2Reeds Zondag had ik U willen 3schrijven maar ik wachtte er nog mede 4omdat ik iets doende was wat nog niet 5beslist was. Een week of wat geleden las 6ik Fritz Reuters “uit mijn gevangenistijd”/ 7waarin allergeestigst beschreven wordt hoe 8Fritz R. en anderen die vestingstraf 9hadden zich het leven zoo gezellig mogelijk 10'maakten en van hun “plaatsmajoor” 11verschillende privileges bemagtigden_1 12Dat boek bragt mij op de gedachte 13om mijn huisbaas2 te attaqueeren/ 14ook met het oog op zekere verbeteringen 15die mij het werk gemakkelijker zouden 16maken.
17En ik ben dikwijls over en weer te 18Voorburg geweest waar hij woont/ om 19een & ander van hem gedaan te krijgen. 20Er lagen hier oude blinden en planken 21die ik gebruiken wilde doch het kostte 22moeite ze te krijgen. Doch ik heb ze. 23Ge weet er zijn 3 ramen op ’t atelier.3 24Die geven veel te veel licht/ zelfs als ik 25ze afsluit/ en heb ik reeds lang er over 26gedacht hoe het te verbeteren.
32Die blinden 33worden nu 34doorgezaagd 35zoodat er 36luiken komen 37waarmee men 38manoeuvreeren 39kan en naar 40verkiezing meer 41of minder licht 42kan afsluiten of 43laten invallen/ 44’t zij van boven 45’t zij van onder. 46Uit dit krabbeltje zult ge denk ik wel zien 47het heel leuk gaat.
48En de planken zijn voor eene groote 48kast in ’t alkoof/ tot bergplaats van teekeningen/ prenten/ 50boeken, en kapstok voor diverse kielen/ 51buizen/ oude jassen/ doeken/ hoeden en 52den zuidwester niet te vergeten, die ik voor de 53modellen noodig heb.
54Ik heb den huisbaas trouw betaald en hem nu 55kort en bondig gezegd dat als hij de huur 56laag vond voor het huis ik zulks niet wilde 57tegenspreken doch hem in consideratie wilde 58geven die huur op zich zelf voor mij zwaar 59was. En ik zóó niet grif werken kon en
1v:3 60niet vorderen voor ik beter licht had_
61Dat als hij ’t niet veranderen kon ik van mijn 62kant werkelijk van atelier zou moeten veranderen. 63Dat als ik ’t kon betalen ik ’t over mijn kant 64zou laten gaan maar nu niet in omstandig- 65heden was om meer te betalen dan 66ik deed. Dat dus hoogere betaling 67van mijn kant buiten kwestie was 68en ’t er van afhing of ik blijven zou of 69hij al dan niet dit wilde maken. 70was hem mijn weggaan onverschillig zoo 71zouden we als goede vrienden zonder meer 72woorden scheiden. Nu/ toen zei hij/ neen/ 73hij wilde wel iets doen/ en zoo kwamen 74we eindelijk er op neer dat ik alleen 75een paar gulden werkloon te betalen 76heb.
77Hij is herhaaldelijk zelf op ’t atelier 78geweest en is niet een afzetter bepaald/ 79ofschoon een tamelijk scherp sabeltjea 80(iets van een yankee)_ En ’t scheen dat het 81atelier hem meeviel (hij was er niet geweest 82sedert Julij verl. jaar) en althans op ’t atelier 83zijnde kreeg ik het er door en zelfs 84makkelijker dan ik gedacht had.
85Had men maar altijd op ’t atelier 86met de lui te doen! maar 87ik voor mij kan daarbuiten niet veel 88van de lui gedaan krijgen en niet goed 89met ze omgaan.
90Ben bezig geweest aan eenige figuren/ 91nog al groot/ bustes of tot aan de knieen/ 92die met een paar anderen die ik reeds had 93een soort decoratie voor den gang en trap 94worden, ofschoon het eigentlijk niets dan gewone studies zijn.4 95Enfin uit een en ander ziet gij dat ik 96er mij maar weer eens geheel ingeworpen 97heb om juist door bezig te zijn nieuwe 98gedachten in ’t hoofd te krijgen.
99Zoo b.v. te Voorburg/ toen ik het bewuste hout 100met hem ging uitzoeken heb ik mooie dingen 101gezien van werklui in eene loods en het uitgraven 102van een kelder en ’t leggen van de 103fondamenten van een huis. Ik dacht nog 104aan wat gij mij eens beschreeft van die 105werklui te Montmartre5 toen gij bijwoondet dat 106een zich blesseerde in eene steengroef.
