Met een enkel woord wilde ik U mededeelen dat Rappard bij me is geweest en ik van hem f. 25 heb geleend, met belofte van teruggave in ’t najaar. Erg blij was ik met zijn bezoek – hij kwam s’morgens, bleef tot laatsten trein s’avonds & waren we den heelen dag aan ’t kijken van een & ander en heeft hij nog een schets gemaakt met de drukinkt en terpentijn om het eens te probeeren. Nu ga ik morgen naar hem toe om zijn werk te zien en zijn atelier.
’t Was een regt gezelligen dag – hij was nog al veranderd & in zijn voorkomen & in zijn manier van doen – ik voor mij vind hem zòò veel beter dan vroeger. Hij is breeder geworden in zijn schouders en mij dunkt in zijn opvatting van veel zaken ook.
Nu, ’t geld van hem heeft mij aan veel dingen geholpen die ik noodig had, het was hard noodig.–
Ik heb er o.a. groote schetsblokken voor buiten van laten maken.
Ik moest er geld afnemen voor een broek echter en ik heb morgen reiskosten Utrecht. Maar het helpt toch.
Verder werd ik verrast door een zeer kort bezoek van Pa. Noch hij noch ik spraken over het nieuws van U betreffende de vrouw. Pa dacht waarschijnlijk ik ’t nog niet wist & ik hield me aan afspraak met U.1
Pa had geloof ik nog al schik in de werkmansfiguren die onder handen zijn.
Bij de blokken die ik van ’t geld van R. liet maken is er ook een voor aquarellen.–
ik heb daar reeds dadelijk weer eens mee geprobeerd, eene hut in de duinen met een kruiwagen &c. op den voorgrond, een figuurtje van een spitter op den achtergrond.2
Och Theo, het aquarelleeren zal ik wel vatten den eenen keer of den anderen.
Dezer dagen of liever weken heb ik heel prettig gezelschap gehad buiten aan een jong landmeter3 die zoo wat scharrelde met teekenen. Hij liet mij eens teekeningen zien die ik slecht vond en hem zeide waarom ik ze slecht vond. Ik had gedacht natuurlijk daarna nooit meer van hem iets te zullen hooren – doch op een goeden dag spreekt hij me er weer over aan, hij had tijd nu en mogt hij eens mee naar buiten gaan. Wel Theo, die kerel heeft het landschapteekenen zòò gevat dat hij tegenwoordig waarachtig alleraardigste schetsen uit weiland en bosch en duin meebrengt. Hij moet echter nog een examen doen in October en zijn vader4 wil niet hij er zoo druk aan doet. Maar juist met zijn landmetersvak kan hij het teekenen heel best vereenigen m.i.
’t Is zoo’n slag van jongen als Rappard toen we hem voor ’t eerst leerden kennen. ’t geen hij maakte voor ik hem kende waren horrible geknoeide schilderijtjes, afschuwelijk meestal. Ik heb begonnen met hem te zeggen dat hij eerst alleen teekenen moest een tijd – ik heb hem veel dingen moeten laten teekenen waar hij geen pleizier in had maar hij heeft mij daarin vertrouwd. Nu, van morgen vroeg hij of hij niet eens weer zou kunnen probeeren met schilderen en dat ging nu zeer goed
1r:4 en heeft hij al zijn oude dingen afgeschrapt.
Ben naar brief van U verlangend.– gij moet van Rappard veel groeten hebben. Gaat het U goed en gaat het Uw patient goed. Pa zei wel ge ook hun geschreven had van komen dezen zomer. Hoe ik daarnaar verlang kan ik U moeielijk zeggen.
Zag in geill. catalogus Salon la moisson van L’Hermitte, dat ziet er mooi uit, wat zit het echte van ’t werk en van het boerenfiguur er in.5
Nu à dieu, ik hoop uw brief spoedig komt want ik heb ’t weer noodig. Ik zag Arnold in stad met iemand anders, misschien Trip6 – zij liepen met Mauve. Maar zag hen heel in de verte. Daar Mauve in ’t midden liep dacht ik aan le Xst entre deux larrons,7 of had de groep, als silhouet in toon tegen een muur met zon, iets van iemand die door twee gendarmen wordt opgebragt. Enfin dat zijn zoo van die imaginaties, things as they might be seen.8 Heb het goed kerel, met een handdruk.