Uw brief & het ingeslotene was zeer welkom als altijd.– En als altijd wel bedankt er voor – en zoozeer begrijpende ge zelf heel wat te zorgen hebt waardeer ik het te meer.
Hetgeen ge schrijft betreffende Uw patient is betrekkelijk geen nieuws & betrekkelijk wel.– Dat ge er over naar huis geschreven hebt, of schrijven zult liever, is iets wat U zelf rust zal geven en regt is. Natuurlijkerwijs heb ik nooit ’t minst over de zaak gerept en kunt ge er van verzekerd zijn ik ook niet t’huis of elders zal laten merken ik er reeds vroeger iets van wist of meer intieme details ken. En, dunkt me, doen als hoorde ik er zoo dezer dagen voor ’t eerst van, in ’t oppervlakkige. Doch ’t zal ook niet voorkomen iemand me er over spreekt.
Wees dus hieromtrent gerust.–
Nu, ik hoop van harte dat alles zoo van stapel zal loopen als ge beraamd hebt tegen October & ben blij ’t zoo ver is, van harte blij, en voor U en voor haar. Ik vind het zoo best – vooral juist omdat ik details ken – als men zóó elkaar ontmoet dan moet men niet meer van elkaar gaan.1
En hoop ik van harte het er van komen zal ge dezen zomer met haar eens naar Holland komt. Wie weet of niet juist nu sommige dingen met betrekking tot de vrouw voor mij ook zich zouden kunnen ophelderen.
En dus is de Salon geopend.–2 Ge zult dezer dagen de heeren H.G.T. en C.M. wel weer over hebben. ’t Is nu al haast een jaar geleden dat ik met hem onaangenaamheden had (n.l. met HGT).–3 Ik zal hem niet weer in den weg komen, dat heeft hij wel gezien ook dunkt mij en kan hij verzekerd zijn ik aan het gebeurde haast niet meer denk. Mij dunkt, mogt H.G.T. U soms een woord over mij spreken, coupeer het plus minus in dezer voege: Is V.4 U sedert in den weg geloopen of U tot last geweest – daar hij dit niet geweest is, maak gij het hem ook niet moeielijk.
1v:2 Het is mij min of meer onpleizierig dat ik om reden van die moeielijkheid met H.G.T. het huis G.&C. steeds uit discretie moet mijden. Gij weet wat H.G.T. b.v. toen in der tijd aan Pa over mij schreef – welnu die opinie van dat ik het onmogelijk gemaakt had dat hij iets verder met mij te doen zou hebben heeft hij tot heden niet teruggenomen.– ’t Spreekt van zelf dat zoolang hij die opinie van mij heeft ik mijn voeten in de zaak op de Plaats niet zetten zal.
Niet omdat ik bang ben H.G.T. te ontmoeten evenwel, niet omdat ik mij voor hem verbergen wil of iets dergelijks, maar omdat ik hem geen aanstoot wil geven.
Wil iemand niets met me te doen hebben, welnu ik zal zelf mee helpen en de enkele gelegenheden waar men soms elkaar ongezocht tegen ’t lijf zou loopen, trachten te vermijden. Overigens zoodanige opinie niet tegenspreken. van uit een zeker standpunt gezien heeft H.G.T. geen ongelijk – evenwel de zaken zouden van een anderen kant kunnen bezien worden.–
Men zou ’t anders hebben kunnen opgevat hebben dan ZEd. toen deed.– Maar dat moet hij zelf weten.– Waarom ik er met een woord even over schrijf is dat, gesteld hij sprak er U over, gij hem kunt zeggen dat ik aan ’t gebeurde niet meer denk anders dan dat ik om te vermijden wat hij indiscreet zou kunnen vinden (ten overstaan van zijn over mij duidelijk uitgesproken opinie) mij van het komen in de zaak op de Plaats onthoud en onthouden zal zoolang hij die opinie van me behoudt zóó als hij ze uitte tegenover Pa.
Van mijn kant heb ik mij toen over ZEd. uitgelaten tegenover U – maar overigens zoover ik weet ook niet tegenover anderen – geinfluenceerd door diverse omstandigheden die voor mij zeer onaangenaam waren (ongenoegen met Mauve5 &c.). Dat mijn oordeel over hem daardoor ook niet juist was geef ik gaarne toe en op conditie dat H.G.T. terugneemt wat hij over mij schreef aan Pa (dat ik het onmogelijk gemaakt had hij iets verder met me te doen zou hebben) neem ik terug mijn opinie dat H.G.T. schuld had aan onaangename dingen die me overkwamen. Indien ik me duidelijk genoeg uitdruk vindt ge in deze beschouwing mogelijk iets dat tot meer vrede of elkaar beter verstaan mogt kunnen leiden, ’t geen me verre van onverschillig zoude wezen.
