a friend with an iron hand
and cool, imperious eye
with true feeling and keen sense
yet often curt and dry
Only in the last two stanzas is the identity of the ‘best friend’ revealed.
He makes me struggle, he gives me rest
earned in care or sweat;
he is my Burden, he is my Joy,
my Scourge and yet – my Friend.
For if I follow him, then around me
he brings peace and light,
and makes my heart so full, so free...
What is his name? – Duty.
(Een vriend met ijzren hand
en koel gebiedend oog;
met recht gevoel en kloek verstand,
doch vaak wel norsch en droog).
Hij baart mij strijd, hij geeft mij rust
in zorg of zweet verdiend;
hij is mijn Last, hij is mijn Lust,
mijn Plaag en toch – mijn Vriend.
Want volg ik hem, dan rondom mij
schept hij mij vrede en licht,
en stemt mij ’t hart zoo ruim, zoo vrij…
Hoe is zijn naam? – De Plicht.)
See De Génestet 1869, vol. 2, pp. 206-207.