Back to site

332 To Anthon van Rappard. The Hague, on or about Wednesday, 21 March 1883.

metadata
No. 332 (Brieven 1990 333, Complete Letters R32)
From: Vincent van Gogh
To: Anthon van Rappard
Date: The Hague, on or about Wednesday, 21 March 1883

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. nos. b8364 a-b V/2006

Date
The topics in this letter are similar to those in letter 331. Thus Van Gogh writes ‘This week I worked on drawings of figures with wheelbarrows’ (ll. 31-32); he wrote the same to Theo (ll. 86-88). Because, moreover, he talks to both about Van Rappard’s painting Tile painters, we have dated this letter, like letter 331, on or about Wednesday, 21 March.

Arrangement
The sheet that we regard as an addition to this letter (ll. 144-225) was incorporated in letter 439 in earlier editions. It does not, however, fit in that context: the beginning ‘Without meaning to I wrote a lot about exhibitions there’ (l. 188) makes no sense there, but accords completely with what Van Gogh discusses in the present letter, in ll. 99 ff. What’s more this is the same paper he used for the present letter. Letter 439, on the other hand, was written on squared paper.

Ongoing topic
Van Gogh’s purchase of 21 volumes of The Graphic (302)

original text
 1r:1
Amice Rappard –
Dank voor Uw brief, met belangstelling vernam ik dat gij weder doende zijt aan Uw schilderij de tegelschilders.1 Tevens vond ik in uw brief iets betreffende Uw komst naar hier en was dat me aanl. te meer U maar dezer dagen toe te zenden wat ik nog dubbele houtsneden heb, daar ’t mij voorkomt gij liever niet langer er naar wacht dan noodig is. Ten minste na ze gezien te hebben zult ge verscheiden bladen wel een niet onaangenaam bezit rekenen, stel ik me zoo voor.
Ik heb de Graphic Portfolio ook opgebrokena en tusschen mijn losse bladen ingelascht.2 Het is om die reden dat gij low lodging house van Herkomer3 reeds hebt en verscheidene der besten van deze zending ook. Ik stuur u van sommige bladen die ik op die wijs dubbel kreeg de gewone drukken en ook van sommigen de drukken uit het boek zelf, die dus niet van clichés doch van de blokken zelf zijn afgedrukt.
Gij vindt bij deze zending nu eindelijk eens iets van Boyd Houghton, n.l. Shaker Evans,4 Liverpool harbour,5 Mail in the wilderness6 en Niagara falls.–7 als ge mijn Boyd Houghtons eens gezien hebt uit het eerste jaar Graphic zal het U meer begrijpelijk worden wat ik U van de belangrijkheid van ’t werk van dezen meester schreef. V.d. Weele zag ze deze week & was er ook door getroffen.
 1v:2
Deze week werkte ik aan teekeningen van figuren met kruiwagens8 – ook al misschien voor de lithographie – doch wat weet ik er van hoe het daarmede gaan zal – ik teeken maar door.– Zooals ik reeds schreef was v.d. Weele bij me deze week – ik was juist met model bezig – en hielden we kunstbeschouwing uit de Graphic op een kruiwagen waar ik ’t model mee geteekend had.– Een blad dat wij nog in ’t bijzonder bekeken was juist van Boyd Houghton – ik schreef er U reeds over in der tijd – ’t stelt voor een gang in ’t etablissement van de Graphic op kerstmis – de modellen der teekenaars komen a merry Xmas wenschen en zeker een fooi ontvangen. Die modellen zijn meestendeels invaliden – een man op krukken loopt vooruit – aan den slip van zijn jas houdt zich een blinde vast die een ander die in ’t geheel niet loopen kan op den rug draagt – de slip van diens jas wordt vastgehouden door een tweede blinde die gevolgd wordt door een geblesseerde met een doek om ’t hoofd achter wien er nog meerderen komen aansjokken.–9 Ik vroeg aan v.d. Weele – Zeg eens – nemen wij modellen GENOEG??? v.d. W. antwoordde mij: Toen Israels dezer dagen op mijn atelier was en mijn groot schilderij van de zandkarren10 zag zeide hij: “neem nu toch vooral flink modellen”.–
