2Het is weer zondag en ik schrijf weer eens. Soms 3komt het mij voor ik nog niet warm en hartelijk genoeg 4U gezegd heb hoe zeer mij getroffen heeft wat gij mij 5dezen laatsten tijd mededeeldet.
6Wat betreft of eene opregt gemeende liefde, 7een illusion perdue zou kunnen worden – ik 8betwijfel niet of zoo gaat het soms – ’t zou me zeer 9verwonderen als ’t in Uw geval zoo gaan zou 10en met mij zelf geloof ik ook niet dat het zoo gaan zou_ 15Michelet zegt wel 16eigenaardig dat liefde eerst een spinnerag is en 17groeit tot de sterkte van een kabeltouw_–
19Ik wandelde dezer dagen veel op de Geest en in die 20straten en stegen waar ik veel met de vrouw verleden jaar in 21’t begin geloopen heb. Het was nat weer – ik vind het 22alles daar dan prachtig en toen ik t’huis kwam zei ik tot 23de vrouw/ ’t is nog net verleden jaar. ik schrijf dit eens met 24betrekking tot desenchantement – neen neen/ er is wel een 25verflensen en weer uitspruiten in de liefde als in de heele natuur 26doch niet een sterven geheel en al. Wel is er eb en vloed doch 27de zee blijft de zee. En in de liefde/ ’t zij voor eene vrouw ’t zij 28voor de kunst b.v. tijden van uitputting en magteloosheid 29doch niet een blijvend desenchantement.
30Ik beschouw liefde – even als vriendschap – niet alleen als een 31gevoel maar vooral als een actie2 – en juist als het een 32werkend zijn is en een inspanning zoo heeft het een 33revers van afmatting en magteloosheid.
34Waar men opregt en te goeder trouw liefheeft daar rust geloof ik 35zegen op ofschoon dat de moeielijke tijden niet 36wegneemt.–
37’k ben blij dat het met mijn oogen niet erger is en veeleer 38reeds veel minder/ maar geheel weg is ’t nog niet en ik 39moet er mee voorzigtig zijn. ’k moet U zeggen/ ik was 40er niet over gesticht.a
41Wat zou ik graag eens met U praten – want ik ben 42niet moedeloos over het werk/ niet lusteloos en 43ook niet magteloos maar ik zit er wat mee 44in en dat komt misschien omdat ik eens wat 45wrijving zou moeten hebben met zulken als 46men er mee over spreken kan; en met wie zou ik er 47hier in de gegeven omstandigheden over kunnen spreken, er is 48er op ’t moment geen een met wie ik vertrouwelijk ben – NIET dat ik meen 49er geen te vertrouwen zijn/ dat zij verre/ maar met zulken ben 50ik ongelukkigerwijs te weinig in relatie.–
51Ik denk wel eens dat nu jaren geleden 52toen ik voor ’t eerst te s’Hage kwam bij G&Cie/3 53van de 3 jaren die ik er doorbragt twee tamelijk 54onpleizierig waren maar het laatste veel gezelliger 55en dus wie weet of ook nu weer niet een 56dergelijk verschijnsel zal plaats hebben.
57Ik vind het spreekwoord heel leuk/ When things 58are at the worst they are sure to mend/4 doch 59nu vraag ik soms wel eens/ Zijn we nu 60onder de hand aan “the worst”/ want 61the “mending” zou mij niet onwelkom zijn. 62Enfin.
63Dezer dagen las ik “le Peuple” door Michelet/ of liever 64las het een tijd geleden/ reeds dezen winter/ maar het kwam eerst 65dezer dagen in herinnering weer sterk bij mij op.
66Dat boek is snel en blijkbaar gehaast geschreven 67en als men slechts dat van M. las zou men geloof ik ’t niet 68'heel mooi vinden of er minder door getroffen worden.5 De meer doorwrochte 69boeken als la femme/ l’amour/ la mer/ en de histoire de la 70revolution6 kennende/ vond ik het iets als eene ruwe schets 71van een schilder van wien ik veel houd en had het als 72zoodanig een bijzonder charme.
