1r:1
1Waarde Theo,
1*Uw brief heb ik in orde ontvangen met
2ingesl. frs 50. Die me eene verlossing waren/ althans
3verademing zijn. Tevens heb ik eenig berigt van
4vriend Rappard – maar nog niets bepaalds.
5Een brief die antwoord is op mijn schrijven en
6dat hij mij helpen zal en ook komen/ doch/ schrijft
7hij/ ik ben weer aan ’t sukkelen met mijn gestel_
8Eindigt met: ik sluit het geld hierbij in_
9Postscriptum/ och ik zal maar direkt komen
10en ’t zelf mede brengen – ik kom morgen_
11Daarop volgt den volgenden dag een telegram_
12Kom niet/ brief volgt later_1
13Dus ofschoon berigt hebbende/ is het nog
14’t zelfde op de wijs van ’t ganzebord/2 als
15ge U herinnert hoe men op een gans kan
16teregt komen/ dus vooruitgaan doch
17ongelukkigerwijs dan juist teregt komen
18op eene nieuwe zoodanige gans dat den
19bek den anderen kant op wijst dan men
20heen wil en men weer terug moet tellen
21tot op zijn oorspronkelijke standplaats.
22Het is echter zijn schuld niet want hij is
23werkelijk zeer ernstig ziek geweest en heeft
24restes of naweeën daarvan behouden. Zijne
25zuster3 heeft ongeveer eene dergelijke ziekte gehad
26als hij bovendien & zijn ze daarover zeer in
27zorg geweest doch ook hersteld.
28Evenwel geloof ik dit van vriend R./ dat hij dingen
29doet die hem veel energie en zenuwkracht kosten
30en ’t kruida niet waard zijn dat hij er aan verschiet_
31zoo hoorde ik vóór zijn ziekte van decoraties voor
32een eeuwfeest van de Utrechtsche schildervereeniging4
33en nu ditmaal van kerkornamenten. Toevalligerwijs  1v:2
34schreef ik hem van beiden ik dit minder goed vond
35en zoowel de vorige keer als nu deze keer is
36het dat hij ziek wordt. overwerkte
37hij zich aan gewone dingen/ ik zou het goed
38vinden/ maar dit zooals gezegd vind ik
39’t kruid niet waard dat men er aan verschiet/
40en schreef hem nog eens: ge zijt tirailleur
41en een van de weinigen die in den
42tegenwoordigen tijd patronen in hun tasch
43hebben_ Verschiet ze niet dan in gevallen waar een
44schot onvermijdelijk is.
45Ik vrees – beste broer – dat het geld
46door U aan onzen lieven neef H_ geleend – op
47dit moment den vorm van b.v. een
48kwaadaardigen jagthond of andere soortgelijke
49merkwaardigheid heeft aangenomen/ aangezien
50ik meen hij zich nog al eens in dergelijke
51aankoopen fourvoyeert – en ’t hem dan
52later somtijds niet mogelijk is het uit
53dien vorm terug te brengen tot den
54toestand van bankpapier of te verzilveren/
55'daar hij als meer andere paarden- of honden-
56liefhebbers in de strikken van een of anderen maquignon loopt. Ik ben onder
57degenen die hem den meest mogelijken voorspoed
58in deze negotiatieën toewenschen
59en niets liever zou zien dan dat zij een zoodanig
60resultaat mogen geven dat hij spoedig retourneere
61wat hij U debet is. In der tijd waren er groote
62plannen om de plantage5 te bevolken met ontelbare
63honden. Deze veeteelt is wel zeer prijzenswaardig
64doch op dit moment wil ik er niet meer van zeggen
65dan dat ik hoop die buitengewoon rendeere.
 1v:3
66Is Uw patient reeds uit het gasthuis geheel en al?
67Misschien echter zullen er nog wel eens dagen van
68zorg zijn/ niet minder ernstig dan toen zij aldaar
69was_– Michelet zegt teregt – une femme est
70une malade_6 Zij varieeren/ Theo – zij varieeren
71als het weer. Nu/ wie er oog op heeft ziet iets
72moois en goeds in alle weer/ vindt sneeuw
73mooi en brandende zon mooi en storm mooi en
74stilte mooi/ koude goed en hitte/ heeft alle
75saizoenen lief en wil geen dag missen uit
76het jaar en is in den grond tevreden en berustend
77de dingen zóó zijn als ze zijn – doch
78ook als men zóó ’t weer beschouwd en
79’t veranderende jaar – en zóó de veranderende
80vrouwelijke natuur – in den grond ook van
81die geloovende er een Raison zij/ in
82’t raadselachtige daarvanb – berustende waar
83men niet begrijpt – ook/ zeg ik/ als men
84’t zóó zou opvatten is onze eigene natuur en
85zienswijs niet steeds en op ieder moment in harmonie en stemming
86met die der vrouw waaraan we verbonden zijn
87en voelt men individueel ’t zij zorg/ ’t zij
88onvoldaanheid/ ’t zij twijfelmoedigheid/ ondanks
89’t geloof en den goeden moed of sereniteit die
90men hebbe.
