2Regt hartelijk dank voor Uw brief en het ingeslotene_– 3Het verheugde mij daarin meer uitvoerig eens weder 4iets omtrent Uw zieke te vernemen/ te meer daar 5’t mij voorkwam deze berigten zeer gunstig te 6noemen zijn. Dat wat men noemt tumeur blanche/1 7is het niet iets dat bij anemie op zich zelf reeds 8wel eens voorkomt als zekere kwaadaardige bestanddeelen 9in het bloed zijn. Ik weet dit niet precies doch 10op zich zelf meen ik het bewuste abces iets niet 11ongewoons en bij goede behandeling volstrekt 12niet gevaarlijks is_– En overigens schrijft ge 13verscheiden goede dingen.
14Erg aardig wat ge schrijft van haar invloed 15op anderen. Zulke dingen geloof ik – 16den invloed door een goed mensch 17te weeg gebragt strekt somtijds ver_ 18Is wel aardig bij het zuurdeeg vergeleken_ 19Twee goede menschen – man en vrouw 20vereenigd – ’t zelfde willende & bedoelende/ 21met denzelfden ernst doortrokken/ 22wat die niet zouden vermogen!– 23Daar heb ik dikwijls over gedacht_– 24Want door vereeniging wordt de 25kracht ten goede niet alleen verdubbeld 26maar veel malen verdubbeld – als door 27magtsverheffing om ’t zoo maar eens in 28rekenkundige woorden te zeggen.2
29Nu – dan Uw beschrijving van ’t huis en 30van de omgeving van het huis – de cab stand 31is zeer goed_– Onderscheidt zich van andere 32'stadsgezigten van U door – typiger stoffage – 33de cabstand is uitmuntend – kunt ge mij 34het personaadje met den rooden neus 35niet eens te poseeren bezorgen_–
36Dat gij vriend Wisselingh hebt gesproken 37doet mij pleizier – dus is die weer terug gekomen 38in Parijs – nog steeds in de zaak van Cottier?3 39Zoudt ge bij gelegenheid hem eens voor mij willen 40groeten – als hij eens naar Holland komt 41zou een bezoek van hem – dat hij me trouwens 42reeds toegezegd heeft eigentlijk – mij bijzonder 43genoegen doen. Ik wou wel ge hem 44animeeren kondt dit niet te vergeten/ ik zou 45hem verscheiden dingen te vragen hebben nog 46over Londen. Heeft hij de lithographies nog 47gezien? Ik zou graag weer eens geheel op 48nieuw kennis met hem maken/ ik vond altijd veel 49aantrekkelijks in hem en hij weet veel dingen en 50gevoelt juist in zaken van kunst/ en oorspronkelijk_ 51Enfin is iemand met een karakter.
52Ommestaand krabbeltje is naar eene teekening 53die ik van morgen vroeg begon en den heelen 54dag op doorsjouwde.4 Is misschien wel de 55beste die ik tot nog toe heb gemaakt/ althans 56van licht & bruin_– Ik stuur U het krabbeltje 57(ofschoon ik onmogelijk op dit papier werken kan 58zooa dat dezelfde krachten er in komen/ het uit de proportie is – en de teek_ meer voorgrond heeft) omdat ik denk 59gij er in zien zult wat ik door de verandering 60van ’t licht op ’t atelier win.– Dit figuur 61is geposeerd tegen ’t licht in en om het weer te 62geven komt iets anders nog kijken dan een 63contour/ daar door licht uit 64een enkelen foyer de lumière het modelé 65karakter krijgt/ en de krachten in harmonie met 66elkaar en in onderling rapport. En brengt 67deze opvatting mede primo wel de moeielijkheden 68van het weergeven van ’t geen men voor oogen heeft 69doch tevens nog iets anders waar men veel 70aan te blokken heeft/ namelijk de kwestie 71eene figuur zóó te plaatsen en het licht 72zóó te doen vallen dat het karakter ’t best en 73meest volkomen uitkomt. ’t geen men buiten of binnen 74ziet moet men zoo geanalyseerd hebben ten opzigte van ’t licht 75dat men het terug kan vinden.