73De manier van doen van M. vind ik voor mij 74benijdenswaardig. Ik twijfel geen oogenblik of onder 75de schrijvers zullen er veel zijn die de techniek 76van M. afkeuren zoo als sommige schilders 77meenen ’t regt te hebben de techniek van Israels te 78bedillen. M. voelt sterk en wat hij voelt smeert 79hij erop zonder zich in ’t minst te bekommeren hoe 80hij ’t doet/ en niet in ’t minst aan “techniek” of 81algemeen aangenomen vormen denkende 82in anderen zin dan voor zoover hij 83’t in een of anderen vorm gooit zóó dat ’t te begrijpen 84is voor wie ’t begrijpen willen. Le peuple is m.i_ minder 85een premiere pensee of impressie echter, dan 86veeleer een onafgewerkte maar vooruit toch doordachte 87en gewilde conceptie. Sommige brokken zijn blijkbaar 88in haast naar de natuur gedaan en toegevoegd 89aan andere gedeelten die meer doorwerkt en 90gezocht zijn_
91De Bock schijnt naar zijn pelsjas te oordeelen in buitengewoon 92florissante omstandigheden te zijn_ ik had hem nu 93in ’t geheel niet gezien in maanden maar kwam 94hem tegen eenige dagen geleden/ zooals gezegd in 95allerprachtigsten pelsjas &c.– Toch vond ik hem 96er niet florissant uitzien. Hebt gij wel eens in Uw 97zelf sympathie gevoeld voor een persoon in wien 98gij zaagt dat hij ongelukkig was doch die evenwel 99zich voordeed en beschouwd werd als voorspoedig/ en 100dan in Uw zelf gevoeld/als ik zocht vrienden met hem 101te worden zou hij of denken dat ik hem verneukte en 102zou ’t haast ondoenlijk zijn zijn 103vertrouwen/ veel meer nog zijn gehechtheid te winnen – en al 104kwam ik zóó ver/ zou hij toch zeggen “ik ben eenmaal 105in dit schuitje” &c_ en zouden we niets op elkaar 106kunnen uitwerken. Het is zóó dat ik aan de Bock 107denk en ofschoon ik wel degelijk sympathie voor hem heb 108en veel van wat hij maakt mooi vind/ zoo geloof ik niet 109dat hij en ik iets aan elkaar zouden hebben/ en wij 110tegenovergestelde dingen zien in het leven vooral en in de kunst 111ook.
112Het is mij wel eens moeielijk om eene vriendschap op te geven – 113maar als ik op een atelier kom en zou moeten denken bij mij zelf/ spreek 114over koetjes en kalfjes/ raak geen kwestie aan die importanter is 115en zeg niet uw eigentlijk gevoelen over dit of dat in de kunst/ 116dan zou ik er melankolieker door worden dan als 117ik geheel weg bleef. Juist omdat ik graag opregte vriendschap 118zou zoeken en volhouden is het mij moeielijk mij 119te schikken naar conventioneele vriendschap.
120Als van weerskanten verlangen bestaat om vriendschappelijk 121te zijn wordt men ook al heeft men eens oneenigheid/ 122zoo ligt niet geergerd aan elkaar of al wordt men 123dat/ men maakt het weer op. Waar conventie is/ 124is ’t haast 125onvermijdelijk er bitterheid ontsta/ juist omdat men 126zich niet vrij kan gevoelen en al uit men dan ook 127zijn ware gevoelens niet/ zoo zijn die toch voldoende 128om wederzijdsch een blijvende/ onaangename impressie 129achter te laten en het hopeloos te maken men met mogelijkheid 130iets aan elkaar hebben kan. Waar conventie is daar 131is argwaan en uit argwaan komen allerlei intrigues_ 132En met wat meer opregtheid zou men elkaar t’leven 133makkelijker maken_
134Intusschen wordt men toch gewoon aan 135bestaande toestanden maar normaal is het niet en 136als het mogelijk was in eens zich te verplaatsen een 30/ 13740 of 50 jaar terug/ zou men geloof ik in dat tijdvak
1r:4 138meer zich t’huis gevoelen dan in dit – dat wil zeggen/ 139gij of ik b.v. zouden er ons t’huis in voelen geloof ik. 140Over 50 jaar zal men geloof ik dit tijdvak 141niet terugwenschen. Want komt er een “pruikentijd”7 142uit voort zoo zal men te suf zijn om in ’t geheel 143er over na te denken en als er verandering 144ten goede komt – tant mieux_–
145Ik geloof niet dat het absurd is het mogelijk te 146achten er nog weer een soort pruikentijd in de 147toekomst kan liggen want dat wat men den 148pruikentijd noemt in de Hollandsche geschiedenis 149had toch ook zijn oorsprong in het loslaten 150van principes en in het vervangen van het oorspronkelijke 151door het conventioneele.