Nu geloof ik dat veel personen meer modellen zouden gebruiken indien zij ruimer bij kas waren – maar toch, als wij maar altijd iedere 10 stuivers die we missen kunnen er aan besteedden.–
Het zou heerlijk zijn indien men combineerde en er een lokaal was waar dagelijks rendezvous van modellen was zooals aan de Graphic  1v:3 in der tijd.11 Enfin wat hier ook van zij, laat ons elkaar warm houden er voor en laat ons elkaar, zooveel we kunnen, animeeren voort te werken. niet in de rigting van handelaars of de gewone kunstliefhebbers te behagen doch in de rigting van mannelijke kracht, waarheid, trouw, eerlijkheid.–
Welke zaken allen in direkt verband staan m.i. juist met het werken met model. Er schijnt eene zekere fataliteit te bestaan dat ’t geen men alzoo maakt “onbehagelijk” wordt genoemd doch ik meen dit niet denkbeeldig doch terdeeg bestaand prejugé zou moeten wijken evenwel voor de pogingen der schilders er tegen in mits de schilders het eens zijn in dezen onder elkaar en elkaar steunen en helpen en niet toelaten dat de handelaars alleen tot het publiek spreken doch zelf ook eens hun woord doen. want ofschoon ik wel aannemen wil dat hetgeen een schilder van zijn eigen werk zeggen zou niet altijd begrepen zal worden, zoo meen ik toch dat er beter zaad door zou worden gestrooid in het veld der publieke opinie dan die zaden welke de handelaars en consorte er in plegen te zaaien volgens een altijd hetzelfde zijnde recept van conventie.–
Deze gedachten brengen mij vanzelf op ’t gebied van exposities.– Gij werkt voor exposities – best – ik voor mij hecht gedecideerd zeer weinig aan exposities.–
 1r:4
Ik hechtte er vroeger meer aan dan nu – ik weet niet hoe dit komt – vroeger bezag ik de exposities van een anderen kant dan nu – misschien heb ik vroeger nog al gelegenheid gehad om achter de schermen te zien van zekere zaken in verband met exposities &c. – en misschien is het niet maar een nonchallance van mij ik meen menigeen zich vergist met betrekking van de resultaten eener expositie. Ik wil er ook nu niet verder over door redeneeren dan dit eene nog, ik voor mij zoude meer heil zien in eene vereeniging der schilders door onderlinge sympathie en eenswillendheid & warme vriendschap en trouw dan in eene vereeniging hunner werken door middel der exposities.–
Daarom dat ik schilderijen bijeen zie hangen in een zelfde zaal, durf ik nog niet te besluiten dat er een geest van eendragt en een respect voor elkaar en een zekere heilzame zamenwerking besta onder hen die voornoemde schilderijen &c. maakten. Dat laatste – het zijn of niet zijn er van – acht ik van zoo groot gewigt – dat weinig anders er bij in aanmerking komt als kunnende belangrijk zijn, anders dan in verband met deze spiritueele eendragt, en wat er ook zij van belangrijke zaken daarbuiten op zich zelf beschouwd, geen surrogaat kan het gemis van die eendragt goed maken
en ’t gemis daarvan is een gemis van vasten grond onder de voeten. Ik heb in ’t minst geen verlangen dat de exposities &c. zouden ophouden doch ik heb wel verlangen naar eene hervorming of liever vernieuwing en versterking van de Vereenigingen & het zamenwerken der schilders, welke zaken zeer zeker een zoodanigen invloed zouden hebben dat ook zelfs de exposities er heilzaam door worden zouden. Betreffende uw Tegelschilders – dat gij er weer aan bezig zijt hoorde ik met belangstelling – hoe het is en hoe het worden zal interesseert mij bijzonder, in alles in verband tot dit schilderij of tot andere schilderijen van U stel ik belang en zie er iets van of hoor er van met sympathie – of ze al dan niet naar een expositie gaan is iets wat me evenmin schelen kan als wat voor soort van lijst ge er om hebt echter. Nu adieu – schrijf weer eens spoedig.

