Dank voor Uw brief en ingesloten frs 50 die als altijd zeer welkom waren, zoowel eerstgenoemde als laatstgenoemden.
Wat ge omtrent Uw zieke schrijft vernam ik met belangstelling. Ik begrijp ge tweestrijd hebt over de kwestie nu of later zekere vraag, die ik hier niet nader defineeren zal, te doen.1
En de verandering van omstandigheden die haar herstel mede brengt heeft eene meer of minder kritieke zijde doordat, hetgeen waarop ge trouwens verdacht zijt (& zelf zegt), er gemoederen in opstand zouden kunnen komen – mogelijk althans – laat ons hopen van niet.–
Wat is dat laatste toch eigentlijk erg vreemd. In zich zelf ziet men ’t geen men doet als iets eenvoudigs & natuurlijks – iets van zelf sprekends – men is er min of meer over verwonderd waarom anderen de motieven welke iemand tot zoo iets dringen ook niet in zichzelven terugvinden. En zou haast tot de conclusie komen sommmige personen zekere gevoelszenuwen in zich gecauteriseerda hebben.– met name die welke men gecombineerd het geweten noemt. Enfin – ik beklaag dezulken, zij reizen door ’t leven zonder kompas m.i.–2
Menschenliefde is iets wat men in elk mensch zou meenen te mogen veronderstellen als zijnde de basis van zoo ongeveer alles. Maar sommigen meenen er betere fondamenten zijn. Ik ben er weinig nieuwsgierig naar. Dit oude fondament, beproefd & goed gebleken zijnde zooveel eeuwen lang, is me genoeg. Vind gij dit niet aardig gezegd – ’t komt voor in les miserables:
In ’t verband waarin dit (een studentenliedje uit den tijd van de revolutie van 30) voorkomt,4 staat l’amour de ma mère voor l’amour de la république, of liever “l’amour de l’humanité”; anders gezegd, doodeenvoudig fraternité universelle.5
Eene vrouw, hoe goed & nobel zij ook van nature zij, indien zij zonder middelen is en door haar eigen familie niet beschermd wordt, staat m.i. in de tegenwoordige maatschappij in groot en onmiddelijk gevaar te verzinken in den maalstroom
der prostitutie. Wat spreekt meer van zelf dan dat men de zoodanige steune.
En indien ’t niet anders te vinden is als ’t geval er toe leidt, welnu dan – il faut y mettre sa peau6 – en trouwen haar.
Althans men moet dunkt mij zich tot principe stellen deze bescherming indien men ze begint, door te zetten tot definitieve redding en te dekken met eigen borst zoo noodig. Zelfs zonder bepaalde liefde? Misschien ja – alsdan is ’t een mariage de raison, que soit – doch niet in den zin van een huwelijk dat men uit eigenbaat aangaat.
En nu, Uw speciaal geval onderscheidt zich van meer alledaagsche – zooals ’t mijne b.v. – door de eigenaardigheid de persoon in kwestie een bijzonder charme heeft en er eene sympathie in gevoelens is naar ik meen, die maken dat ook al hadde de ontmoeting onder gansch andere en minder dramatische omstandigheden plaats gehad er kwestie konde zijn van tweestrijd over die vraag in kwestie.
In ’t bovenstaande vind ge mijn gedachte omtrent de kwestie: “hoe ver mag men gaan in het zich bemoeien met eene ongelukkige vrouw?” antwoord – “tot in ’t oneindige”.–7
Evenwel op den voorgrond stellende dat trouw blijven de eerste en voornaamste is van alle liefde, zoo herinner ik U aan Uw eigen gezegde dat “het trouwen” (nl. het civiele) “zoo’n raar ding is”.8 Dit gezegde van U drukt precies uit hoe het is en op dat punt verklaar ik niet te weten wat beter of slechter is, er aan te tornen of niet. ’t is wat men noemt “puzzling”.
it puzzles me too – en ik voor mij zou zoo zeer wenschen dat men daar niets mee te maken had. Ik vind het wel goed gezegd dat “als men trouwt men niet alleen de vrouw zelf trouwt doch de familie
1v:3 bovendien”,9 hetgeen soms iets min of meer fataals en beroerds is als het nare lui zijn.–
Doch nu over de teekeningen – ’k heb er weer met drukinkt gemaakt en was deze week zoekende om de drukinkt te mengen met wit en vond zeb op twee wijzen te mengen is daarmee al vast – nl. met het wit uit de tubes olieverf – en waarschijnlijk nog beter met het gewone zinkwit in poeder dat men bij elken drogist zelfs krijgen kan – alsdan ’t aanlengende met terpentijn die op dit papier niet doortrekt en vlekken geeftc op den achterkant als olie – door dat ze zoo snel op droogt & weg trekt.10
De drukinkt werkt veel pittiger dan O.I. inkt.
