Back to site

345 To Anthon van Rappard. The Hague, on or about Monday, 21 May 1883.

metadata
No. 345 (Brieven 1990 347, Complete Letters R35)
From: Vincent van Gogh
To: Anthon van Rappard
Date: The Hague, on or about Monday, 21 May 1883

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. nos. b8367 a-b V/2006

Date
Van Gogh writes his reply to Van Rappard’s postcard, which he found on ‘Coming home just now’ (l. 1*), on the same day as his visit to Van Rappard in Utrecht. Indeed, he has seen him ‘today’ (l. 57). This means that the letter dates from on or about Monday, 21 May 1883.

Arrangement
In previous editions – with the exception of the earliest edition of the letters to Van Rappard (Letters to Van Rappard1936) – the end of the letter, ll. 114 ff., was added to letter 341. But the result of this is that there is barely any connection between the letter and the supposed addition. On the grounds of content, therefore, we follow the 1936 edition (where, incidentally, the letter was wrongly dated December 1882). First, the remark about the importance of reading and literature is in line with the letter. Second, Van Gogh proposes to Van Rappard that he should return the prints that he has in duplicate ‘together with the others’ (ll. 131-132). This last phrase implies that one consignment has already been sent, and, logically, one of the prints in question must be A miners’ strike by Roll, which had been discussed during the visit and which Van Gogh had forgotten to take with him (l. 80). This also explains the mention of Van der Weele in the postscript, since Van Gogh mentions him in l. 81 as well.

Ongoing topic
Van Gogh’s visit to Van Rappard’s studio (344)

original text
 1r:1
Amice Rappard,
Zooeven t’huis komende vind ik Uw briefkaart die even na mijn vertrek dezen morgen bezorgd werd – zie daaruit dat ge behalve uw model heden middag ook voor s’morgens eene afspraak had. En spijt het me ge me dit niet gezegd hebt – we hadden desnoods zamen er kunnen heengaan.– Anders – ’t pleizier Uw werk gezien te hebben is voor mij geen kleinigheid en als het is dat ik U niet al te zeer gedwarsboomd heb in Uw plannen, verheug ik me U bezocht te hebben. Het was mijn schuld echter niet want ik had Uw briefkaart niet gekregen, en vind ze eerst nu.
Uw werk, nog eens, ik vind het best – de schets vooral van de spinster1 ook best, hoor – ’t is het echte. Ik wou wel ge van tegelschilders2 ook een fusain hadt, geef U dit in bedenking om die nog te maken. Waarom – omdat soortgelijke composities zeer zeker geschilderd ook goed doen, in dien toestand in sommige opzigten ook meer waar en hooger opgevoerd zijn.
 1v:2
Doch ’t Black & White of Licht & Bruin er van op zich zelf verkrijgt weer een eigenaardig charme en staat weer op zich zelf – zich tevens prêteerende tot eventueele reproductie, phot. van tegelschilders moeten wel mislukken naar ’t schij om reden van ’t blaauw dat wit overkomt.
De koppen (studies) van de blindemannen vind ik uitmuntend.3 Vindt ge goed we ’t min of meer decideeren bij dezen elkaar vóór ’t eind van ’t loopende jaar weerkeerig nog eens te bezoeken?
Zie hier passage uit Dickens welke ik vind met veel expressie zegt wat er in een figuurschilder omgaat gedurende ’t bewerken eener compositie.