Als ik reken van af Mei l.l. Theo, dan is ’t jaar voor mij niet precies makkelijk of zonder zorg geweest, he.– Maar dat’s niets, gemak of zonder zorgen wezen is ook mijn ideaal & bedoeling niet.– Toch – er is heel wat komen kijken.
Hetgeen gij stuurt vind ik niet weinig doch veel maar ofschoon het veel was – meer zelfs dan gij zelf eigentlijk missen kondt – om voort te gaan en te vorderen met het werk en met het huishouden is een heksenwerk voor de vrouw en voor mij.– Nu is ’t soms voor mij erg naar als er zulke scheeve verhoudingen zijn dat ik b.v. juist zulke personen moet vermijden als men soms juist in verband tot ’t werk, direkt of indirekt, mee in aanraking zou dienen te komen. En wou ik ’t uit de wereld was.
Enfin – betrekkelijk heb ik ’t overgegeven.
Op dit moment heb ik verschillend werk onder handen dat ik dien door te voeren – en werkelijk, ik ben wat gegeneerd. Ge schrijft over Rappard – ’t is zoo lam hij niet gekomen is toen hij schreef te zullen komen – als ik hem vraag me wat voor te schieten geloof ik bepaald hij dit me niet zal weigeren.6 Want hij zelf heeft het me geproponeerd dezen winter,7 toen werd hij echter ziek en konden we niet correspondeeren over de zaak waar ’t geld voor zou bestemd zijn, n.l. lithographies en teekeningen die daarmee in rapport stonden. Toen schreef zijn vader nog “mijn zoon is ziek doch ik weet er van, als gij soms in verlegenheid zijt zal ik U het bewuste voorschieten”. Dat vond ik zóó fijn van R. vader dat ik het grof van me zelf zou gevonden hebben indien ik toen het direkt hadde genomen. En schreef dus “neen, laat Uw zoon eerst beter zijn”. Nu werd R. beter maar ik hoorde daaromtrent niets direkts meer en was hij geabsorbeerd in ander werk. En zoo is dat nog steeds hangende en is er telkens iets dat in den weg komt van die zaak door te zetten. Maar ik van mijn kant ging er wel mede door, n.l. teekenen met drukinkt, lith. krijt enz. en heb nog al kosten gehad ook. Daar is hij niet in ’t minst aansprakelijk voor maar ik wil maar zeggen, reden te meer hij me niet zal weigeren, denk ik, mij voor te schieten.
Ik zal ’t hem dus verzoeken – doch ben een brief van hem wachtende & vóór ik de zaak beschreven & antwoord heb, verstrijkt ligt een tijd want hij is slof in correspondentie soms. Toen ’t geld van U kwam van morgen was ik zonder geld – d.i. absoluut zonder een cent geweest ± een week. Ik was bovendien uitgeput in teekengerij.– Ik was in besprek met Smulders over eene partij teekenpapier & heb dat gehaald ofschoon die uitgaaf nu niet convenieerde – maar ik moest het hebben met andere materialen als b.v. de drukinkt van de graveurs en lith. krijt. En moest verscheiden dingen betalen en inslaan voor ’t huishouden. En moest modellen betalen die ik intusschen toch gehad had om door te blijven werken.
Het spijt me verschrikkelijk dat ik het dien te vragen maar als ge eenigzins kunt, stuur mij nog b.v. 10 francs. Er hangt een week werk van af want ik zal van Rappard niet direkt antwoord hebben kunnen, ben reeds à court en heb afspraak met modellen. Als Rappard me dan zendt is er ook weer een tijd dat alles geregeld zal gaan tot er eens weer ruimte komen kan. Kunt ge het zenden zoo loopt deze week werk grif van stapel en anders is er onaangename averij. Maar neem het me niet kwalijk, er was een combinatie van kosten (en allen onvermijdelijken) die ik niet precies kon schipperen. En hebt ge het niet – enfin – we zullen er niet van sterven daarom. De moeielijkheden in kleine zaken over kleine sommen zijn soms ook waarachtig hoofdbrekend en dit is zulk een geval. Ik hoop dat R. me wat mogt kunnen helpen want heb er behoefte aan, net als het veld naara een regenbui als ’t lang droog geweest is.
Nu, nogmaals wensch ik U allen voorspoed toe met betrekking tot uw patient. het weer is hier bij tijden heerlijk, ’t zal bij U te lande ook zeker mooi zijn & zal haar goed doen. adieu.