1*Toevalligerwijs heb ik eindelijk 2eens van l’Hermitte iets gezien – een heel oppervlakkige 3reproductie in houtsnee. ’t Stelde voor een oud moedertje 4op een kerkbank. Naast haar een meisje geknield_–1 5Hoe gebrekkig ook die reproductie was – ik 6heb eenig idee van zijn werk er door_– ’t Herinnerde 7me lijnregt aan de Groux en Legros b.v. 8Zeker moeten er veel rapporten zijn tusschen zijn 9werk & dat van Millet of Breton.
10Hoe oppervlakkig ’t kleine houtsneetje/ het 11bleef mij dagen in ’t hoofd hangen en 12denk ik er nog steeds aan om reden juist 13dat door een & ander wat ik hoorde omtrent 14l’Hermitte ik op mijn qui vive was om iets 15van hem te zien & er naar zocht. Ge herinnert 16U/ ik schreef U over hem naar aanleiding 17van compte rendus van de Black & White_2
18Het bergkrijt heb ik ontvangen – dank er voor – 19’t is heel goed – zachter dan wat ik ’t eerst van 20U kreeg evenwel en de stukken de helft korter – 21dat hardere soort in grooter stukken blijft wel 22een verlangen van me doch met dit ben ik 23heel blij reeds_–
24ik heb er een groote teekening mee gemaakt/ 25met dat en lithogr. krijt namelijk. 26Het is een teek. van een spitter – ik 27had ’t U reeds bekende weesmannetje 28tot model – zoo’n kale kruin 29voorover gebogen over de zwarte aarde –3 30vond ik wel iets waar een zekere beteekenis 31in lag/ als doende denken b.v. aan 32“ge zult uw brood eten in ’t zweet uws 33aanschijns”_–4
34De teekeningen nu van het vrouwtje 35met de schop5 en van dezen spitter zijn 36zóó van aspect dat men niet zal 37denken ze op een of ander ingewikkelde 38manier zijn gemaakt doch er geloof 39ik niet over zal denken waar ze mee 40gemaakt zijn.
41Alleen meen ik dat indien ik ze had 42gemaakt met het gewone conté er iets 43doodsch of ijzerachtigs in zou gekomen 44zijn dat gemaakt zou hebben dat men direkt 45zeggen ging – dat is toch het leven niet 46en de natuur niet.
47Door zekere grijzen – door een zekere 48levenswarmte en pit in ’t zwart – ontwijkt 49men dat doodsche en ijzerachtige.
50En deze kleine dingen zijn m.i_ 51wel de moeite waard den omweg te 52maken naar zulke materialen te zoeken 53als bergkrijt en lith_ krijt. Ik ben er heel 54blij om dat gij het hebt gestuurd_
55Van morgen zag een schilder deze twee 56teekeningen – het was n.l. Nakken 57die niet bij mij moest wezen maar bij 58mij aanbelde in de meening van Deventer 59hier woonde/ die in de andere straat woont.6 60Ik wees hem teregt & vroeg hem of hij niet 61eens op ’t atelier wou kijken. Wat hij 62deed. Daar ik aan den bewusten 63spitter bezig was zag hij dien ’t eerst 64op ’t ezel en zeide er van – “dat is 65'flink geteekend en serieus bestudeerd”.
1v:3 66Laat dat woord nu daar zonder het 67uit te pluizen/ dan deed het me toch 68pleizier omdat ik van Nakken niet precies 69zou denken hij zeggen zou van een figuur dat 70het goed geteekend was als het niet in elkaar 71zat. Maar verder hecht ik er ook niet aan/ 72ik schrijf het U omdat de teek_ juist die met 73het bewuste bergkrijt was en gij er uit ziet 74dat als gij de moeite naamt om ’t me te 75bezorgen ik van mijn kant niets liever doe 76dan er mee te werken.
77In hoever nu dergelijke teekeningen 78zich aan zouden kunnen sluiten 79bij zekere fusains – l’Hermitte 80is een ideaal – en dat standpunt 81te bereiken verre – er naar te 82streven echter aan de orde van 83den dag_–
84Enfin als ge komt vroeger of 85later kunnen we er beter over 86spreken.
87Ik sprak Smulders onlangs over 88lithographies – hij vroeg mij op straat of 89ik er niet weer eens ging maken.7 90Wat ik wel zou willen.
91Maar ik moet er met Rappard eens 92over spreken en die moet mijn studies 93eerst gezien hebben.–
94Het komt mij steeds voor er iets dat 95raison d’être had kon gemaakt worden 96van Werkmansfiguren.–
97De lithographies van Emile Vernier naar Millet 98en Corot en Daubigny hebben kwaliteiten die ik erg 99hoog stel.8 Wat zou men graag eens praten 100willen met iemand die zóó het vak meester is. 101Niet met het doel om reproducties van schilderijen 102te gaan maken maar om beter 103te begrijpen wat de lithographie vermag.