“I was occupied with this Story during many workinghours of two years. I must have been very ill employed, if I could not leave its merits & demerits as a whole to express themselves – on its being read as a whole. But, as it is not unreasonable to suppose that I may have held its various threads with a more continuous attention than any one else can have given to them during its desultory publication, it is not unreasonable to ask that the weaving may be looked at in its complete state, and with the pattern finished”.–
Preface Little Dorrit4

 1v:3
Ziedaar, amice, wel mooi uitgedrukt hoe een figuurschilder verdient beschouwd te worden – in zijn geheel.
als zoodanig heb ik U heden gezien & is mijn sympathie voor U er door bevestigd.
Blijf gij me van Uw kant ook in ’t geheel beschouwen, wat veel anderen niet doen.
Wat ik ook heel best vind is dat op Uw atelier men boeken ziet, Hugo, Zola, Dickens – figuurschilder boeken. Zal U zenden ter lezing Erckmann Chatrian, Hist. d’un paysan.5
De Fransche revolutie – dat is ’t centrum – de constitutie van 1789 ’t modern evangelie, niet minder subliem dan dat van anno 1.6
En hoe men figuurschilder kan zijn en daar niet iets van voelen begrijp ik me niet – en vind iets leegs op zoodanige figuurschilderateliers als waar de moderne geschriften ontbreken. En is dat geloof ik Uw impressie ook.
 1r:4
Weet ge wat ik niet heb medegenomen, de Grève de Charbonniers van Roll7 die ge geloof ik dubbel hebt. Ik voor mij heb ze doch ’t zou voor v.d. Weele zijn – die, entre nous soit dit, m.i. ’t hoog noodig heeft wat buitenlandsche composities te zien en geloof ik ietwat gebukt gaat onder hollandsche prejugés – ofschoon in zijn groote schij8 hij zich daaraan ontworstelt.
Betreffende drukinkt wou ’k nog zeggen, plas en smeer er eens mee – als ’t ware in ’t wilde en uit Uw hoofd – op een stuk papier of oude studie, enkel om ’t effekt. Maar mild – met terpentijn – ge zult dan er geloof ik nog dingen in zien die ge te pas zult brengen.– Uw studie waar ik voor poseerde,9 toen ze goed droog was, deed zeer goed doch zou nog beter geworden zijn op preparatie met fusain geloof ik. En wasch eens met een penseel met water in een krabbeling met lith. krijt. Met de drukinkt zult ge als ge de moeite nemen wilt zeker dingen die heel nuttig & praktisch zijn vinden – waarschijnlijk meer & betere dan ik tot heden vond.–
Wat zijn die illustraties L’Hermitte, Perret,10 Bastien Lepage die ge hebt, mooi! Als ’k U was zou ik nog meer van die mooie koppen maken als de blindemannen.– Ik zal ’t ook eens met een fijner potlood probeeren – – adieu – met een handdruk.–

t. à t.
Vincent

Betreffende schrijvers, gelooft ge ook niet dat eerst dan men schrijvers als Dickens, Balzac, Hugo, Zola kent als men ze in zijn geheel min of meer overzien kan. Michelet en Erckmann Chatrian vind ik ook zulken.

 2r:5
Het wil er bij mij niet in dat een schilder niets anders zou mogen of moeten doen dan alleen schilderen. Ik bedoel dat terwijl velen bijvoorbeeld het lezen van boeken of zoo beschouwen als iets dat zij tijdverlies zouden noemen, het mij integendeel voorkomt dat – wel verre van minder of slechter er door te werken als men zich ook op ander gebied dat er evenwel zoo direkt mee in verband staat tracht te ontwikkelen – men er eer meer en beter door gaat werken – en het althans eene zaak is van belang en van veel invloed op het werk van welk standpunt uit men de dingen beschouwd en welke opvatting men hebbe van het leven.
Hoe meer men lief heeft hoe meer men handelen zal geloof ik, want liefde die enkel een gevoel zou wezen die zou ’k niet eens onder de liefde willen rekenen.
Ik hoop nu maar dat deze zending houtgravures naar Uw genoegen zijn zal. Wat ge er reeds van hebben mogt retourneer dat met de anderen bij gelegenheid, dan geef ik het aan v.d. Weele. Ik heb ze zoo naauwkeurig mogelijk uitgezocht – en dit is voor zoover ik nagaan kan al wat er dubbel is. Eenige franschen zijn er ook nog bij.–
Voor de rest kunnen we nog verifieeren als gij vroeger of later komt.
Dan hebt ge zeker nog heel wat te zien van bladen die ik helaas niet dubbel heb.
Geluk er mee – en schrijf eens spoedig weer.

