1r:1
Waarde Theo,
Regt hartelijk dank voor Uw brief en hoogst welkom was mij ’t ingeslotene, het helpt mij terdeeg.1 Ik begin met U te zeggen dat het een pak van mijn hart is het verleden van de vrouw over welke gij schrijft iets heel anders is dan wat ik eerst onwillekeurig gedacht had. Dat n.l. zij niet alleen misère gekend heeft of bekrompenheid doch ook iets anders zoodat ik meen dat zij veel meer dan eene vrouw die van jongs aan door de misere gekrenkt is en niet beter weet of ’t hoort zoo, U ten volle apprecieeren zal, ook wat beschaving en ruimere begrippen aangaat. Aan ’t geen ge zegt omtrent lezen b.v. zie ik dat zij een gevoel heeft ’t welk veel andere vrouwen absoluut niet hebben. Maatschappelijken stand en haar lotgevallen dragen er toe bij om haar te karakteriseerena en, dunkt mij, geschikt te maken voor U. Ja – als zij beter wordt – zoo zult ge wel dubbel en dubbel gelukkig zijn. En ik zou van harte wenschen zij Uwe vrouw werd want het leven wordt door eene vrouw zoo iets heel anders. En eene vrouw als zij, wat is ze zonder man die haar waardeert en begrijpt.– Iets navrants – ja, ge zegt het wel, iets als een geest of schim.–
Zie, daar zou ze weer toe vervallen (ook al waren haar omstandigheden & zelfs gezondheid anders) als gij weg waart, vrees ik.
En met U mijns inziens zou een oneindig inwendig geluk zoowel voor haar als voor U binnen ’t bereik liggen, voortvloeiende juist uit het bewustzijn van niet meer alleen te zijn.
Het is voor ons mannen ook wel eens bitter hard, dat alleen zijn.
 1v:2
Doch: de poezij van Israels zonder iemand die ’t verstaat – zie, dat is iets zóó erg bar dat het haast ’t hoofd niet in wil en men het begrip er niet van vasthouden kan.
Dat waren en zwerven alléén – –
Het woord van Michelet is diep, Pourquoi y a t il une femme seule sur la terre?2 Gij zeidet eens, of liever schreeft het, ernst is beter dan de fijnste raillerie.3 nu juist, is het hier ook zoo niet mee. Moet men zoo’n figuur niet ernstig opvatten?
ik bedoel – het leven van ons mannen is zoo afhankelijk van onze relaties met de vrouwen, en omgekeerd is het natuurlijkerwijs evenzoo, dat het mij voorkomt men niet met de vrouwen spotten moet of het ligt achten. Als men goed leest zijn de petites misères de la vie conjugale van Balzac zeer, zeer ernstig en goed, trouw gemeend, niet om te scheiden doch om te vereenigen doch dat zien niet allen er in.4 Mij dunkt dat in het werk van Ary Scheffer gij haar ook terug zult vinden.
Toen ik Uw schrijven las frappeerde ’t me dadelijk dat gij hier te doen hebt met een persoon die b.v. met U zal kunnen zich verplaatsen in het verleden, die zal leeren zien in kunst wat gij ziet en dat is veel waard. Ik wensch er U geluk mede kerel, dat zij eene zoodanige vrouw is, naar ’t geen ge beschrijft, dat het woord van Michelet op haar toepasselijk is, “Une dame c’est une dame”.5 Betreffende lectuur zoo komt mij het werk van Michelet voor iets te zijn wat haar stemming en toon zal geven.
En Victor Hugo evenzeer.
En de lectuur die MICHELET zelf wenschelijk acht voor eene vrouw is l’imitation de Jesus Christ van Thomas à Kempis6 – natuurlijk de oorspronkelijke uitgaaf, niet het verknoeide wat door de geestelijkheid verdraaid is.
 1v:3
Doch van Fransche literatuur weet ge al ligt meer dan ik. Het boek van Thomas à Kempis is zoo mooi als b.v. Ary Scheffers Consolator,7 het is iets dat men bij niets anders kan vergelijken. Maar ik heb er wel eens uitgaven van gezien die geheel met opzet verdraaid en veranderd waren door dat aan elk hoofdstuk was toegevoegd een soort uitlegging die afschuwelijk was. Zóó heb ik er nog een zelf waar ik me eens aan bekocht heb. En weet ge wat mij voorkomt iets uitstekends te zijn, juist als een zieke frissche lucht uit het boek moet inademen.– Het is la nature chez elle van BODMER met den tekst van Theophile Gautier. De oude serien, verkrijgbaar aan de Illustration of Monde illustré. Doch ik zag onlangs een Nat. chez. elle die veel dunnerb en minder frisch was dan de eerste series en waar de tekst ook niet van Th. G. was geloof ik. Waarschijnlijk later door Bodmer gemaakt toen hij wat van zijn eerste entrain verloren had.8
Kerel ik heb met zoo’n pleizier visscherskoppen geteekend met den bewusten zuidwester,9 waarop toen ik hem kreeg de vischschubben nog vastgeplakt zaten.
Het gevoel dat gij op Uw wandeling naar het gasthuis of ziekeninrigting zult gehad hebben den dag dat gij haar bezocht nadat zij de operatie had ondergaan – is dat niet een van die dingen waar men haast niet over spreken kan, zoo sterk zijn die emoties – althans toen gij me schreeft over die operatie dacht ik terug aan verl. zomer toen ik de vrouw bezocht den dag van haar bevalling.10
 1r:4
Ge schreeft onlangs over zekeren Laurens die meestal groote teekeningen of schilderijen maakte.– Nu wist ik niet wie hij was (tenzij een die oostersche landschappen &c. maakt)11 maar heden zag ik eene ets van Courtry naar een schij van Jean Paul Laurens, eene scène uit den revolutietijd, en vond die zeer mooi, vooral wat sommige typen en koppen betrof.12 Maar dat zijn schilderijen misschien niet zoo mooi doen als de ets acht ik zeer wel mogelijk. Blijft het werk van Jules Goupil nog mooi? Zulks te vragen daar komt men toe als men mannen als b.v. Emile Wauters en Hoeterinx hun krachtige grepen in de werkelijkheid ziet verwisselen voor zaken die, ja precieus en ook fijn gevoeld zijn doch het stoute van hun eerste werk niet halen en haast eene zekere bedeesdheid verraden. En als ’t zoo gaat, dat is jammer.
Om stout te blijven – als Israels b.v. – wat zijn er weinig die het volvoeren.
Ik zag onlangs eene nieuwe uitgaaf van de prenteboeken van R. Caldecott en kocht er twee van, n.l. illustraties bij Washington Irvings Sketchboek, welke 2 te zamen slechts 1 shilling nu kosten. ’t Is eene beschrijving van ’t kerstfeest op een dorp in ’t begin van deze eeuw.13 Die kleine teekeningetjes zijn pittig als die van Jacque b.v. of Menzel.
Ge moet als ge komt toch ook eens weer de houtsneden zien. Er zijn van die lui zooals nu Caldecott b.v. die geheel eigenaardig zijn en verbazend interessant. Wat wou ik we zoo s’avonds of zondags eens meer zamen zijn konden. Om zoo eens te zoeken in van “die dingen” die menigeen voorbijloopt.14
Ik ben aan ’t lezen van Elliott, Middelmarch. Elliott analyseert als Balzac of Zola doch Engelsche toestanden & met een Engelsch gevoel.15 adieu kerel, het beste met alles en nogmaals hartelijk dank.

t. à t.
Vincent

top