104Stel U eens voor oorspronkelijke teekeningen met 105die eigenaardige grijzen en die eigenaardige uitdrukking 106van stof. Bodmer heeft dat gevonden – 107hij is oorspronkelijk als artist en tegelijk 108'heeft hij wat men de lithographische kleuren- of liever 109grijzen gamma zou noemen kunnen. Dat is weer heel 110iets anders als Gavarnis lithographie betrekkelijk. Het zijn bij 111Bodmer bladen die afgewerkt zijn als schilderijen_ 112Ik bedoel hiermee niet alleen Bodmers eigentlijke 113lithographies als au bas Breau en Combat de cerfs9 114maar de bladen uit Illustration ook of Monde ill.10 115Het respect voor/ de behoefte en het verlangen naar raad 116of teregtwijzing van anderen mag echter mijns 117inziens geen excuus zijn voor eigen leegzitten_a 118Te zeggen/ ik heb anderen niet noodig/ is echter 119voorbarig als men er zich systematisch op baseeren zou 120om anderen ligt te achten.
121Het drukken heb ik altijd een mirakel gevonden/ 122een dergelijk mirakel als het tot een aar 123worden van een korrel graan. Een alledaagsch 124mirakel – juist omdat het alledaagsch is te grooter/ 125men zaait één teekening op den steen of 126in de etsplaat en men oogst er eene menigte 127van.11
128Kunt gij U niet begrijpen het iets is waar ik 129bij het werk veel over denk en dat ik er 130eene groote liefde voor heb. Enfin nu is ’t 131me vooral te doen om te zorgen het zaad 132(namelijk de teekeningen zelf) beter worde 133van kwaliteit/ en al duurt het wat langer/ mits 134de oogst er beter door worde ben ik content_ 135Maar ik heb het oog steeds op dien oogst.
136Nu, schrijf weer eens spoedig en geloof me/ met een handdruk
139Dezen brief bewaarde ik een paar dagen daar ik heden Zondag meer 140tijd tot schrijven heb_– Ik ben bezig aan het lezen van les miserables van 141V_ Hugo_–12 Een boek waar ik reeds oude herinneringen aan heb doch tegelijk 142behoefte had ’t nog eens weer te lezen – zooals men een groot verlangen 143kan hebben om een of ander schilderij terug te zien_–
144Het is enorm mooi/ het figuur van Monseigneur Myriel of Bienvenu vind 145ik subliem_–13
146Gij spraakt in Uw laatsten brief over “invloed uitoefenen” 147naar aanl. van Uw zieke. Die Mgr Myriel doet mij 148denken aan Corot of aan Millet – ofschoon hij 149een priester was en de beide anderen schilders_– 150Maar omdat in de schilderwereld Corot en Millet ook/ of Breton/ 151behalve hun eigen werk in anderen zooveel energie 152hebben wakkergemaakt die zonder hen niet tot 153ontwikkeling zou zijn gekomen.
154Ge kent immers les misérables toch – en zeker ook wel 155de illustraties die Brion er voor heeft geteekend14 – erg goed 156en steekhoudend.–
157Het is goed als men zoo’n boek weer eens leest dunkt 158mij – juist om sommige gevoelens en stemming 159levend te houden. Die van menschenliefde vooral 160en van geloof in en bewustzijn van iets hoogers/ enfin 161van het quelque chose là-Haut.15
162Ik zat er van middag een paar uur in verdiept en 163kwam toen in ’t atelier – tegen dat de zon onderging. 164Uit het raam zag ik op een breeden/ donkeren 165voorgrond – omgespitte tuinen en gronden/ 166meestendeels warm zwarte aarde/ zeer diep van 167toon_– Daar schuin doorheen loopt het weggetje 168van geelachtig zand met groene kanten 169van gras en de ijle/ spichtige populiertjes_ 170Een achtergrond van een grijs silhouet van de 171stad met ’t ronde dak van ’t station en 172torens en schoorsteenen. En trouwens 173overal nog achterkanten van huizen – doch 174in het avonduur is alles tot elkaar gebragt 175door den toon – en dus ’t geheel in ’t 176groot beschouwd/ eenvoudig een voorgrond zwarte 177omgespitte aarde/ een weg daardoor/ 178een grijs silhouet van een stad met torens 179er achter/ daar vlak boven bijna aan den 180horizont de roode zon.–
181’t Was net een bladzijde van Hugo – en 182iets wat U bepaald zou getroffen hebben en wat 183ge beter zoudt beschrijven dan ik. En ik dacht 184er bij aan U.