t. à t.
Vincent

 2r:5
Ik heb er het land aan Rappard, om te schrijven of te praten over techniek in ’t algemeen – ofschoon ik daarom toch wel eens verlangen kan juist om over de wijs van uitvoering van dit of dat idee dat ik hebben mogt ’t zij met U, ’t zij met een ander te praten, en het praktische van dergelijke besprekingen niet ligt acht.
Dat laatste neemt de eerste gedachte – die ik misschien niet juist uitdruk – echter niet weg. Die eerste gedachte – ik kan ze niet precies in woorden brengen – heeft haar grond niet in iets negatiefs doch in iets positiefs.
In het positieve bewustzijn dat de kunst iets is, grooter en hooger dan onze eigen kundigheid of kunde of wetenschap. Dat de kunst iets is dat ofschoon door menschen handen voortgebragt, niet door de handen alleen gewrocht wordt doch van dieper bron opwelt uit onze ziel en ik in handigheid en technische kennis met betrekking tot kunst iets vind dat mij herinnert aan wat men in den godsdienst eigengeregtigheid zou noemen.
Mijn sympathieen op letterkundig zoowel als op artistiek gebied worden het sterkst getrokken tot die artisten in wie ik het meest de ziel zie werken. Israels b.v. is knap als technicus doch Vollon is het evenzeer – ik houd nog meer van Israels als van Vollon evenwel omdat ik bij Israels nog iets meer zie en iets heel anders dan het meesterlijk weergeven der stoffen, iets heel anders dan ’t licht en bruin, iets heel anders dan de kleur – toch dat heel iets anders bereikt wordende door die juiste wedergave van lichteffekt, stof, kleur. Dat bewuste “iets anders”, ’t welk ik dus in Israels veel meer zie dan in Vollon, heeft Eliott zoo bijzonder, evenals Dickens het ook heeft.
Zit het hem in de keus der motieven. neen die is ook al weer een gevolg.
En wilde ik er op komen o.a. dat Eliott meesterlijk is van executie ook doch buiten en behalve dat nog iets eigenaardig-geniaals waarvan ik zou willen zeggen: men wordt er misschien beter door als men die boeken leest – of, die boeken hebben een wakkermakende kracht.
 2v:6
Ik schreef daar onwillekeurig een boel over exposities, eigentlijk denk ik er bitter weinig aan.– Nu denk ik er toevalligerwijs eens over en ik zie met een zekere verwondering mijne gedachten. Ik zou ze niet compleet genoeg zeggen indien ik er niet bijvoegde dat in sommige schilderijen iets zóó door en door eerlijks en goeds is dat wat er ook mee gedaan wordt – of ze in goede of in slechte – in eerlijke of oneerlijke handen komen – er iets goeds van uitgaat.– “laat Uw licht schijnen voor de menschen”12 is iets wat ik geloof den plicht van elk schilder is, doch – of nu dit laten schijnen van het licht voor de menschen moet geschieden vanb de tentoonstellingen volgt er m.i. nog niet direkt uit – ’k moet U zeggen dat ik eer naar meer en beter gelegenheid wensch dan de exposities om de kunst tot het volk te brengen, dan dat ik de kaars onder een bed wensch te verbergen in plaats van ze op een kandelaar te zetten.c Enfin genoeg hierover.
Ik herlas dezer dagen Felix Holt the radical van Eliott. Dit boek is zeer goed vertaald in ’t Hollandsch.13 Ik hoop dat gij het kent – indien gij het niet kent, zie eens of gij het niet ergens te lezen krijgen kunt.–
Er komen zekere levensbeschouwingen in voor die ik uitmuntend vind – diepe dingen op leuke wijs gezegd – ’t is een boek dat geschreven is met groote pit en verschillende scenes zijn beschreven zóó als Frank Hol of een dergelijke ze zou teekenen. ’t Is een dergelijke opvatting en zienswijs. Er zijn niet veel schrijvers die zoo door en door opregt en goed zijn als Eliott. Dit boek “de radicaal” is niet zoo bekend in Holland als b.v. haar Adam Bede en haar tooneelen uit het predikantslevend zijn ook niet erg bekend – maar dat is jammer genoeg op de zelfde wijs dat het erg jammer is dat niet iedereen het werk van Israels kent.