91De radicale genezing van de vrouw van mij –
92'daarmede zijn/ werd me gezegd door den professor die
93haar heeft verlost/ jaren gemoeid_– Dat is/ steeds
94blijft het zenuwgestel enorm prikkelbaar b.v. en
95het variable van de vrouwen heeft zij zeer sterk.
96Het groote gevaar is – dat zult ge begrijpen –
97weer instorting in vroegere vergissingen_
98Dit gevaar/ ofschoon van moreelen aard/ heeft
99rapporten met het physiek gestel. En die wat
100ik zou willen noemen slingeringen tusschen beter
101worden en weer vervallen in vroegere verkeerde
102gewoonten/ ik heb er voortdurende en soms ernstige
103zorgen over. Zij kan zóó van humeur zijn
104dat het haast ondragelijk is zelfs voor mij, driftig/
105moedwillig verkeerd/ enfin soms wanhoop ik.
106’t Komt dan weer bij – en heeft ze me meermalen later
107gezegd – IK WEET DAN ZELF NIET WAT IK DOE.
 1r:4
108Weet gij nog gij verl. jaar mij schreeft ge vreesdet ik
109de moeder tot mijn last zoude krijgen. Soms wou
110ik ’t dezen keer genomen had. De moeder is
111zóó flink als ze wil en zou zoo veel beter kunnen
112hebben doen dan ze gedaan heeft. Nu hindert ze
113soms meer dan ze helpt. Enfin – als de vrouw
114verkeerd doet is ’t soms de schuld van de moeder
115en als de moeder verkeerd doet is ’t soms weer de familie
116die achter de moeder zit. Dingen die op zich zelf
117zoo erg niet zijn maar den vooruitgang verhinderen
118en betere invloeden overdonderen of neutraliseeren.
119De vrouw van mij heeft bepaalde fouten en verkeerde
120dingen in haar manier van doen – dat kan niet
121anders_– DAAROM IS ZIJ NOG NIET SLECHT m.i.
122Toch/ die verkeerdheden moeten er uit – gewoonten
123van slofheid/ onverschilligheid/ gebrek aan activiteit en
124handigheid/ o, een massa zaken. Maar één zelfden
125wortel hebbende – verkeerde opvoeding/ jaren van
126averegts verkeerde levensopvatting/ fatale invloeden van
127slecht gezelschap. Dit zeg ik U in vertrouwen hoor –
128en niet uit wanhopigheid doch opdat ge ’t U begrijpen
129zoudt kunnen het voor mij niet eene liefde is van
130maneschijn en rozegeur doch iets dat prozaisch is
131als Maandagochtend.7
132Een klein schij van Tissot stelde voor een vrouwenfiguurtje
133in de sneeuw tusschen verwelkte stengels.8 Voie des fleurs/
134voie des pleurs_9 Nu/ de vrouw van mij wandelt niet meer
135op een voie des fleurs als toen ze jonger was en deed haar
136eigen zin en volgde haar neiging/ maar t’leven is doorniger
137geworden voor haar en geworden een Voie des pleurs/
138vooral verl. jaar – doch dit jaar heeft ook doornen en
139volgende jaren ook nog – evenwel met volhouden
140komt ze er bovenop.
141Maar soms is er een crisis – bepaald dan wanneer ik het waag
142een of andere fout van haar die ik al lang stillekens in ’t oog
143heb gehad/ attaqueer. Zoo b.v. om maar iets te noemen
144’t verstellen van ’t goed en zelf de kleeren
145van de kinderen maken. Maar dat eindigt daarmee dat
146ze op een goeden dag er aantijgt en is reeds veel verbeterd
147in dit opzigt en in meer andere opzigten_
148Ik moet in mij zelf ook nog zooveel veranderen maar
149juist ik moet zorgen zij in mij een voorbeeld heeft van werken
150en van geduld en dat is verdomd moeielijk broer/ om zoo
151te zijn dat men indirect een ander iets voordoen kan en ik schiet
152ook wel eens te kort, ik moet mij zelf opvoeren tot iets beters om
153in haar den lust wakker te maken.