Wat is ’t werk van Jules Dupré toch mooi, bij G&C. voor ’t raam zag ik een kleine marine die ge zeker wel kent en die ik haast dagelijks s’avonds ben gaan kijken11 – maar ten opzigte van Dupré en dergelijke kunst – die te Parijs men zooveel meer te zien krijgt dan hier – zijt ge misschien wat verwend – en weet niet hoe almagtig mooi het hier doet waar men er zoo bitter weinig van ziet.–
Ben aand ’t lezen van ’t laatste gedeelte van les misérables – ’t figuur van Fantine – eene prostituee – maakte diepe impressie op mij12 – o ik weet net zoo goed als een ander dat men in de werkelijkheid niet precies eene Fantine vinden zal – doch evenwel dit figuur van Hugo – zooals trouwens al zijn figuren – is waar, zijnde eene essence van ’t geen men in werkelijkheid ziet. ’t is de type – waarvan men slechts individus ontmoet.
Mogt het zijn ge dezer dagen eens een graveur tegenkwaamt, n.l. een als b.v. Girardet of Eichens die aquatinten maken,13 zoudt ge me veel genoegen doen zoo ter loops eens te vragen: Waarmee maakt men gewoonlijk de teekeningen die tot leiddraad moeten dienen voor de gravure.– Misschien zeggen ze dan: met drukinkt.– indien ze deze gebruiken – waarmede lengen zij die drukinkt aan – hoe gebruiken ze die?
’t Komt mij voor dat als ge er den een of anderen graveur zoo ter loops eens over spraakt en mij verteldet wat hij zegt, ik alligt in ’t geen hij zegt iets vinden zou
1r:4 dat in sommige kwesties me licht zou geven, ook al was ’t geen direkt antwoord op waar de drukinkt mede gemengd wordt zóó dat men er op papier op verschillende wijzen mee werken kan. Zeker is er ook nog andere drukinkt dan die welke ik nu op ’t oogenblik heb en lost het zich nog nader van zelf voor mij op.
Er komen in de teekeningen effekten door dergelijkals in aquatint gravures als men werkt met drukinkt en terpentijn zooals ik nu probeerde.
Ik heb in der tijd teekeningen gezien b.v. van Mottramb, de Engelsche graveur die de Boughtons gegraveerd heeft14 en ik wou ik wist waar die mede werkte b.v.
’t Spreekt van zelf ik met deze informatie geen haast heb, alleen als ge zoo eens iets hoort van diverse procedes van teekenen, deel het mij vooral mede.
De vrouw van Soek en haar moeder15 (indien die nog met haar woont) ken ik ook – kwam er in der tijd – ik heb hen nog zeer duidelijk in mijn herinnering – en vind het twee sympathieke personen – die me denken doen aan mijn eigen huisgenooten – zoozeer zelfs dat onwillekeurig ik dikwijls aan hen als aan personen van dezelfde familie denk. ’t zijn net figuren uit Souvestre b.v. of van Ed. Frère. Men ziet er zoo meer te Parijs – trouwens overal. Zulke personen doen me altijd aan de vrouwenfiguren uit ’t Evangelie denken, misschien omdat ze soms in expressies iets hebben van b.v. de figuren in Delaroche, Vendredi Saint16 of in Landelle, Bienheureux ceux qui pleurent.17 Ik weet wel, deze zienswijs is niet compleet, er zijn andere aspecten – nog beter dan Delaroche – en dieper dan hij – b.v. die van L’Hermitte en Herkomer.– Nu, dat vind ik er dus ook in maar ik kan mij toch begrijpen dat in de dagen van Souvestre, Delaroche, Frère, Landelle &c. deze rigting populair werd, ofschoon ze bij Millet en anderen vergeleken niet geheel juist en waar zij.
Leeft ANKER nog.–18 ik denk dikwijls aan zijn werk, ik vind dat zoo degelijk en zoo fijn gevoeld. Hij is nog een oude echte van de soort van Brion. Kerel wat kan ik soms verlangen ge weer eens op ’t atelier zijn zult.– Van harte hoop ik gij het geld van H.19 zult terugkrijgen. Bij mij moest er ditmaal veel direkt af en ik heb bitter weinig over. Enfin schrijf zoo spoedig ge kunt als het tegen den 20sten gaat. adieu, met een handdruk.