1r:1 [sketch A]
1Waarde Theo,
1*Ge hebt zoo dikwijls mij door Uw beschrijvingen
2een kijkje in Parijs laten nemen, ditmaal laat ik U eens bij
3mij uit het raam kijken op de besneeuwde werf_
4Ik voeg er bij een kijkje in een hoekje van het huis1
5en zijn het twee impressies van èèn zelfden
6winterdag.–
7De poezij omgeeft ons overal doch het op papier brengen
8er van is iets wat helaas niet zoo grif gaat als het kijken_
9Van ’t bovenstaande maakte ik eene aquarel waarnaar
10dit krabbeltje is gedaan, ik vind die echter niet levendig
11en krachtig genoeg_2
 1v:2
12Ik meen U reeds geschreven te hebben ik nog wat
13bergkrijt heb gevonden hier in stad_3 Daarmee ben ik
14ook in de weer.
15Dit is mijns inziens wel het echtste gedeelte van dezen
16winter geweest/ die koude dagen die we verl. week hadden_
17Het was almagtig mooi met de sneeuw – en eigenaardige luchten_
18Het smelten van de sneeuw heden was haast nog mooier.
19Maar ’t was typig winterweer als ik ’t zoo noemen
20mag – ’t was van dat weer dat oude herinneringen
21wakker maakt/ en zien de meest
22gewone dingen er zóó uit dat men er geschiedenissen
23onwillekeurig aan vast maakt uit den tijd der
24dilligences en postwagens_
25Ziehier b.v. een krabbeltje dat ik zoo in een dergelijke
26droomerij maakte_– Het stelt voor een
27mijnheer die door te laat komen van een diligence of zoo
28heeft moeten overnachten in een dorpsherberg. Nu
29is hij vroeg opgestaan en terwijl hij tegen de kou een glaasje
30brandewijn laat inschenken betaalt hij de waardin
31(een vrouwtje met boerenmuts)_ ’t is echter nog heel
32vroeg s’ochtens/la piquette du jour” – hij moet den
33postwagen halen – de maan schijnt nog
34en men ziet door het raam van de gelagkamer de sneeuw
35blinken – en hebben de voorwerpen eigenaardig
36grillige slagschaduwen.4
37Deze historie is eigentlijk absoluut niets en
38het krabbeltje is ook niets maar door een en
39ander zult ge misschien begrijpen wat ik
40bedoel/ n.l. dat alles dezer dagen een je ne sais
41quoi had dat iemand den lust gaf om het
42op papier te krabbelen.–
43Enfin – de heele natuur is een onbeschrijfelijk
44mooie Black & White exhibition als er
45van die Sneeuw effekten zijn.
 1v:3
46Daar ik nu toch aan het krabbeltjes maken ben voeg ik er
47nog een zeer oppervlakkig bij van eene teek_ met bergkrijt/ het meisje bij de wieg/5
48op soortgelijke wijs gemaakt als de vrouw & het kind waarover ge
49schreeft.–6 Werkelijk dit bergkrijt is een eigenaardige stof_
50 Het andere krabbeltje van een schippertje is naar
51eene teekening waarin veel lavis is met neutral
52tint en sepia.7
53Het zou mij geenszins verwonderen indien het
54weinige dat ik U zond den laatsten tijd U
55een nog al mager resultaat moet voorkomen.
56Ik geloof zelfs dat het moeielijk anders zou kunnen
57wezen_
58Er is iets fataals in/ dat om van het werk in Black &
59White het eigenaardige te zien men
60steeds het geheel in aanmerking
61moet nemen en onmogelijkerwijs dit altijd kan_
62Ik bedoel dat er een zeker onderscheid is
63in het maken van 10 teekeningen en het maken
64van 100 teekeningen of schetsen of studies_
65Voorzeker niet om reden der quantiteit – laat
66de quantiteit daar – doch dit wil ik zeggen/
67er is in Black & White een zekere mildheid die
68iemand in staat stelt één zelfde figuur
69dat men mooi vindt te teekenen in 10 verschillende
70standen misschien/ wanneer men het met aquarel
71b.v. slechts in èèn stand zou doen of wanneer men
72het schilderde. Laten er bij die 10 nu
73gesteld maar eens 9 slechten zijn. ik hoop
74waarachtig wel dat niet altijd de proportie van
75goed tot slecht zóó zal zijn – doch neem het nu
76maar eens zoo_– Als ge nu op ’t atelier zelf zoudt
77wezen zoo zou er geloof ik geen week voorbijgaan
78of ik zou U niet één doch een zeker aantal
79studies voorleggen – en zou het mij verwonderen
80als gij uit dat zeker aantal niet telkens ’t een
81of ander zoudt uitpikken kunnen waarin ge iets vondt
82dat U aantrok.
 1r:4
83Terwijl de rest daarom niet geheel voor niets zou zijn
84gemaakt aangezien ook in sommige opzigten
85mislukte studies toch den een of anderen dag hun nut
86en bruikbaarheid blijken te hebben voor de een of ander nieuwe
87compositie.
