Zooeven kom ik terug uit Utrecht van mijn bezoek bij Rappard & vind ik Uw brief gelukkig. Dank voor Uw schrijven zoowel als voor het ingeslotene. Ben blij ge wat geniet dezer dagen. le Paradou – zal echt geweest zijn.1 Ja ik zou er niets op tegen hebben zoo iets eens te probeeren. en gijlieden zoudt goede modellen zijn, daar twijfel ik niet aan. Toch, ik zie nog liever spitters en vind het buiten ’t Paradijs, n.l. daar waar men meer denkt aan het strengere “ge zult uw brood eten in ’t zweet uws aanschijns”,2 mooier.
Maar ik vind dat ’t een door oppositie met ’t ander juist mooier wordt. Ik zie uit uw brief gij U eenigzins ongerust maaktet over wat ik U schreef betreffende de vrouw3 – ’t heeft ook nu weer zich geredresseerd & zal er hoop ik een tijd komen dat alles nog veel beter gaat.– Als gij komt zal ik U beter kunnen zeggen dan dat ik ’t zou kunnen schrijven waar ik soms bezorgd over ben. Nog eens, de grondige waarachtige genezing naar ziel zoowel als naar ligchaam van de vrouw van mij is een werk van jaren.
1v:2 Ge hoeft er U dus niet direkt over ongerust te maken als was er iets buitengewoons, als ik er U eens wat bezorgd over schrijf, het kan niet anders. Maar vooral, spreek er niet over tegen anderen. In ’t algemeen gaat het met haar zeer goed en vordert zij maar bij tijden heb ik wel zorg, ondanks dat ik niets van wat mij wedervaart buitengewoon vind. Enfin we praten er nog wel eens over. Vooral, denk geen kwaad van haar – er zijn weergaasch goede dingen in haar karakter die als ’t wat meeloopt nog de zorg wel waard zijn.
Nu, over mijn bezoek bij Rappard – ’k ben erg blij er geweest te zijn. We zullen weerkeerig wel meer naar elkaar toe gaan nu. Een schij van hem, eene spinster, & vooral de even groote schets er voor vond ik zeer serieus en waarachtig sympathiek.4
Verder fusains – een van eene zaal in een blinden inrigting,5 een van een soort Smidse, met importante figuren – heel best.–6
Een tweede schij voorstellende tegelschilders was in Amsterdam, doch zag er de studies voor en schetsen.7
Ook bevestigde zich mijn impressie omtrent zekere goede wijzigingen in zijn manier van denken.
Ik heb wel hoop wij van jaar tot jaar meer vrienden worden zullen en meer & meer aan elkaar hebben bij ’t werk.
Hij had eene kleine aquarel van een dorpskerkhof die ik uitmuntend vond van sentiment, zeer oorspronkelijk.8
Als gij kent den belgischen schilder Meunier – daar deden sommige dingen in zijn werk me aan denken. Nu, wij hebben bij deze wederzijdsche bezoeken veel over nieuwe & verdere plannen gesproken.
Ik denk er sterk over ook een paar groote fusains met figuren op touw te zetten.
Maar Theo, er zijn veel verschottena bij het werk en in veel opzigten kan ik me niet zoo makkelijk bewegen als ’k wel raadzaam zou achten. Het huishouden kost me natuurlijk ook wat, niet waar, men heeft toch eten en kleeren noodig, het atelier kost ook van huur. Maar enfin. ’t heeft me opgemonterd dat Rappard b.v. in verscheiden dingen die ik maakte pleizier had en juist nu ik zie hoe zijn eigen werk is ben ik er te meer blij om sommige dingen van mij hem sympathiek waren.
Mijn angst is altijd niet genoeg te werken, ik geloof dat ik het nog zoo veel mooier kan en daar jaag ik naar soms met een zekere woede.
En ik zie ’t in Rappard op nieuw hoe men er wel bij vaart goed spul te gebruiken, veel modellen te nemen &c.
Het atelier van R. is heel goed en ziet er gezellig uit.9
Ik zou wel willen dat gij mijn oude studies kondt meebrengen als gij kwaamt. ’k Geloof gij uit alles bij elkaar eene andere keus zoudt kunnen doen en bij gelegenheid van Uw komst wou ik wij ’t geen gij misschien zoudt willen hebben uitzochten zòò dat het een soort geheel vormde.
Ik weet zelf niet in hoever sommige studies genoeg af zijn om in de termen te vallen ergens anders dan op mijn atelier bewaard te worden.
Enfin maar ik ben vol plannen terug gekomen van Rappard en vol hoop, juist omdat ik bij hem reeds zie vruchten van de studies, n.l. combinaties van verschillende figuren in meer importante composities. Dat heb ik ook nog tewachten. Maar dat heeft zijn tijd noodig en intusschen moet men steeds nieuwe studies maken blijven naar ’t model. Er bezinken dan goede dingen uit. Het beste van onze heele schikking is dat de studies bijeen blijven, ’t zij bij U ’t zij bij mij – laat ons maar moed houden en doorsjouwen. Morgenochtend vroeg ga ik uit met v.d. Weele. adieu kerel, nogmaals dank & ’t beste U toegewenscht. Zou Uw vrouw pleizier in teekeningen hebben? Ik zal wel eens iets voor haar vinden misschien.