107Gij weet ik had reeds iets voor de ramen/ n.l. 108doek op latten gespannen. Die komen nu vrij 109en zijn zeer wenschelijk om te dienen om/ met 110donkerder of lichter stof bespannen/ een fondsb te 111maken als men b.v. koppen teekenen wil_
112Gij begrijpt dat ik nu één of twee 113ramen ook geheel digt zal kunnen maken 114en zoo één generaal licht verkrijgen dat de effekten 115veel krachtiger maakt. die anders door reflexies of verschillende 115alichten geneutraliseerd worden.
116De karwei zou als ik ’t zelf had moeten 117betalen geheel buiten kwestie zijn geweest, 118als zijnde kostbaar, en ben ik niet weinig 119er mee in mijn schik_
120Juist bij het maken van teekeningen als 121ik in den laatsten tijd onder handen had, b.v. 122die koppen die ik U zond waarin ik krachtiger 123zwart gebruikte/6 voelde ik het wenschelijke van beter licht.
2r:5 124Ik hoop maar alles goed uitkomt 125doch uit dit krabbeltje ziet ge zelf wel 126dat het zóó eenvoudig is dat mij dunkt 127het goed moet uitkomen.
128Toch/ wat zijn de huizen van tegenwoordig dikwijls 129miserable in vergelijking van wat ze zouden kunnen 130zijn indien men er op werkte ze wat gezellig in 131te rigten.
132Vergelijk een raam van nu bij een uit den tijd 133van Rembrandt. Toen ten tijde scheen iedereen 134een soort behoefte aan eigenaardig getemperd 135licht te hebben die nu niet meer schijnt te 136bestaan, althans er is een streven om het 137koud/ cru en zonder liefde in te rigten. 138De arbeiderswoningen begon men goed doch 139ik zie niet in men vorderingen gemaakt heeft 140sedert die van een jaar of 20 of 30 terug. 141Integendeel/ het aardige gaat er meer en meer 142uit en wordt het iets kouds en systematisch en 143methodieks dat hoe langer hoe leeger wordt. 144Als ik ’t had kunnen doen zou ik de ramen aldus 145hebben laten betimmeren:
145’t geen zooveel meer 146niet geweest zou zijn 147indien we niet met reeds 148eenmaal bestaande blinden 149te doen hadden gehad. 150’t verschil alleen zijnde 151er om elk lichtvak eene 152lijst is en de blindjes 153dus iets kleiner_
154Maar dit laatste is 155een aardig en gemakkelijk 156te verkrijgen gezellig 157venster. Maar men 158kan niet alles hebben. 159En er behoort een breed 160kozijn bij eigentlijk – waar 161men in zitten kan – wat hier in dit huis toch geheel ontbreekt.
162Ik ben zeer verlangend naar Uw 163brief en nieuws van Uw zieke. 164Moge zij kalm gebleven zijn en de genezing 165normaal en voorspoedig. Doch dat gaat 166niet altijd vlot en grif en haast altijd is er het 167een of ’t ander en moet men althans erg 168op zijn qui vive zijn. Ik las nog verl. week 169Notre dame van Hugo, wat ik ruim 10 jaar geleden reeds 170gelezen had.7 Weet ge wie ik er in vond of althans 171zóó meende te vinden dat ik niet twijfel of 172Victor Hugo bedoelde iets dergelijks_ Thijs Maris 173vind ik terug in Quasimodo.
174Waarschijnlijk krijgen de meesten die N. Dame lezen van 175Quasimodo den indruk van een soort nar. Doch gij zoudt 176evenmin als ik Quasimodo bespottelijk vinden en evenals 177ik voelen dat het waar is wat Hugo zegt. Pour ceux qui 178savent que Quasimodo a existé maintenant Notre Dame 179est vide. Car non seulement il en était l’habitant 180mais il en était l’âme.8 Notre Dame als 181zinnebeeld nemende van die rigting van kunst 182welke b.v. in Leys en de Groux (soms) en Lagye en Devriendt/9 Henri Pille/ 183haar uiting vond/ kan men op Thijs Maris toepassen 184het maintenant il y a un vide pour ceux qui savent qu’il 185a existé car il en était l’ame et l’âme de cet art-là/ 186c’etait lui. Enfin Thijs Maris bestaat nog wel 187maar niet in zijn volle fleur en kracht – niet ongekrenkt 188en desenchanté voor zoover bij hem désenchantement zijn kan_ 189Een van de enormiteiten der schilders hier vind ik dat zij 190zelfs nu nog om Thijs Maris lagchen. Ik vind daarin iets 191akeligs als zelfmoord_– Waarom als zelfmoord? 192Omdat Thijs Maris zoo danig een verpersoonlijking is van 193iets hoogs en nobels dat een schilder daarmee mijns inziens 194niet spotten kan zonder zich zelf te verlagen.
195Wie Maris niet begrijpt/ tant pis pour lui/ wie hem begrepen hebben 196betreuren hem en betreuren het dat zoo iemand geknakt is.10