Back to site

330 To Theo van Gogh. The Hague, Sunday, 18 March 1883.

metadata
No. 330 (Brieven 1990 334, Complete Letters 276)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: The Hague, Sunday, 18 March 1883

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. nos. b299 a-b V/1962, d317 V/1970 and d324 V/1970

Date
Van Gogh writes about the cold days and the melting of the snow ‘today’ (ll. 15-18). In view of the letter sketch Snowy yard (F - / JH 342), the cold days he refers to must be the same as those mentioned in letter 329, namely 15-16 March. With that letter Van Gogh sent the very similar Snowy yard (F 1023 / JH 343). The snow that fell on those days is melting ‘today’, so that 17 and 18 March are possible dates. Because Van Gogh talks about ‘last week’, however, and because he always starts the week on Sunday, the letter must date from Sunday, 18 March 1883.

Ongoing topics
Van Gogh is working with natural chalk (322)
Theo’s love for the ailing Marie (300)

Sketches

  1. Snowy yard (F - / JH 342), letter sketch
  2. Man in a village inn (F - / JH 339), enclosed sketch
  3. Girl kneeling by a cradle (F - / JH 338), enclosed sketch

original text
 1r:1 [sketch A]
Waarde Theo,
Ge hebt zoo dikwijls mij door Uw beschrijvingen een kijkje in Parijs laten nemen, ditmaal laat ik U eens bij mij uit het raam kijken op de besneeuwde werf.
Ik voeg er bij een kijkje in een hoekje van het huis1 en zijn het twee impressies van èèn zelfden winterdag.–
De poezij omgeeft ons overal doch het op papier brengen er van is iets wat helaas niet zoo grif gaat als het kijken. Van ’t bovenstaande maakte ik eene aquarel waarnaar dit krabbeltje is gedaan, ik vind die echter niet levendig en krachtig genoeg.2
 1v:2
Ik meen U reeds geschreven te hebben ik nog wat bergkrijt heb gevonden hier in stad.3 Daarmee ben ik ook in de weer.
Dit is mijns inziens wel het echtste gedeelte van dezen winter geweest, die koude dagen die we verl. week hadden. Het was almagtig mooi met de sneeuw – en eigenaardige luchten. Het smelten van de sneeuw heden was haast nog mooier. Maar ’t was typig winterweer als ik ’t zoo noemen mag – ’t was van dat weer dat oude herinneringen wakker maakt, en zien de meest gewone dingen er zóó uit dat men er geschiedenissen onwillekeurig aan vast maakt uit den tijd der dilligences en postwagens.
Ziehier b.v. een krabbeltje dat ik zoo in een dergelijke droomerij maakte.– Het stelt voor een mijnheer die door te laat komen van een diligence of zoo heeft moeten overnachten in een dorpsherberg. Nu is hij vroeg opgestaan en terwijl hij tegen de kou een glaasje brandewijn laat inschenken betaalt hij de waardin (een vrouwtje met boerenmuts). ’t is echter nog heel vroeg s’ochtens, “la piquette du jour” – hij moet den postwagen halen – de maan schijnt nog en men ziet door het raam van de gelagkamer de sneeuw blinken – en hebben de voorwerpen eigenaardig grillige slagschaduwen.4
Deze historie is eigentlijk absoluut niets en het krabbeltje is ook niets maar door een en ander zult ge misschien begrijpen wat ik bedoel, n.l. dat alles dezer dagen een je ne sais quoi had dat iemand den lust gaf om het op papier te krabbelen.–
Enfin – de heele natuur is een onbeschrijfelijk mooie Black & White exhibition als er van die Sneeuw effekten zijn.
 1v:3
