Dank voor Uw schrijven, dank voor het ingeslotene. Uw brief las ik met veel belangstelling. Ik ben blij dat gij juist inziet van welken kant waarschijnlijk moeielijkheden zullen komen. N.l. dat – zonder ’t expres te doen – vrouwen als bij S.1 (ge zegt teregt ze echter op zich zelf goed zijn) weinig voorzigtig zijn in wat ze zeggen enz. Als ge met een woord spreekt over eene relatie tusschen Uw patient & hare eigene moeder2 zoo is dat iets waar ik U ook niet mede feliciteer. Ik vrees aan die band zal zij menigmaal achteruit getrokken worden als gij haar vóóruitgang zoekt te bewerken. Alleen – het is niets ongewoons.
Het is echter wel eene treurige gedachte dat iets als eene relatie tusschen moeder en dochter een donkeren kant kan hebben. Zoo dat een man die licht liefheeft en het zoekt er fataal door gedwarsboomd kan worden. Door den invloed van moeder en den omgang met vriendinnen – misschien meer dan door iets anders – komt er in de vrouwen soms iets wat men retrograde noemt3 en hervormingen in denken en doen – soms noodig en dringend noodig – belemmerd. Ik ben er blij om dat gij met regt voorziet wat misschien U te wachten staat van dien kant maar ik ben er niet blij om dat dit U niet bespaard werd – was de vrouw geheel van haar familie af, gij zoudt minder bezwaren in de toekomst te wachten hebben geloof ik.
1v:2 En de moeielijkheid ligt juist daarin dat men onmogelijk precies berekenen kan in welken vorm de bezwaren zullen komen en bij ’t nemen van voorzorgsmaatregelen soms denken moet, ja maar ’t kan best zijn ik precies tegenovergestelde manoeuvres zal moeten doen.
Er is ergens in eene voorrede van Zola een woord, ik meen in dezen vorm, “Ces femmes ne sont cependant pas mauvaises, l’impossibilité d’une vie droite dans les commérages et les médisances des faubourgs est la cause de leurs fautes & de leurs chûtes”.4 Als er zooveel ontwikkeling in de vrouw is dat in gedachten en begrippen zij U volgen kan en dus in Uw gemoedsleven deelen kan, zoo wordt dat een sterke band die veel bezwaren neutraliseert. In het aanknoopen van relaties met haar familie zou ik meenen ’t bezwaar te voorzien was dat men daardoor soms in ’t officieele vervalt (de lui nemen ’t zóó op soms, zeer indiscreet) waar men meer privé en niet officieel ’t bedoeld had.
Doen & zwijgen zijn niet de bedoelingen van iedereen en sommige oudere & wijzere familieleden vervallen zoo ligt in ’t lawaaimaken dat men er spijt van hebben kan hen gesproken te hebben. Juist ook omdat zij ’t niet laten kunnen te intrigueeren en enfin – het zijn waarschijnlijk wolven.5
Ik wou we niet zoo ver van elkaar waren. ik schreef U gisteren meer uitvoerig over sommige moeielijkheden waarmee misschien gij binnenkort te maken zult hebben maar het is ’t gevoel dat ik zelf ook niet weet soms hoe er door te komen dat me terughield van te schrijven.6 Bovendien ik heb ’t vertrouwen dat liefde waar ze opregt is niet vergaat, althans dan niet waar tegelijk men met rede handelt. Toch, ik zou dat ook weer willen doorschrappen omdat het niet juist is. want liefde kan betrekkelijk wel degelijk vergaan – doch er is iets van een kracht van renaissance in de liefde.
V.d. Weele was weer eens bij me. Misschien kom ik door hem in kennnis met Piet vd. Velden dien ge zeker wel kent uit zijn boeren- en visschersfiguren.–8
Ik heb v.d. V. ééns ontmoet en hij maakte toen een goede impressie op mij, ik dacht aan ’t figuur van Felix Holt de radicaal, van Eliott.9 Er is iets breeds en ruws in hem dat mij zeer bevalt – iets van het ruwe van torchon. Een man die de beschaving blijkbaar niet zoekt in uiterlijke dingen doch inwendig veel verder is, veel veel veel verder dan de meesten. Enfin hij is een echt artist en ik wou ik hem kende want ik zou hem vertrouwen en ik weet zeker ik van hem zou leeren. En ook al komt het niet door v.d. Weele, zou ’t niet onmogelijk zijn ik hem eens tegen ’t lijf liep.
Rappard zou verl. Maandag bij me gekomen zijn. toen werd zijne zuster10 ziek, schreef hij, en kon hij weer niet. Misschien komt hij deze week.
Nu, tegenwoordig is er geen teekening meer waar ik niet met ’t penseel in werk met de drukinkt.
Ik moet U wel zeggen dat ik wel wat gegeneerd ben in mijn beurs. dit is zeer zeker niet Uw schuld – maar ’t is mijn schuld ook niet. hoe ik ook bereken, ik kan niet meer bezuinigen.
1r:4 en voor ’t uitvoeren van sommige plannen zou ik meer moeten hebben dan ik over beschikken kan. Begon ik er aan, ik zou moeten blijven steken. Maar ’t is wel eens iets melankolieks als men denkt, dit of dat zou ik zoo en zoo kunnen maken, en te stuiten op de kosten.
Er blijft dan een onvoldane energie in iemand die men zou wenschen niet te behoeven in zich op te sluiten. Toch zeg ik het niet om te klagen – ik ben dankbaar ik, zij ’t niet zoo krachtig als ik zou willen, vorderen kan.– Maar de Engelschen zeggen wel eens, Time is money, en ik denk soms onwillekeurig het hard is tijd te zien voorbijgaan waarin dit of dat reeds had kunnen gedaan worden als ik de middelen gehad had. Gij zult begrijpen wat ik bedoel, ik zou meer willen kunnen besteden nog, en aan model en aan schilderbehoeften. Al verkoop ik geen een van mijn studies, toch zijn ze geloof ik waard wat zij aan verschottena kosten. Het atelier is zoo veel beter en bruikbaarder geworden doch ik heb slechts stoom genoeg voor “half speed” en zou “full speed” willen gaan. Nog eens, ik zeg het niet om te klagen, ook niet omdat ik U tot grootere opofferingen zou willen dringen, gij zijt eigentlijk zelf ook boven uw kracht belast. Maar tot explicatie en om mijn hart eens lucht te geven. Want ge begrijpt dat ik soms zware zorg heb. Enfin roeien met die riemen die er zijn en de dingen die we niet vertillen kunnen met kracht ondermijnen door geduld. Deze week teekende ik een paar liggende figuren,11 ik zal wel eens figuren van lijken of zieken noodig hebben, zoowel mannen als vrouwen. Onlangs kwam ik ’t huis van Israels voorbij12 – ik ben daar nooit binnen geweest – de voordeur stond open daar den gang geschrobd werd – ik zag dingen hangen in den gang en weet ge wat het waren.
de groote Herkomer, Last muster Sunday at Chelsea13 en eene phot. naar dat bewuste schij van Roll, Grève deCharbonniers, waarover ge U misschien herinnert ik U in der tijd schreef.14 Ik wist niet dat er eene phot. van Last muster bestond. Ik heb de groote houtsnee van de twee hoofdfiguren en de eerste ruwe schets, lang vóór ’t schij gemaakt.15
Nu adieu kerel, het beste met Uw patient, voorspoed met het werk.