translation
 1r:1
My dear friend Rappard,
Coming home just now I found your postcard, which was delivered this morning soon after I left — I see that, apart from your model this afternoon, you also had an appointment for this morning. And I’m sorry you didn’t tell me this — we could have gone there together if need be. For the rest, the pleasure of having seen your work is no small thing for me and I’m pleased to have visited you, if I haven’t upset your plans too much. It wasn’t my fault, though, for I hadn’t yet received your postcard, and have only just found it.
Your work, again, I think it very good — above all the sketch of the woman spinning,1 also very good — it’s the real thing. I wish you had a charcoal drawing of Tile painters2 as well, I suggest you consider doing one. Why? — because compositions like that most certainly also work well when painted, and are truer and raised to a higher level in some respects in that state.  1v:2
Yet the Black and White or Light and Shade of it acquires a peculiar charm in itself and stands by itself — lending itself at the same time to possible reproduction, photos of Tile painters are bound to fail compared with the painting because of the blue coming out as white.
The heads (studies) of the blind men seem outstanding to me.3 Do you agree that we hereby more or less resolve to visit each other again, turn and turn about, before the end of the current year?
Here’s a passage from Dickens which I think says very expressively what a figure painter feels while working on a composition.

‘I was occupied with this Story during many workinghours of two years. I must have been very ill employed, if I could not leave its merits and demerits as a whole to express themselves — on its being read as a whole. But, as it isn’t unreasonable to suppose that I may have held its various threads with a more continuous attention than any one else can have given to them during its desultory publication, it isn’t unreasonable to ask that the weaving may be looked at in its complete state, and with the pattern finished.’
Preface Little Dorrit.4

 1v:3
Here you see, my dear friend, beautifully expressed, how a figure painter deserves to be regarded — as a whole.
Today I saw you in that way, and it has confirmed my sympathy for you.
For your part, continue to regard me as a whole too, which many others do not.
What I also think very good is that one sees books in your studio, Hugo, Zola, Dickens – figure painter books. Will send you Erckmann-Chatrian, Histoire d’un paysan to read.5
The French Revolution — that is the centre — the constitution of 1789 the modern gospel, no less sublime than that of Year 1.6
And how one can be a figure painter and not feel anything of that I cannot understand — and find something empty in the studios of those kinds of figure painters if the modern writings are absent. And I believe that’s your impression too.  1r:4
Do you know what I didn’t take? The miners’ strike by Roll,7 which I believe you have in duplicate. I have it myself but it was meant for Van der Weele, who, between you and me, badly needs to see some foreign compositions in my view, and is I think somewhat weighed down by Dutch prejudices — although in his large painting8 he wrests free of them.
As for printer’s ink, I wanted to say, try splashing and smearing with it — at random and from the imagination as it were — on a piece of paper or an old study, just for the effect. But gently — with turpentine — then I believe you’ll see things in it that will prove useful. Your study for which I posed9 looked very good when it was properly dry, but I believe it would have been even better if it had been prepared with charcoal. And try washing with a brush and water in a scratch done with lithographic crayon. If you take the trouble, you’ll certainly find things that are very useful and practical with the printer’s ink — probably more and better than I’ve found so far.
How beautiful those illustrations are by Lhermitte, Perret,10 Bastien-Lepage that you have! If I were you I’d do even more of those fine heads like the blind men. I’ll also try it out with a finer pencil — — adieu — with a handshake.

Ever yours,
Vincent

As to writers, don’t you agree that one doesn’t know writers like Dickens, Balzac, Hugo, Zola until one has more or less full knowledge of their work? I think that the same applies to Michelet and Erckmann-Chatrian too.