Daar ik nu toch aan het krabbeltjes maken ben voeg ik er nog een zeer oppervlakkig bij van eene teek. met bergkrijt, het meisje bij de wieg,5 op soortgelijke wijs gemaakt als de vrouw & het kind waarover ge schreeft.–6 Werkelijk dit bergkrijt is een eigenaardige stof. Het andere krabbeltje van een schippertje is naar eene teekening waarin veel lavis is met neutral tint en sepia.7
Het zou mij geenszins verwonderen indien het weinige dat ik U zond den laatsten tijd U een nog al mager resultaat moet voorkomen. Ik geloof zelfs dat het moeielijk anders zou kunnen wezen.–
Er is iets fataals in, dat om van het werk in Black & White het eigenaardige te zien men steeds het geheel in aanmerking moet nemen en onmogelijkerwijs dit altijd kan.– Ik bedoel dat er een zeker onderscheid is in het maken van 10 teekeningen en het maken van 100 teekeningen of schetsen of studies. Voorzeker niet om reden der quantiteit – laat de quantiteit daar – doch dit wil ik zeggen, er is in Black & White een zekere mildheid die iemand in staat stelt één zelfde figuur dat men mooi vindt te teekenen in 10 verschillende standen misschien, wanneer men het met aquarel b.v. slechts in èèn stand zou doen of wanneer men het schilderde. Laten er bij die 10 nu gesteld maar eens 9 slechten zijn. ik hoop waarachtig wel dat niet altijd de proportie van goed tot slecht zóó zal zijn – doch neem het nu maar eens zoo.– Als ge nu op ’t atelier zelf zoudt wezen zoo zou er geloof ik geen week voorbijgaan of ik zou U niet één doch een zeker aantal studies voorleggen – en zou het mij verwonderen als gij uit dat zeker aantal niet telkens ’t een of ander zoudt uitpikken kunnen waarin ge iets vondt dat U aantrok.
 1r:4
Terwijl de rest daarom niet geheel voor niets zou zijn gemaakt aangezien ook in sommige opzigten mislukte studies toch den een of anderen dag hun nut en bruikbaarheid blijken te hebben voor de een of ander nieuwe compositie.
En is het mijne meening daarom dat wanneer gij eens weder hier komt gij nog sommige dingen vinden zult waaromtrent gij mij wenken welligt zult kunnen geven. Zoo bijvoorbeeld is het voor mij die de teekeningen van l’Hermitte in ’t geheel niet ken (ge weet ik vroeg er U juist naar)8 en die wel de aquarellen van Ciceri ken en ook zijne oude lith. teekenvoorbeelden9 doch zijn teekeningen in zwart en wit van tegenwoordig in ’t geheel niet –10 zoo is het, zeg ik, voor mij betrekkelijk moeielijk precies Uwe
bedoeling te begrijpen met wat ge schreeft naar aanleiding van zeker krabbeltje: “Zoudt ge niet iets kunnen maken dat aan voornoemde teekeningen zich eenigzins zou aansluiten”.– Ik weet zeker dat beide genoemde artisten oneindig verder zijn dan ik – maar toch, dat idée van U zou uitvoerbaarheid kunnen hebben – ik zal zelf meen ik ook nog wel bijleeren niet waar.– En behoort het niet onder de onmogelijkheden. En wilde ik dit U nog eens zeggen, ’t is er zoo mee m.i. dat als eens ik het er toe gebragt heb iets te maken dat daarvoor geschikt is, er in Black & White een zekere mildheid is die iemand in staat zou stellen in die eenmaal dan gevonden rigting zeer productief te worden.– Natuurlijk niet zonder aanhoudenden arbeid maar die heb ik toch nu ook.–