88En is het mijne meening daarom dat wanneer gij
89eens weder hier komt gij nog sommige dingen
90vinden zult waaromtrent gij mij wenken welligt
91zult kunnen geven. Zoo bijvoorbeeld is het voor mij
92die de teekeningen van l’Hermitte in ’t geheel niet ken
93(ge weet ik vroeg er U juist naar)8 en die wel de aquarellen van
94Ciceri ken en ook zijne oude lith. teekenvoorbeelden9 doch
95'zijn teekeningen in zwart en wit van tegenwoordig in ’t geheel niet –10
96zoo is het/ zeg ik/ voor mij betrekkelijk moeielijk precies Uwe
97bedoeling te begrijpen met wat ge schreeft naar aanleiding
98van zeker krabbeltje: “Zoudt ge niet iets kunnen maken dat
99aan voornoemde teekeningen zich eenigzins zou aansluiten”_
100Ik weet zeker dat beide genoemde artisten oneindig verder zijn
101dan ik – maar toch/ dat idée van U zou uitvoerbaarheid
102kunnen hebben – ik zal zelf meen ik ook nog wel
103bijleeren niet waar_– En behoort het niet onder
104de onmogelijkheden. En wilde ik dit U nog eens zeggen/
105’t is er zoo mee m.i. dat als eens ik het er toe gebragt heb iets
106te maken dat daarvoor geschikt is/ er in Black & White een zekere
107mildheid is die iemand in staat zou stellen in die eenmaal dan
108gevonden rigting zeer productief te worden_– Natuurlijk niet
109zonder aanhoudenden arbeid maar die heb ik toch nu ook.–
110Dus als het is dat de teekeningetjes in bergkrijt die ik U stuurde
111niet Uw intentie zijn ofschoon ik Uw wenk bij het maken in
112’t hoofd had – laat dat U niet decourageeren en kom
113op dat chapiter gerust terug/ hoe meer hoe liever_
114En weet ook dat als ik Uw bedoeling zal gevat hebben ik bijvoor-
115beeld bereid zou zijn zóó te doen als ik daareven zeide/
116van er 10 maken om een goede te krijgen. Enfin, als
117gij eens op ’t atelier komt geloof ik ge zien zult
118ik een zekere activiteit heb en hoop ik ge mij
119toch als zoodanig blijft beschouwen niet waar/
120en ook wel U begrijpt dat/ ofschoon iemand die
121een zekere activiteit heeft ook voor zichzelf
122– of liever zonder dat zijn werk eene direkte destinatie
123heeft – wel degelijk werkt/ het dubbel animeerend zou
124worden kunnen indien men eene destinatie vinden
125konde.– Zoo ook met betrekking tot mogelijk werk
126'[v]oor illustraties.–
 2r:5
127Dezer dagen heb ik met ontzettend veel pleizier op nieuw
128“gedroogde kruiden” van Fritz Reuter gelezen.11 dat is net b.v.
129 Knaus of Vautier. Kent gij zekeren teekenaar
130Regamey_ in zijn werk is veel karakter/ ik heb
131houtsneden van hem/ o.a. teekeningen in de gevangenis
132gemaakt12– en Zigeuners13 en Japaneezen.14
133Gij moet als gij komt ook weer eens houtsneden
134zien/ ik heb sedert nog wel een en ander bijgekregen_
135Het zal U misschien wel zijn als of de
136zon mooier scheen en alle dingen weer
137een nieuw charme gekregen hadden_
138Althans ik geloof dit het gevolg eener ernstige
139liefde steeds is en dat is een heerlijk ding_
140En ik geloof zij het mis hebben die meenen
141men dan niet helder denkt/ want men
142denkt dan juist zeer helder en doet meer
143dan anders. En liefde is iets eeuwigs/ het
144verandert wel van aspect maar niet in
145den grond. En er is ’t zelfde onderscheid
146tusschen iemand die liefheeft en hemzelf
147vóór dien tijd/ als tusschen eene lamp die
148aangestoken is en eene die niet brandt_
149De lamp was er wel en was eene goede lamp doch nu geeft
150ze bovendien licht en is in haar
151eigentlijke functie. En men wordt rustiger
152omtrent veel dingen en daardoor juist
153voor ’t werk ook ligt beter.
 2v:6
154Hoe mooi hier die oude hofjes zijn daar kan
155ik geen woorden voor vinden. En ofschoon
156Israels het om zoo te zeggen volmaakt doet
157zoo vind ik het vreemd dat betrekkelijk
158zoo weinigen er oog voor hebben. Ik zie
159hier te s’Hage om zoo te zeggen iederen dag
160eene wereld die door zeer velen voorbij geloopen
161wordt en zeer verschillend is van wat de meesten
162maken. En zou dit niet durven zeggen als ik niet
163bij ondervinding had dat ook figuurschilders
164werkelijk het voorbij loopen/ en mij herinnerde
165met hen geloopen te hebben en/ als dit of dat
166figuur ’t welk we ontmoetten mij trof/ herhaaldelijk
167hoorde – “o maar dat vuile volk”/ of
168“dat soort van menschen”/ enfin expressies die men
169niet van een schilder zou verwacht hebben.
170Ja dat heeft mij wel eens te denken gegeven/
171ik herinner mij o.a. een gesprek van Henkes
172die toch dikwijls zoo goed zag en ziet en dat mij
173ten allerzeerste verwonderde. Het is net of
174ze het ernstigste/ het mooiste ontwijken met
175opzet/ enfin zich zelf vrijwillig muilbanden
176en kortwieken. En is het dat voor sommigen
177ik meer respect krijg gaandeweg/
178van anderen denk ik onwillekeurig dat
179zij in steriliteit zullen vervallen als ze zoo
180doorgaan. En de oude Bohème was juist op
181'dat punt zeer sterk/ dat ze productief was. En – en
182la Bohème deugt niet volgens sommigen doch pas op/
183er zijn er die het onderste uit de kan willen hebben en –
184en – en het deksel op den neus zullen krijgen_
185De kaars snuiten – que soit – doch in het den domper
186er opzetten ten ontijde/ daar is geen heil in. adieu/ met een
187handdruk_

187*t. à t_
187*Vincent  3r:7 [sketch B]
 4r:8 [sketch C]

95 niet – < niet
122-123 – of [...] heeft – < Dashes added by us.
126 [v]oor < Text lost due to a hole in the paper.
181 En – en < En en
183-184 en – en – en < en en en
top