185Ik schreef U reeds ik met het bergkrijt had geteekend – 186gisteren begon ik er een tweede teek_ mede/ van 187een naaister.16 Ook bepaald met ’t oog op clair obscur. 188Als ge weer eens op ’t atelier zult komen zult ge 189denk ik gaauw genoeg zien dat/ al spreek ik 190zoo heel druk niet meer over dat plan van 191werkmansfiguren voor de lithographie/ ik toch 192dat steeds in ’t hoofd gehouden heb.–17
193’t Is er echter zoo mede dat voor mij zelf ik 194het hoe langer hoe zwaarder begin te 195tillen in dit opzigt/ dat ik mijn figuren 196mooier wil hebben.
197’k heb een zaaier18 – een maaier19 – eene vrouw aan 198de waschtobbe20 – eene charbonnière21 – eene naaister22 – 199een spitter23 – eene vrouw met de schop24 – het 200weesmannetje25 – een bénédicité26 – een kerel met een 201kruiwagen mest_–27
202Nog meer desnoods – maar ge zult het U 203dunkt mij wel kunnen begrijpen dat juist het 204maken daarvan/ het onder de oogen hebben 205der modellen/ het denken er over/ niet zoozeer ten 206gevolge hebbe men voldaan is over zijn werk 207dan wel juist het tegendeel/ dat namelijk 208men zegt – ja dat zelfde maar nog beter 209en nog ernstiger.
210En nu zou ik aan die gedachte niet 211hechten als ik ze onuitvoerbaar achtte maar juist 212het aanvankelijk reeds daar zijn van deze teekeningen 213maakt dat de lust ze beter te maken minder eene 214gedachte is dan wel een werkelijk sjouwen er op. 215En met het maken van een definitief plan ben ik nog niet 216verder daar ik de executie er van interessanter vind_
217’t Komt mij voor dat deze teekeningen allen lijnregt 218een streven zijn in de rigting die gij bedoeldet 219toen ge er onlangs over schreeft – ofschoon het 220zich aansluiten bij die fusains 221van l’Hermitte b.v. zeer verre zij.– 222Dat zult ge ook begrijpen_–
223’t geheim van L’Hermitte moet dunkt mij 224geen ander zijn dan dat hij ’t figuur in
2v:7 225’t algemeen/ n.l. het stoere/ strenge 226werkmansfiguur/ door en door kent 227en in ’t hart van ’t volk zijn motieven 228grijpt. Het zoo ver te brengen als 229hij – men moet daar niet over 230spreken – men moet werken 231en zien hoe ver men komt_ 232Omdat het spreken er over van mij 233presumptie zoude zijn m.i_ en 234het werken een bewijs van respect en 235vertrouwen en geloof in zulke artisten als hij daar- 236entegen.–
237Hebt gij ooit iets gezien van een amerikaan die 238Abbey heet. Er is in New York tegenwoordig 239een club van teekenaars die zich The Tile club 240of dus de Tegelschilders noemen en van wie 241ik een aantal illustraties zag/ onder anderen 242in een Xmasnummer van Harpers illustraties. 243Ik vraag het daarom omdat die heeren 244te Parijs schijnen geweest te zijn allen te 245gelijk – te oordeelen uit een blad humoristische 246schetsen van een hunner.28
247'Abbey is mijns inziens verreweg de knapste. 248Zijn figuren hebben dikwijls iets van Boughton_ 249Boughton is ook lid of eerelid van de club doch is geloof 250ik op zich zelf solidener dan de heele rest van de club 251te zamen en maakt niet zooveel lawaai_ 252Maar Abbey is evenwel zeer mooi.– 253'Een vrouwenfiguurtje in de Sneeuw van hem 254dat ik heb/29 doet tegelijk denken aan 255Boughton en aan Heilbuth_30
256Een groote penteekening voorstellende een 257Kerstfeest in den tijd van Washington of iets vroeger/31 258doet b.v. aan Henri Pille denken.32
259Hij heeft stijl – en dat is iets groots/ 260maar Boughton had datzelfde – vooral 261vroeger – nog meer.
262Ik schrijf er eigentlijk eens over omdat 263ik geloof gij het wel met mij eens zult zijn 264dat niet alle Amerikanen slecht zijn. 265Dat integendeel daar ook al les extrêmes se 266touchent33 en er naast een massa lawaaimakers 267en knoeiers van de meest onuitstaanbare en 268onmogelijke varieteiten 269er karakters staan die ’t effekt doen van 270een lelie of een sneeuwklokje tusschen de 271dorens.34
272Nu/ ik ga nog een beetje in les 273misérables lezen ofschoon ’t reeds 274laat is – men wordt warm van zoo’n boek/ 275net als van schilderijen van Dupré en 276oude Millets – of enkele Decamps – ’t is 276ageschreven met wat men noemt fougue_b
277Ik zag dat er weer een nieuw 278'deel van Zola uit is: “au bonheur des 279dames”35 als ’k me wel herinner.