 2r:5
I refuse to accept that a painter may or must do nothing but paint. I mean that while many regard, for instance, reading books or something else as what they’d call a waste of time, it seems to me on the contrary that — far from working less or less well if one attempts to learn about another area that’s nonetheless directly related — one works more and better as a result — and at any rate the point of view from which one sees things and one’s approach to life is a matter of importance and a great influence on the work.
The more one loves, the more one will act, I believe, for love that is only a feeling I wouldn’t even consider to be love.
Well, I hope this consignment of wood engravings will be to your taste. Return the ones you already have together with the others when it’s convenient, then I’ll give them to Van der Weele. I’ve sorted them out as carefully as possible — and as far as I can make out these are all the duplicates. There are a few French ones among them too.
We can check the rest when you come, sooner or later.
Then you’ll certainly have a lot more prints to look at which, sadly, I don’t have in duplicate.
Enjoy them — and write again soon.
notes
1. For Van Rappard’s Old woman at the spinning wheel , see letter 344, n. 4
2. For Van Rappard’s Tile painters , see letters 331, n. 14 and 344, n. 7.
3. In the autumn of 1882 Van Rappard had done some studies at the Institute for the Blind in Utrecht. See e.g. Van Rappard’s drawing Head of a blind old man (Amsterdam, Rijksprentenkabinet). Ill. 2100 . Cf. exhib. cat. Amsterdam 1974, pp. 79-80, cat. nos. 83-89.
4. The excerpt comes from the ‘Preface’ to Charles Dickens, Little Dorrit. Van Gogh knew the version in the Library Edition (1859) or the Cheap Edition (1861 and 1865). There the opening sentence reads ‘I was’, whereas other editions have ‘I have been’. See Dickens 1979, p. lxi. The emphasis on continuous attention is Van Gogh’s own. The word ‘complete’ (l. 51) is ‘completed’ in the original.
5. Erckmann-Chatrian, Histoire d’un paysan (1868) is a four-volume work about the French Revolution and the period afterwards (1789-1815) seen through the eyes of the Alsace peasant Michel Bastien. In 1789 the Declaration of the Rights of Man was drawn up and four years later the Constitution was adopted. The significance of this is explored in Histoire d’un paysan. Van Gogh had a copy of Histoire d’un paysan – 1789 – Les états géneraux – par Erckmann-Chatrian. Illustrée par Théophile Schuler – Gravures par Pannemaker. L’histoire de la Révolution, racontée par un paysan. Paris, Bibliothèque populaire d’éducation et de récréation. J. Hetzel et Cie, 18 Rue Jacob, 1869. He did indeed give it to Van Rappard, one of whose descendants owns this copy with the name ‘Vincent’ inscribed at the front.
6. By the gospel ‘of Year 1’ Van Gogh means the biblical gospel. The fact that he gives the number so explicitly has to do with the renumbering of the years in France after the Revolution. The subtitle of one of the editions of Histoire d’un paysan is L’an I de la République (Paris 1869). Van Gogh may have borrowed the comparison of the gospel to the French Constitution from Carlyle or Michelet. See Sund 1992, pp. 260-261 (nn. 89-92).
7. For Roll’s A miners’ strike , see letter 263, n. 5.
8. This is Van der Weele’s A misty morning, see letter 327, n. 1.
9. A study by Van Rappard for which Van Gogh posed is not known. Heenk has suggested that the portrait of Van Rappard that Van Gogh drew was done at this time (Van Rappard F 1297r / JH 491). See cat. Amsterdam 1997, p. 107.
10. This is probably Aimé Perret, since subjects recur in his work that are related to those in the work of Léon Augustin Lhermitte and Jules Bastien-Lepage (such as farm labourers, peasants, etc.); for example, Le semeur (The sower) (1881), which was shown at the Salon of 1881 and illustrated in La Vie Moderne 3 (1 October 1881), p. 633.