1r:1
Amice Rappard –
Dank voor Uw brief, met belangstelling vernam ik dat gij weder doende zijt aan Uw schilderij de tegelschilders.1 Tevens vond ik in uw brief iets betreffende Uw komst naar hier en was dat me aanl. te meer U maar dezer dagen toe te zenden wat ik nog dubbele houtsneden heb, daar ’t mij voorkomt gij liever niet langer er naar wacht dan noodig is. Ten minste na ze gezien te hebben zult ge verscheiden bladen wel een niet onaangenaam bezit rekenen, stel ik me zoo voor.
Ik heb de Graphic Portfolio ook opgebrokena en tusschen mijn losse bladen ingelascht.2 Het is om die reden dat gij low lodging house van Herkomer3 reeds hebt en verscheidene der besten van deze zending ook. Ik stuur u van sommige bladen die ik op die wijs dubbel kreeg de gewone drukken en ook van sommigen de drukken uit het boek zelf, die dus niet van clichés doch van de blokken zelf zijn afgedrukt.
Gij vindt bij deze zending nu eindelijk eens iets van Boyd Houghton, n.l. Shaker Evans,4 Liverpool harbour,5 Mail in the wilderness6 en Niagara falls.–7 als ge mijn Boyd Houghtons eens gezien hebt uit het eerste jaar Graphic zal het U meer begrijpelijk worden wat ik U van de belangrijkheid van ’t werk van dezen meester schreef. V.d. Weele zag ze deze week & was er ook door getroffen.
 1v:2
Deze week werkte ik aan teekeningen van figuren met kruiwagens8 – ook al misschien voor de lithographie – doch wat weet ik er van hoe het daarmede gaan zal – ik teeken maar door.– Zooals ik reeds schreef was v.d. Weele bij me deze week – ik was juist met model bezig – en hielden we kunstbeschouwing uit de Graphic op een kruiwagen waar ik ’t model mee geteekend had.– Een blad dat wij nog in ’t bijzonder bekeken was juist van Boyd Houghton – ik schreef er U reeds over in der tijd – ’t stelt voor een gang in ’t etablissement van de Graphic op kerstmis – de modellen der teekenaars komen a merry Xmas wenschen en zeker een fooi ontvangen. Die modellen zijn meestendeels invaliden – een man op krukken loopt vooruit – aan den slip van zijn jas houdt zich een blinde vast die een ander die in ’t geheel niet loopen kan op den rug draagt – de slip van diens jas wordt vastgehouden door een tweede blinde die gevolgd wordt door een geblesseerde met een doek om ’t hoofd achter wien er nog meerderen komen aansjokken.–9 Ik vroeg aan v.d. Weele – Zeg eens – nemen wij modellen GENOEG??? v.d. W. antwoordde mij: Toen Israels dezer dagen op mijn atelier was en mijn groot schilderij van de zandkarren10 zag zeide hij: “neem nu toch vooral flink modellen”.–
Nu geloof ik dat veel personen meer modellen zouden gebruiken indien zij ruimer bij kas waren – maar toch, als wij maar altijd iedere 10 stuivers die we missen kunnen er aan besteedden.–
Het zou heerlijk zijn indien men combineerde en er een lokaal was waar dagelijks rendezvous van modellen was zooals aan de Graphic  1v:3 in der tijd.11 Enfin wat hier ook van zij, laat ons elkaar warm houden er voor en laat ons elkaar, zooveel we kunnen, animeeren voort te werken. niet in de rigting van handelaars of de gewone kunstliefhebbers te behagen doch in de rigting van mannelijke kracht, waarheid, trouw, eerlijkheid.–
Welke zaken allen in direkt verband staan m.i. juist met het werken met model. Er schijnt eene zekere fataliteit te bestaan dat ’t geen men alzoo maakt “onbehagelijk” wordt genoemd doch ik meen dit niet denkbeeldig doch terdeeg bestaand prejugé zou moeten wijken evenwel voor de pogingen der schilders er tegen in mits de schilders het eens zijn in dezen onder elkaar en elkaar steunen en helpen en niet toelaten dat de handelaars alleen tot het publiek spreken doch zelf ook eens hun woord doen. want ofschoon ik wel aannemen wil dat hetgeen een schilder van zijn eigen werk zeggen zou niet altijd begrepen zal worden, zoo meen ik toch dat er beter zaad door zou worden gestrooid in het veld der publieke opinie dan die zaden welke de handelaars en consorte er in plegen te zaaien volgens een altijd hetzelfde zijnde recept van conventie.–
Deze gedachten brengen mij vanzelf op ’t gebied van exposities.– Gij werkt voor exposities – best – ik voor mij hecht gedecideerd zeer weinig aan exposities.–
 1r:4
Ik hechtte er vroeger meer aan dan nu – ik weet niet hoe dit komt – vroeger bezag ik de exposities van een anderen kant dan nu – misschien heb ik vroeger nog al gelegenheid gehad om achter de schermen te zien van zekere zaken in verband met exposities &c. – en misschien is het niet maar een nonchallance van mij ik meen menigeen zich vergist met betrekking van de resultaten eener expositie. Ik wil er ook nu niet verder over door redeneeren dan dit eene nog, ik voor mij zoude meer heil zien in eene vereeniging der schilders door onderlinge sympathie en eenswillendheid & warme vriendschap en trouw dan in eene vereeniging hunner werken door middel der exposities.–
Daarom dat ik schilderijen bijeen zie hangen in een zelfde zaal, durf ik nog niet te besluiten dat er een geest van eendragt en een respect voor elkaar en een zekere heilzame zamenwerking besta onder hen die voornoemde schilderijen &c. maakten. Dat laatste – het zijn of niet zijn er van – acht ik van zoo groot gewigt – dat weinig anders er bij in aanmerking komt als kunnende belangrijk zijn, anders dan in verband met deze spiritueele eendragt, en wat er ook zij van belangrijke zaken daarbuiten op zich zelf beschouwd, geen surrogaat kan het gemis van die eendragt goed maken
en ’t gemis daarvan is een gemis van vasten grond onder de voeten. Ik heb in ’t minst geen verlangen dat de exposities &c. zouden ophouden doch ik heb wel verlangen naar eene hervorming of liever vernieuwing en versterking van de Vereenigingen & het zamenwerken der schilders, welke zaken zeer zeker een zoodanigen invloed zouden hebben dat ook zelfs de exposities er heilzaam door worden zouden. Betreffende uw Tegelschilders – dat gij er weer aan bezig zijt hoorde ik met belangstelling – hoe het is en hoe het worden zal interesseert mij bijzonder, in alles in verband tot dit schilderij of tot andere schilderijen van U stel ik belang en zie er iets van of hoor er van met sympathie – of ze al dan niet naar een expositie gaan is iets wat me evenmin schelen kan als wat voor soort van lijst ge er om hebt echter. Nu adieu – schrijf weer eens spoedig.