translation
 1r:1
My dear friend Rappard
Thanks for your letter, I was interested to learn that you’re again working on your painting The tile painters.1 In your letter I also found something about your coming here, and that was all the more reason to send you the duplicate woodcuts I still have left quickly, since I believe you would rather not wait any longer than necessary. At any rate after seeing them, you’ll regard various prints as not unwelcome possessions, I imagine.
I’ve also taken The Graphic Portfolio apart and inserted it between my loose prints.2 This is why you already have Low lodging house by Herkomer,3 and several of the best of this consignment too. I’m sending you the ordinary impressions of some prints that I obtained in duplicate in this way, and in the case of some the prints from the book itself, which are printed not from the clichés but from the blocks themselves.
In this consignment you’ll at last find something by Boyd Houghton, namely Shaker Evans,4 Liverpool harbour,5 Mail in the wilderness6 and Niagara falls.7 Once you’ve seen my Boyd Houghtons from the first year of The Graphic you will better understand what I wrote to you about the importance of this master’s work. Van der Weele saw them this week and was also struck by them.  1v:2
This week I worked on drawings of figures with wheelbarrows8 — perhaps for lithography as well — yet what do I know of how it will turn out? — I just carry on drawing. As I wrote, Van der Weele came by this week — I was just working with a model — and we held a viewing from The Graphic on a wheelbarrow that I had drawn with the model. One sheet that we paid particular attention to was by Boyd Houghton — I wrote to you about it at the time — it shows a corridor at the offices of The Graphic at Christmas. The draughtsmen’s models come to wish them a merry Xmas and no doubt receive a tip. Most of the models are disabled — a man on crutches leads the way — holding on to his coat-tail is a blind person with someone else on his back who can’t walk at all — his coat-tail is held by a second blind person who is followed by an injured person with a bandage round his head, behind whom yet more come trudging along.9 I asked Van der Weele — Tell me, do we take models often ENOUGH??? Van der W. replied: When Israëls was at my studio lately and saw my big painting of the sand-carts,10 he said: ‘Now above all take plenty of models’.
Now I believe that many people would use more models if they had more money to spend — but still, as long as we always spend on them every 10 stuivers we can spare.
It would be wonderful if people joined forces and there was a place where models would rendezvous each day, as at The Graphic  1v:3 in the past.11 Anyway, be that as it may, let’s keep up each other’s enthusiasm, and let’s encourage each other, as far as we can, to carry on working. Not in the direction of pleasing dealers or the ordinary art lovers but in the direction of manly strength, truth, loyalty, honesty.
Which are all directly connected, in my view, with working with models. It seems that everything one makes in this way is doomed to be called ‘disagreeable’, but I believe this far from imaginary but definitely existing prejudice ought to give way all the same before the attempts of the painters against it, provided the painters are agreed on this between themselves and support and help each other, and don’t allow the dealers to be the only ones who speak to the public, but put a word in for themselves now and again. For while I’m prepared to accept that what a painter says about his own work won’t always be understood, I still believe that in this way better seed would be scattered in the field of public opinion than the seeds the dealers and their associates are in the habit of sowing according to a conventional formula that’s always the same.
These thoughts naturally bring me to the field of exhibitions. You work for exhibitions — fine — I myself am decidedly not at all fond of exhibitions.  1r:4
I used to be fonder of them in the past than I am now — I don’t know why this is — in the past I viewed exhibitions from a different angle — perhaps in the past I had ample occasion to see behind the scenes of certain affairs connected to exhibitions &c. — and perhaps it isn’t just nonchalance on my part that I believe that many are mistaken regarding the results of an exhibition. I don’t want to discuss it further now, other than to say that I myself would have more faith in a coming together of painters through mutual sympathy and similarity of purpose and warm friendship and loyalty than in a coming together of their works by means of exhibitions.
This is why, when I see paintings hung together in the same room, I don’t yet venture to conclude that a spirit of unity and a respect for each other and a certain healthy collaboration exists among those who made the aforementioned paintings &c. I regard this last point — the existence or non-existence of these things — as being of such great weight that little else qualifies as possibly being important, other than in connection with this spiritual unity, and whatever other matters, important in themselves, there may be apart from that, no surrogate can make up for the lack of that unity, and the lack of that is a lack of firm ground under one’s feet. I don’t have the least desire for exhibitions &c. to stop, but I do desire a reform or rather renewal and strengthening of the associations and the collaboration between painters, which would certainly have the kind of influence that would make even exhibitions beneficial. As for your Tile painters — I was interested to hear that you’re working on it again — I’m especially interested in what it’s like and what it will become. I take an interest in everything to do with this painting or with your other paintings, and see something of them and hear about them with sympathy — but whether or not they go to an exhibition matters as little to me as what kind of frame you have them in. Well, adieu — write again soon.