76Het doet me groot genoegen gij schrijft 77het bergkrijt te hebben. Het kwam echter 78heden niet per post ofschoon gij schreeft het 79afgezonden te hebben. Mogt gij ’t vergeten 80hebben zoo herinner ik er u nog eens 81aan en is het gij ’t reeds verzonden hebt 82zoo komt het zeker spoedig.– Ik heb 83weder een voorraad lithographisch krijt en 84wilde daarmede het bergkrijt combineeren/ 85wat dunkt me gaan moet_
86Deze week teekende ik druk Kruiwagens/ 87een kereltje op den rug gezien is nog al echt 88geworden, geloof ik.5 V.d. Weele was bij mij, wij 89hebben kunstbeschouwing van houtsneden gehouden/ 90heel gezellig op een kruiwagen – want ik was juist 91met model bezig. Hij zou ze ook beginnen te 92verzamelen en demarches doen om uit de nalaten- 93schap van Stam den houtgraveur een aantal te krijgen/ 94door dezen bijeengebragt.6 Ik heb U nog niet geschreven 95dat ik zoo zoetjes aan haast de heele graphic 96compleet heb. van ’t begin 1870 af_
97Natuurlijk niet alles/ er is te veel ballast bij 98maar zoo de mooien er uit.
99Wanneer men die ziet/ b.v. ’t werk van Herkomer 100er uit/ gerangschikt bij elkaar in plaats van 101verspreid tusschen een massa onbeteekenende 102dingen/ wordt het pleizieriger en gemakkelijker 103om te zien vooreerst doch tevens begint men 104dan meer de eigenaardigheden der diverse 105meesters te zien, en het groote verschil 106tusschen de teekenaars.
107Wat zou ik toch graag eens iets van 108L’Hermitte zien.7
109Ik kan U niet genoeg zeggen hoe 110gelukkig ik mij voel door de verbetering 111van het atelier en hoezeer ik weer vervuld 112ben met allerlei figuren die ik maken 113moet.–
114V.d. Weele zag de studies van 115koppen van dezen winter o.a. – ik 116weet zeker die mij nog tepas zullen 117komen – trouwens de andere studies 118ook.
119Weet ge wat mij pleizier deed_– 120ge weet dezen winter was v.d. W. ook eens bij me8 – 121’t is nu al maanden geleden – ik was toen 122doende aan studies van Spitters – waarvan 123ik er nog een trachtte te lithographieeren_–9 124Hij zag die toen doch ze schenen hem niet 125aan te trekken – bepaald niet_–
126Nu heeft hij voor zijn onder handen zijnd 127Schij10dezer dagen blijkbaar of spitters 128laten poseeren of het afgekeken terwijl ze ergens aan ’t werk waren – enfin 129hij heeft juist in de natuur spitters 130met aandacht bekeken_–
131Bij het doorzien van mijn studies sprak 132hij er heel anders over toen we aan die spitters 133kwamen dan dezen winter – althans 134vooral zei hij zoo grif niet “dit of dat 135is anders”.– Ik zelf sprak er ditmaal 136geheel niet over. Maar hoe langer hoe meer 137begin ik zoowel in mij zelf als in anderen te zien 138hoe men zich vergissen kan dikwijls als men 139denkt dit of dat “is niet zoo” of “doet niet goed”/ vooral 140onwillekeurig zegt men het dikwijls waar het niet toepasselijk 141is/ ik zelf niet minder dan anderen. Men meent het dan 142zeker te weten en moet er toch van terug komen wil men 143billijk zijn.
144Uw beschrijving van den rijtuig stand 145en het eerwaardig urinoir en de aanplak- 146biljetten daarop is werkelijk erg best – 147t’is eeuwig jammer ge het niet teekent.
148Van aanplakbiljetten gesproken/ de plaats 149alwaar zij aangeplakt zijn is soms een 150zonderlinge parodie op de aanplaksels 151of omgekeerd.
152Zoo om iets uit velen te noemen – 153tegen het poortje van den lommerd 154of bank v. leening zag ik aangeplakt 155'in groote letters
157NB_ Eigen haard is een tijdschrift/ zooals ge misschien 158weet. Ik vond die nog al goed/ als men 159er meer op lette zou men er nog beteren 160vinden.
