eigentlijk geen vrede mee heb dat ik U niet wat amusanter schrijf. ’t zal wel weer eens komen – ik denk dat als ge weer eens op ’t atelier geweest zijn zult er meer stof zal wezen die animeerender is. Dat hoop ik ten minste & zou ’t geval zijn als gij sympathie hebt voor ’t geen onderhanden is & ge nu nog niet hebt gezien.
Ik zag deze week in Paris illustré eene mooie reproductie van een teek. van Ulysse Butin, la mise à l’eau. Visschers & vrouwen die een boot in zee duwen.1 Juist zag ik die terwijl ik onwillekeurig veel dacht aan Butin en aan Legros bij ’t zoeken naar iets wat toch weer een heel ander sujet is dan zij maken, n.l. die aardappelwroeters op de knieen liggende en werkende met korte rieken, waarover ik U laatst schreef dat ik er studies voor maakte.2 Ik heb er nu eene schets van op t’ezel met 4 figuren, 3 mannen & 1 vrouw.3 Ik wou er iets breeds en brutaals van silhouet en teekening in hebben. Ik zoek daar hoe langer hoe meer naar. Altijd weet ik nog dat ’t eerste schij dat ik van Butin heb gezien (een van zijn lateren) een sterken indruk op mij maakte. Het was dat wat hij later zelf geëtst heeft, la jetée heet het geloof ik, vrouwen die op den uitkijk staan naar vaartuigen die op een stormachtigen avond moeten binnenloopen.4 Dat was ’t eerste dat ik van hem zag en sedert dat van den Luxembourg5 en verscheiden anderen.
Ik vind hem zeer opregt en degelijk en geloof dat juist als hij schijnbaar er snel overheengeloopen is hij niet minder raisonable en juist in zijn teekening is gebleven après tout. Hij is een van die mannen die ik niet persoonlijk ken en toch, als ik iets van hem zie kan ik me voorstellen hoe hij ’t gemaakt heeft.
Vindt gij ’t schij van Blommers van den Salon niet mooi (November). ik zag ’t schij niet maar wel de reproductie,6 ik vind het net iets als of ’t van Butin was en meer passie en iets dramatisch er in dan B. gewoonlijk heeft.
Op dit oogenblik heb ik niet minder dan 7 of 8 stuks teekeningen onderhanden van 1 meter zoowat in afmeting,7 dat ik dus tot over de ooren in ’t werk zit zult ge U wel kunnen denken. Maar ik heb zoo’n hoop juist door dezen tijd van sjouwerij mijn hand wat vaardiger te maken. Zoo bijvoorbeeld begint den tegenzin die ik had om met houtskool te werken met den dag meer weg te gaan. Dat ligt ook daaraan dat ik er iets op gevonden heb om de houtskool te fixeeren en dan met iets anders, b.v. drukinkt, er over heen.8
Ziehier een krabbeltje van aardappelwroeters, maar ze zitten iets verder uiteen op de teekening.
Nu zoo terwijl ik U schrijf denk ik aan dien avond – ge herinnert ’t U misschien ofschoon ’t jaren geleden is – dat gij & ik zamen een avond doorbragten bij Mauve toen hij nog woonde bij de Kazerne en nog een photographie naar een teekening van hem kregen, een ploeg.–9 Weinig dacht ik toen ter tijde ik zelf zoude teekenen. Weinig dacht ik toen ter tijde ook dat er moeielijkheden zouden komen tusschen Mauve en mij.10
Ik blijf betrekkelijk me verwonderen dat ’t niet teregt komt, te meer omdat er eigentlijk als men ’t regt in den grond zou nagaan omtrent zoo goed als niets verschil van inzigten bestaat.
’t Is nu zóó lang geleden trouwens dat ik tegenwoordig mijn opgeruimdheid weer terug begin te krijgen wat het werk betreft en een vertrouwen dat het toch gaan zal. Ik heb dat al vroeger ook wel gehad ondanks alles maar men raakt toch van streek onwillekeurig & heeft een melankoliek gevoel als zulke personen het afkeuren of ’t geen men doet een slechten weg noemen.
Schrijft ge spoedig? Uw brief zal weer zeer welkom zijn als altijd. Wilt ge wel gelooven dat een figuur zoo van een voet grootte volstrekt niet gemakkelijker te teekenen is dan een kleiner. – Integendeel – het komt er alles veel meer op aan – en om het op die grootte toch naar proportie even krachtig te krijgen als kleine figuren is soms een erge sjouwerij. adieu kerel, heb goede dagen en doe maar goede zaken, met een handdruk.