t. à t.
Vincent

 2r:5
Ik heb er het land aan Rappard, om te schrijven of te praten over techniek in ’t algemeen – ofschoon ik daarom toch wel eens verlangen kan juist om over de wijs van uitvoering van dit of dat idee dat ik hebben mogt ’t zij met U, ’t zij met een ander te praten, en het praktische van dergelijke besprekingen niet ligt acht.
Dat laatste neemt de eerste gedachte – die ik misschien niet juist uitdruk – echter niet weg. Die eerste gedachte – ik kan ze niet precies in woorden brengen – heeft haar grond niet in iets negatiefs doch in iets positiefs.
In het positieve bewustzijn dat de kunst iets is, grooter en hooger dan onze eigen kundigheid of kunde of wetenschap. Dat de kunst iets is dat ofschoon door menschen handen voortgebragt, niet door de handen alleen gewrocht wordt doch van dieper bron opwelt uit onze ziel en ik in handigheid en technische kennis met betrekking tot kunst iets vind dat mij herinnert aan wat men in den godsdienst eigengeregtigheid zou noemen.
Mijn sympathieen op letterkundig zoowel als op artistiek gebied worden het sterkst getrokken tot die artisten in wie ik het meest de ziel zie werken. Israels b.v. is knap als technicus doch Vollon is het evenzeer – ik houd nog meer van Israels als van Vollon evenwel omdat ik bij Israels nog iets meer zie en iets heel anders dan het meesterlijk weergeven der stoffen, iets heel anders dan ’t licht en bruin, iets heel anders dan de kleur – toch dat heel iets anders bereikt wordende door die juiste wedergave van lichteffekt, stof, kleur. Dat bewuste “iets anders”, ’t welk ik dus in Israels veel meer zie dan in Vollon, heeft Eliott zoo bijzonder, evenals Dickens het ook heeft.
Zit het hem in de keus der motieven. neen die is ook al weer een gevolg.
En wilde ik er op komen o.a. dat Eliott meesterlijk is van executie ook doch buiten en behalve dat nog iets eigenaardig-geniaals waarvan ik zou willen zeggen: men wordt er misschien beter door als men die boeken leest – of, die boeken hebben een wakkermakende kracht.
 2v:6
Ik schreef daar onwillekeurig een boel over exposities, eigentlijk denk ik er bitter weinig aan.– Nu denk ik er toevalligerwijs eens over en ik zie met een zekere verwondering mijne gedachten. Ik zou ze niet compleet genoeg zeggen indien ik er niet bijvoegde dat in sommige schilderijen iets zóó door en door eerlijks en goeds is dat wat er ook mee gedaan wordt – of ze in goede of in slechte – in eerlijke of oneerlijke handen komen – er iets goeds van uitgaat.– “laat Uw licht schijnen voor de menschen”12 is iets wat ik geloof den plicht van elk schilder is, doch – of nu dit laten schijnen van het licht voor de menschen moet geschieden vanb de tentoonstellingen volgt er m.i. nog niet direkt uit – ’k moet U zeggen dat ik eer naar meer en beter gelegenheid wensch dan de exposities om de kunst tot het volk te brengen, dan dat ik de kaars onder een bed wensch te verbergen in plaats van ze op een kandelaar te zetten.c Enfin genoeg hierover.
Ik herlas dezer dagen Felix Holt the radical van Eliott. Dit boek is zeer goed vertaald in ’t Hollandsch.13 Ik hoop dat gij het kent – indien gij het niet kent, zie eens of gij het niet ergens te lezen krijgen kunt.–
Er komen zekere levensbeschouwingen in voor die ik uitmuntend vind – diepe dingen op leuke wijs gezegd – ’t is een boek dat geschreven is met groote pit en verschillende scenes zijn beschreven zóó als Frank Hol of een dergelijke ze zou teekenen. ’t Is een dergelijke opvatting en zienswijs. Er zijn niet veel schrijvers die zoo door en door opregt en goed zijn als Eliott. Dit boek “de radicaal” is niet zoo bekend in Holland als b.v. haar Adam Bede en haar tooneelen uit het predikantslevend zijn ook niet erg bekend – maar dat is jammer genoeg op de zelfde wijs dat het erg jammer is dat niet iedereen het werk van Israels kent.

top