161Gavarni heeft er eens iets op gemaakt, 162n.l. dit. de ingang van een huis waar 163staat geannonceerd “On prend des enfants en 164sevrage.” Op den 165stoep staat eene vrouw van zeer ongunstig 166uiterlijk en een kerel met een brûle gueule in den mond/ de lui van de inrigting blijkbaar_ Tegen den muur 167is aangeplakt eene reclame. Perdu un 168enfant – tel et tel_–12
169Zoo ook au rendez vous de la fraternité 170is het uithangbord van een estaminet waar eenige 171dronken kerels aan ’t bakkeleijen zijn.13
172Rappard wil een groot schilderij sturen 173naar de Amsterd. tentoonstelling. 174Het stelt voor 4 tegelschilders rond eene 175tafel.14 Ik hoorde indirekt er goeds 176van_
177Ofschoon het niet nu in mijn plan 178ligt groote Schilderijen voor exposities 179te maken zoo zou ik toch niet minder 180werken willen dan Rappard b.v.
181Ik vind er zelfs iets animeerends in 182dat de een in deze/ de ander in die 183rigting werke en men dan toch sympatiseere_ 184Concurrentie die voort komt uit naijver 185is iets heel anders dan dat men juist uit 186respect voor elkaar zijn best doe het 187werk zoo goed mogelijk te krijgen_ Les extrêmes 188se touchent15 – in naijver zie ik niet het minste 189heil doch ik zou eene vriendschap verachten 190die niet meebragt dat men zich inspannen 191moest om elkaar bij te blijven.
192Hetgeen waarnaar ik soms zeer begin 193te verlangen is het werken met meer 194modellen te gelijk. Om teekeningen 195te maken die wat gecompliceerder zijn. 196Doch het verlangen daarnaar is niet 197onstuimig – ik heb toch genoeg te doen_
198Ik zag bij van der Weele de studies voor zijn groot schilderij_16 199Die studies waren uitmuntend – conscientieus – maar 200wie eenigzins begrijpt hoe men studies naar de natuur maakt 201en het verschil tusschen deze en een Schij of definitieve compositie/ 202verwacht niet het schilderij te vinden in de studies – natuurlijkerwijs_ 203De grootheid en eenheid van het schij ziet men in de 204studies niet – dat is geen wonder_– omdat de studies 205gedaan zijn voor de figuren/ paarden of menschen/ ’t is 206hetzelfde – is de entourage verwaarloosd – is er nl_ geen 207voorgrond/ achtergrond &c. genoeg. Doen zij niet 208voor en staan niet op hun plaats zóó als 209'zij op ’t schij doen_– Weet iedereen dat te 210begrijpen bij het zien van studies. Blijf gij 211er aan denken bij het zien van de mijnen – vooral 212ook als ge vroeger of later zien zult wat ik nog hier 213heb. Deze week voor de aardigheid zette ik er een 214paar in andere proportie op zóó dat ik er een geheel 215van kon aansmeeren_– Door een eenvoudige aangeving 216van enkele lijnen en enkele vlakke toonen van sepia er in te wasschen/ kwam 217wat ik nu maar eens zal noemen het schilderijachtige er van 218zelf in.– ’k wil maar zeggen – meen niet dat ik anders kijk dan b.v. v.d. 219Weele ten opzigte van ruimte zien in de natuur. adieu/ schrijf weer spoedig/ 220het beste_
221In dit krabbeltje ziet ge iets van ’t geen ik aan 222’t eind van dezen brief zeide – hier is nu 223in ’t geheel geen voorgrond – wat nu op de eigentlijke 224studie althans toch iets meer is – maar als ik deze 225studie met bijvoorbeeld een van de spitters, laat ons zeggen 226die welke ik lithographieerde/ combineer – dan hoort 227hier bij een groot/ vlak stuk grond van voren en 228bijvoorbeeld een houtkantb er achter waar men heel boven 229aan iets van de lucht zou zien/ alleen om aan te geven 230waar het licht van daan komt_ Dan wordt het dus misschien 231eene compositie in de breedte en komt het figuur in zijn entourage 232en op zijn plaats_ Maakte ik op de studie zelf 233dat alles dan zou ’t figuur zoo klein worden 234dat als serieuse studie voor ’t figuur ik er niets aan 235hebben zou. Geloof me/ het aspect is geen heksenwerk/ 236als mijn studies goed zijn ben ik heel kalm op dat punt.
237En Ruimte/ Lucht/ breedheid – meen niet dat ik die 238wegredeneer – maar men moet daar niet mee beginnen/ eerst het 239fondament – dan volgt het dak op zijn tijd_–
32 stoffage – < stoffage
57-58 (ofschoon [...] heeft) < Parentheses added by us.