Dus als het is dat de teekeningetjes in bergkrijt die ik U stuurde niet Uw intentie zijn ofschoon ik Uw wenk bij het maken in ’t hoofd had – laat dat U niet decourageeren en kom op dat chapiter gerust terug, hoe meer hoe liever.– En weet ook dat als ik Uw bedoeling zal gevat hebben ik bijvoorbeeld bereid zou zijn zóó te doen als ik daareven zeide, van er 10 maken om een goede te krijgen. Enfin, als gij eens op ’t atelier komt geloof ik ge zien zult ik een zekere activiteit heb en hoop ik ge mij toch als zoodanig blijft beschouwen niet waar, en ook wel U begrijpt dat, ofschoon iemand die een zekere activiteit heeft ook voor zichzelf – of liever zonder dat zijn werk eene direkte destinatie heeft – wel degelijk werkt, het dubbel animeerend zou worden kunnen indien men eene destinatie vinden konde.– Zoo ook met betrekking tot mogelijk werk [v]oor illustraties.–
 2r:5
Dezer dagen heb ik met ontzettend veel pleizier op nieuw “gedroogde kruiden” van Fritz Reuter gelezen.11 dat is net b.v. Knaus of Vautier. Kent gij zekeren teekenaar Regamey. in zijn werk is veel karakter, ik heb houtsneden van hem, o.a. teekeningen in de gevangenis gemaakt12– en Zigeuners13 en Japaneezen.14
Gij moet als gij komt ook weer eens houtsneden zien, ik heb sedert nog wel een en ander bijgekregen.
Het zal U misschien wel zijn als of de zon mooier scheen en alle dingen weer een nieuw charme gekregen hadden. Althans ik geloof dit het gevolg eener ernstige liefde steeds is en dat is een heerlijk ding. En ik geloof zij het mis hebben die meenen men dan niet helder denkt, want men denkt dan juist zeer helder en doet meer dan anders. En liefde is iets eeuwigs, het verandert wel van aspect maar niet in den grond. En er is ’t zelfde onderscheid tusschen iemand die liefheeft en hemzelf vóór dien tijd, als tusschen eene lamp die aangestoken is en eene die niet brandt. De lamp was er wel en was eene goede lamp doch nu geeft ze bovendien licht en is in haar eigentlijke functie. En men wordt rustiger omtrent veel dingen en daardoor juist voor ’t werk ook ligt beter.
 2v:6
Hoe mooi hier die oude hofjes zijn daar kan ik geen woorden voor vinden. En ofschoon Israels het om zoo te zeggen volmaakt doet zoo vind ik het vreemd dat betrekkelijk zoo weinigen er oog voor hebben. Ik zie hier te s’Hage om zoo te zeggen iederen dag eene wereld die door zeer velen voorbij geloopen wordt en zeer verschillend is van wat de meesten maken. En zou dit niet durven zeggen als ik niet bij ondervinding had dat ook figuurschilders werkelijk het voorbij loopen, en mij herinnerde met hen geloopen te hebben en, als dit of dat figuur ’t welk we ontmoetten mij trof, herhaaldelijk hoorde – “o maar dat vuile volk”, of “dat soort van menschen”, enfin expressies die men niet van een schilder zou verwacht hebben.
Ja dat heeft mij wel eens te denken gegeven, ik herinner mij o.a. een gesprek van Henkes die toch dikwijls zoo goed zag en ziet en dat mij ten allerzeerste verwonderde. Het is net of ze het ernstigste, het mooiste ontwijken met opzet, enfin zich zelf vrijwillig muilbanden en kortwieken. En is het dat voor sommigen ik meer respect krijg gaandeweg, van anderen denk ik onwillekeurig dat zij in steriliteit zullen vervallen als ze zoo doorgaan. En de oude Bohème was juist op dat punt zeer sterk, dat ze productief was. En – en la Bohème deugt niet volgens sommigen doch pas op, er zijn er die het onderste uit de kan willen hebben en – en – en het deksel op den neus zullen krijgen.– De kaars snuiten – que soit – doch in het den domper er opzetten ten ontijde, daar is geen heil in. adieu, met een handdruk.