 2r:5
154Het jongske vooral maakt het echter opperbest – ’t meisje
155is vroeger erg ziek geweest & verwaarloosd_
156Maar het kleine ventje is een mirakel van levenslust/
157schijnt nu reeds tegen maatschappelijke instellingen en conventies
158zich te willen opponeeren. Zoo worden zoo ver
159ik weet alle kinderen met een soort broodpap
160gevoerd. Maar dat heeft hij met de meeste vast-
161beradenheid geweigerd/ ofschoon nog geen tanden
162hebbende bijt hij flink in een stuk brood en
163krijgt allerlei eetwaren naar binnen steeds met
164veel lagchen en kraaien en geluiden maken
165doch voor pap &c_ &c_ doet hij absoluut den mond
166digt. Hij zit dikwijls bij me op ’t atelier op den grond
167in een hoek op een paar zakken of zoo/ hij kraait tegen
168de teekeningen en is altijd stil op ’t atelier omdat hij naar de
169dingen aan den muur kijkt. o het is zoo’n gezellig ventje.
170Het aantal studies neemt telkens toe – als gij
171komt denk ik wel ge er wat bij zult vinden
172om in een portefeuille op Uw kamer te zetten misschien/
173enfin dat moet ge zelf weten/ als ge maar goed begrijpt
174dat waar ge zin in hebt ge natuurlijkerwijs als Uw
175eigendom te beschouwen hebt_ Er moeten echter
176uit de studies weer andere dingen voortspruiten
177en betere studies ook spruiten uit de ouden_
178Ik weet het zelf niet precies_
179Maar verlang wel ge ze weer eens zien zult_
180Met veel belangstelling zag ik eene uitgaaf le Salon 1883/
181een eerste afl. cahier illustraties/ sommigen weergaasch
182goed. Met die nieuwe manier van reproductie
183gemaakt.10 Ik heb er op ingeteekend/ al heb ik uitgaven genoeg/
184juist met ’t oog op ’t geen ik zelf dezer dagen met de
185drukinkt en lith_ krijt aan ’t maken ben. Hoor eens/
186ik geloof bepaald dat sommige dingen van mij
187goed zouden doen gereproduceerd op die wijs –
188bepaaldelijk zoodanigen waarin de meer intense
189zwarten/ door lith. krijt en drukinkt verkregen/
190zitten; ’t bruinachtig lavis dat ik in bovengenoemde
191bladen dikwijls tegenkom kan ik ook krijgen.
192Nu/ als ge komt kunnen we misschien
193dit een & ander bedistelen.c
 2v:6
194En zal ik misschien eens uitvoerig opschrijven explicatie van
195verschillende zaken waaromtrent ik inlichting
196dien te hebben en zoudt ge eenige studies
197van me mee kunnen nemen met dat schrijven
198om b.v. aan Buhot te laten zien die
199dan waarschijnlijk me wel licht zal geven
200in eenige dingen.
201Heb dezer dagen gelezen Un mâle van Camille
202Lemonnier – erg flink gedaan in de manier
203van Zola. Alles naar de natuur geobserveerd en alles geanalyseerd_11
204Zag een groote Fromentin/ een bataille van fellahs/
205in de vitrine van G&C_12
206Zag ook de nouveautés/ misschien niet allen. Julien
207Dupré over wien ik U schreef vond ik terug in twee dingen
208die ik minder mooi vond en meer conventioneel dan
209’t geen ik van den winter van hem zag in een illustratie.13
210Weet ge reeds Rappards schilderij te Amsterdam
211ditmaal is geaccepteerd_14
212Nu/ ’t is reeds laat – dank voor Uw tijdige
213zending – ik hoop maar dat het
214“brief volgt” van R_ niet al te lang duurt
215of H.v.G. voorspoed met zijn veeteelt
216zal mogen hebben.
217adieu – voorspoed met alle
218dingen/ vooral met de vrouw_

219t. à t.
220Vincent

221Fromentin is toch knap – en is een
222zoeker en iemand die doorvoert
223en conscientieus ook.


55 paarden- < paarden
92 werd < heeft
189-190 zitten; < in zitten
top