Ever yours,
Vincent

 2r:5
I dislike writing or talking about technique in general, Rappard — although all the same I sometimes long to talk about how to realize some idea or other that I might have, be it with you or with someone else, and I don’t take the practical value of such discussions lightly.
However, this latter doesn’t alter the first thought — which perhaps I’m not expressing properly. That first thought — I can’t exactly put it into words — is based not on something negative but on something positive.
In the positive awareness that art is something larger and loftier than our own skill or learning or knowledge. That art is something which, although produced by human hands, is not wrought by the hands alone but wells up from a deeper source in our soul, and that I find something in dexterity and technical knowledge about art that reminds me of what, in religion, they’d call self-righteousness.
My sympathies in the literary as well as the artistic sphere are drawn most strongly to those artists in whom I see the soul most at work. Israëls, for instance, is a clever technician, but Vollon is equally so — I like Israëls even more than Vollon, though, because in Israëls I see something more and something very different from the masterly rendering of fabrics, something very different from the light and shade, something very different from the colour — yet that something very different being achieved by that accurate rendering of the effect of light, fabric, colour. Eliot really has that ‘something different’, which I see, as I said, in Israëls much more than in Vollon, and Dickens has it too.
Does it lie in the choice of subjects? No, that too is another consequence.
And what I’m getting at, among other things, is that Eliot is masterly in execution, but above and beyond that is that extra something of singular genius of which I would say: perhaps one improves by reading these books — or, these books have the power to invigorate.  2v:6
Without meaning to I wrote a lot about exhibitions there, actually I barely think about them. Now I do happen to be thinking about them, and I view my thoughts with a degree of surprise. I wouldn’t be expressing them fully enough if I didn’t add that there’s something so thoroughly honest and good in some paintings that, whatever is done with them — whether they fall into good or into bad — into honest or dishonest hands — something good comes from them. ‘Let your light shine before men’12 is something that I believe is every painter’s duty, but — it doesn’t, in my view, immediately follow that letting the light shine before men has to be done in exhibitions — I have to tell you that, rather than wanting to hide the candle under the bed instead of putting it in a candlestick, I wish there were more and better opportunities than exhibitions to bring art to the people. Anyway, enough of that.
I recently re-read Eliot’s Felix Holt, The radical. This book has been very well translated into Dutch.13 I hope you know it — if you don’t know it, see if you can’t get hold of it somewhere.
There are certain ideas about life in it that I find outstanding — profound things said in a plain way — it’s a book written with great spirit, and various scenes are described exactly as Frank Holl or someone like him would draw them. It’s a similar conception and outlook. There aren’t many writers who are as thoroughly sincere and good as Eliot. This book, The radical, isn’t as well known in Holland as, say, her Adam Bede, and her scenes from clerical life aren’t very well known either — more’s the pity, in the same way that it’s a great pity that not everyone knows Israëls’s work.
notes
1. For Van Rappard’s Tile painters , which would be shown at the Amsterdam International Exhibition, see letter 331, n. 14.
a. Means: ‘uit elkaar gehaald’ (taken apart).
2. For The Graphic Portfolio, see letter 235, n. 47.
3. For Herkomer’s Low lodging house St. Giles’s , included in The Graphic Portfolio of 1877, see letter 303, n. 10.
4. Arthur Boyd Houghton, Shaker Evans at home, in The Graphic 4 (26 August 1871), p. 213. There is a copy in the estate. Ill. 971 (t*101).
5. Arthur Boyd Houghton, Landing cotton at Liverpool, in The Graphic 12 (11 December 1875), p. 581. There is a copy in the estate. Ill. 963 (t*446).
6. Arthur Boyd Houghton, Carrying the mail, in The Graphic 4 (29 July 1871), p. 116. There is a copy in the estate. Ill. 965 (t*838).
7. This may refer either to Boyd Houghton’s small engraving Doing Niagara, in The Graphic 1 (16 July 1870), p. 57, or to The Grand Duke Alexis of Russia under Niagara Falls, on the front page of The Graphic 5 (17 February 1872), p. 141. Ill. 967 and Ill. 2089 .
8. Cf. Scheveningen woman with wheelbarrow (F 1021 / JH 362), letter 331, n. 5.
9. For Boyd Houghton’s Our artist’s Christmas entertainment – Arrival of the visitors , see letter 305, n. 18.
10. For Van der Weele’s A misty morning, see letter 327, n. 1.
11. Van Gogh had written earlier that The Graphic provided models: see letter 215.
12. Matt. 5:16.
b. Read: ‘door middel van’ (by means of).
c. The thinking is: My objection to exhibitions means that I would prefer to apply more and better ways of bringing art to the people, rather than deprive the public of art because of that objection.
13. George Eliot, Felix Holt, de radikaal: een verhaal, uit het Engelsch vertaald door Mevr. van Westrheene. Sneek 1867.
d. A literal translation of the title Scenes of clerical life.