t. à t.
Vincent  3r:7 [sketch B]
 4r:8 [sketch C]
translation
 1r:1
[sketch A]

My dear Theo,
You’ve so often shown me a glimpse of Paris through your descriptions, this time I’m letting you have a look out of my window at the snow-covered yard.
I’m adding a glimpse of a corner of the house;1 they’re two impressions of the same winter’s day.
Poetry surrounds us everywhere, but getting it onto paper is something that unfortunately doesn’t go as readily as looking. I did a watercolour of the above after which this scratch is done; however, I don’t think it lively or vigorous enough.2  1v:2
I believe I’ve already written to you that I found a little more natural chalk here in town.3 I’m also working with that.
In my view this has been the most real part of this winter, those cold days we had last week. It was mightily beautiful with the snow — and curious skies. The melting of the snow today was almost more beautiful. But it was typical winter weather, if I may call it that — it was the kind of weather that brings back old memories, when the most ordinary things have a look such that one instinctively associates them with stories from the age of diligences and mail-coaches.
Here’s a scratch, for example, that I did in that kind of daydream. It shows a gentleman who has had to spend the night at a village inn due to the late arrival of a diligence or some such reason. Now he has risen early, and while he orders a glass of brandy for the cold he pays the innkeeper’s wife (a woman with a peasant’s cap). But it’s still very early in the morning, ‘the crack of dawn’, — he must catch the mail-coach — the moon is still shining and the glistening snow can be seen through the window of the taproom — and the objects cast oddly whimsical shadows.4
This story is really nothing at all, and the scratch is nothing too, but from one thing and another you’ll perhaps understand what I mean, namely that of late everything had a je ne sais quoi that made one feel like scribbling it down on paper.
In short, the whole of nature is an inexpressibly beautiful Black and White exhibition when there are those snow effects.  1v:3
Now I’m doing scratches anyway, I’m adding a very superficial one of a drawing in natural chalk, the girl at the cradle,5 done in the same way as the woman and the child you wrote about.6 This natural chalk really is odd stuff. The other scratch of a skipper is after a drawing which has a lot of washes with neutral tint and sepia.7
It wouldn’t surprise me in the least if the little I’ve sent you recently struck you as being a rather meagre result. Indeed, I believe it could hardly be otherwise.
There’s something fated about it: that in order to see the singularity of the work in Black and White, one must always take the whole into account, and it’s impossible to do so all the time. I mean, there’s a certain difference between making 10 drawings and making 100 drawings or sketches or studies. Not, to be sure, because of the quantity — leave the quantity aside — but what I want to say is this: in Black and White there’s a certain mildness which enables one to draw one and the same figure that one finds beautiful in perhaps 10 different poses, whereas with watercolour, say, or if one painted it, one would do it in only one pose. Now assume that in this 10 there are 9 bad ones. I sincerely hope the ratio of good to bad won’t always be like this, but let’s assume for now that it is. If you yourself were to be at the studio now, I don’t think a week would pass without me presenting you with not one but a certain number of studies — and it would amaze me if you couldn’t always pick out from that certain number one or two things in which you found something attractive.  1r:4
While that wouldn’t mean that the rest had been done for nothing, since studies that fail in some respects turn out one day to have a purpose and to be of use for some new composition after all.
So for this reason I believe that when you come here again you’ll find certain things about which you can probably give me some tips. So, for example, for me, who doesn’t have even the slightest knowledge of Lhermitte’s drawings (you know I did enquire about them)8 and does know Cicéri’s watercolours as well as his old lithographic drawing examples,9 but nothing at all of his present drawings in black and white10 — so, as I say, it’s rather difficult for me to understand exactly what you mean when you wrote about a certain scratch: ‘Couldn’t you do something that would be somewhat on the lines of the drawings mentioned?’ I’m sure that both those artists are infinitely more advanced than I am — but still, that idea of yours might be feasible — I believe I’ll learn things myself, won’t I? And it won’t be an impossibility. And I wanted to say this to you again — in my view the position is that once I’ve managed to make something suitable for that purpose, there’s a certain mildness in Black and White that would enable someone to be highly productive in that direction once found. Not without continuous labour, of course, but I face that now anyway.
So should it be that the drawings in natural chalk I sent you aren’t what you intended, even though I had your tip in mind when I did them, don’t let that discourage you, and feel at liberty to come back to that point, the more often the better. And be assured that once I’ve grasped your intention I’ll be prepared, for example, to do as I said above — and do 10 of them to get one good one. Anyway, when you come to the studio sometime, I believe you’ll see that I have a certain level of activity, and I hope you’ll continue to see me in that way, won’t you?, and that you also understand that, although someone with a certain level of activity, even if it’s for himself — or rather without his work having an immediate destination — is nonetheless working, it would be doubly encouraging if one could find a destination. This also applies to possible work for illustrated magazines.  2r:5
These past few days I’ve been re-reading ‘Gedroogde kruiden’ by Fritz Reuter with enormous pleasure.11 It’s just like Knaus or Vautier, say. Do you know a draughtsman called Régamey? His work has great character, I have woodcuts by him, among them drawings done in prison12 — and Gypsies13 and Japanese.14
When you come you must see my woodcuts again. I’ve got some new ones since last time.
It seemed to you perhaps as if the sun shone brighter and everything had acquired a new charm. At any rate, I believe this is always the effect of a serious love, and that’s a delightful thing. And I believe those who say that one doesn’t think clearly then are mistaken, for it’s then that one thinks very clearly and does more than otherwise. And love is something eternal, it changes its aspect but not its foundation. And there’s the same difference between someone who loves and the same man before as between a lamp that is lit and one that isn’t. The lamp was there and was a good lamp, but now it gives light as well and has its proper function. And one becomes calmer regarding many things, and precisely because of that one is more fit for one’s work.  2v:6
I can find no words for how beautiful the old courtyards are here. And although Israëls does it perfectly, so to speak, I find it strange that so relatively few pay them any attention. Here in The Hague every day, so to speak, I see a world which a great many pass by and which is very different from what most are making. And wouldn’t dare say this if I hadn’t had the experience of figure painters actually passing it by as well, and remembered walking with them and, when I was struck by this or that figure we encountered, hearing repeatedly ‘Oh, but those filthy folk’ or ‘that sort of people’ — in short, expressions one wouldn’t expect from a painter.
Yes, that sometimes made me stop and think. I remember, among others, a conversation with Henkes, who often saw and sees so well, which absolutely astonished me. It’s just as if they deliberately avoid the most serious, the most beautiful, in short, voluntarily muzzle themselves and clip their wings. And while I gradually gain more respect for some, with others I can’t help thinking that they’ll lapse into sterility if they carry on in the same way. And the old Bohème was very strong on exactly that point, that it was productive. And — and some say la Bohème is no good, but be careful, there are some who want to grab every last bit in the barrel and — and — and will get the lid on their nose. Put out the candle — so be it — but it will bring no good to snuff it out prematurely. Adieu, with a handshake.

Ever yours,
Vincent

 3r:7
[sketch B]

 4r:8
[sketch C]
notes
1. It is not known which drawing of ‘a corner of the house’ this is.
2. This watercolour is not known. The composition of Snowy yard (F 1022 / JH 344) differs too much from the ‘scratch’ Snowy yard (F - / JH 342) for it to be meant here.
3. Van Gogh had written in letter 327 that he had found some natural chalk at a chemist’s.
4. This enclosed sketch, which is not based on a drawing, was Man in a village inn (F - / JH 339). See cat. Amsterdam 1996, pp. 226-227, cat. no. 64.
5. Girl kneeling by a cradle (F - / JH 338), a ‘scratch’ after the drawing with the same title F 1024 / JH 336 .
6. For Woman sewing, with a girl (F 1072 / JH 341 ), see letters 326 and 327.
7. Van Gogh did various sketches of skippers, fishermen and men wearing a sou’wester. This may have been the small sketch, Fisherman with a sou’wester, sitting with a pipe (F 1013 / JH 305), the corresponding drawing being Fisherman with a sou’wester, sitting with a pipe (F 1010 / JH 306).
8. Vincent had asked about Lhermitte in letter 308.
9. Lithographic drawing examples by Eugène Cicéri were to be found in his Cours élémentaire & progressif pour tous les genres de dessin. Paysages à teintes graduées par Eug. Cicéri. New York, Paris and London n.d. and the sequel Le paysage par E. Cicéri. ‘Etudes et croquis d’après nature, lithographié à deux teintes, par lui même’, announced in the first publication (Bordeaux, Musée Goupil). Cf. also L. Deteil, ‘Cicéri: Catalogue de son oeuvre lithographique’, L’Artiste (1891), pp. 216-221.
Cicéri also devised a Cours d’aquarelle (Paris 1878) published by Lemercier & Cie. It contains 25 texts, in French and English alternately, which discuss the paintings done by the various watercolour techniques.
10. It is not known which ‘recent’ drawings by Cicéri Van Gogh means here: the (charcoal) drawings traced are undated. Theo had written about this, as the rest of the letter shows.
11. For Reuter’s Gedroogde kruiden, see letter 317, n. 3.
12. For Régamey’s American sketches , see letter 302, n. 10.
13. ‘Gypsies’ may refer to work by Guillaume Urbain, not by Félix Régamey: see letter 321, n. 8.
14. For Félix Elie Régamey and Japan, see letter 325, n. 19.