152Als de hollanders willen zijn ze de staalmeesters8 153maar als het zout zouteloosb wordt is het 154een pruiketijd. Niet op eens doch dat 155’t ervan komen kan bewijst de geschiedenis. 156Het is mij wel eens moeielijk te gelooven dat 157een tijdvak van b.v. slechts 50 jaar 158voldoende is om eene geheele verandering te weeg te brengen 159zóó dat alles omgekeerd is_– Toch juist door soms 160na te denken over de geschiedenis ziet men die betrekkelijk zoo 161snelle en onophoudelijke wisselingen. En ik voor mij kom 162daardoor juist tot de conclusie dat ieder mensch/ zij ’t ook een 163klein/ toch nog altijd eenig gewigt in de schaal legt en ’t niet 164onverschillig is hoe men denkt & handelt. De strijd is maar 165kort en ’t is de moeite waard opregt te zijn_ Als er 166velen opregt zijn en willen wat zij willen dan wordt het 167heele tijdvak goed/ althans energiek.
168Ja ik denk veel aan wat gij in den laatsten tijd mij hebt 169geschreven. Vindt gij ook niet dat als men iemand 170op zulk eene wijze ontmoet/ n.l. zoo zwak en afhankelijk/ 171juist die afhankelijkheid iets is waardoor men zich zelven 172als ’t ware overgeeft en zich ’t zelfs niet denken kan 173dat men zoo’n persoon weer zou kunnen verlaten. 174Ik geloof er een groot verschil zal zijn tusschen 175de vrouw welke gij hebt ontmoet en die met wie ik nu 176reeds een vol jaar ben maar zij hebben met elkaar 177gemeen het ongeluk en dat zij vrouwen zijn in elk geval_ 178Als men eenmaal zoo aan elkaar verbonden is/ 179is die band heilig en men denkt iets als dat woord “als ik U 180'niet voor eeuwig had/ ik had U liever niet”.–9
181In ’t groot beschouwd is zoo’n ontmoeting als 182eene verschijning_– Hebt gij van Erckmann Chatrian 183Madame Thérèse gelezen_– Daar komt eene beschrijving van 184eene herstellende vrouw in die erg treffend en mooi gevoeld is_10 185’t is een eenvoudig boek maar het is diep tegelijk.
186Als gij Mme Thérèse niet kent/ lees het 187eens – ik geloof dat zij het ook mooi zou 188vinden en er door getroffen worden.
189Ik betreur het wel eens dat de vrouw met 190wie ik ben boeken al evenmin als 191kunst begrijpen kan. Maar dat (ofschoon 192zij dit gedecideerd niet kan) ik toch zoo 193aan haar gehecht ben/ is dat niet een 194bewijs er iets opregts tusschen ons 195is. Later wie weet of zij ’t niet leert 196vatten en het een band te meer tusschen ons wordt maar nu met de kinderen begrijpt 197gij zij ’t hoofd reeds vol heeft.
198En juist door de kinderen vooral is zij 199in aanraking met de werkelijkheid 200en leert van zelf. Boeken en werkelijkheid 201en kunst zijn voor mij soortgelijk. 202Vervelend gezelschap zou ik iemand vinden 203die buiten ’t werkelijke leven ware maar iemand 204die ten volle daarin is weet en voelt van zelf. 205Als ik de kunst niet in het werkelijke zocht 206dan zou ik waarschijnlijk haar dom vinden 207'of zoo/ nu zou ik het wel liever anders willen maar 208ben toch tevreden met wat het is.
209Ik hoop deze week weer geregelder te kunnen 210werken – ik voel het zoo dat ik om in te 211halen wat ik laat begonnen ben/ dubbel moet 212werken en ’t is juist het gevoel dat wat mijn 213leeftijd betreft ik bij anderen ten achter ben dat 214mij geen rust laat.
215Dezer dagen zal Montmartre wel die eigenaardige effekten 216hebben die Michel b.v. geschilderd heeft, n.l. dat verdorde gras en 217zand tegen de grijze lucht. Althans in de weilanden is het 218tegenwoordig dikwijls zoo van kleur dat men aan Michel denkt. 219de grond geel/ bruin verdord gras met een natten weg met plassen/ 220de boomstammen zwart/ de lucht grijs en wit de huizen/ 221op een afstand toonig en toch nog kleur hebbende/ b.v. in ’t rood 222der daken. Die effekten zijn sprekend genoeg en het geheim 223van Michel is een zoodanig dat het afhangt (als bij Weissenbruch) 224van juiste opmetingen nemen/ juist proporties zien van 225voorgrond tegen achtergrond en ’t juiste voelen der 226rigting die de lijnen nemen door perspectief.
227Deze kwesties zijn niet een toevallig vinden – 228(’t werk van Michel is overvloedig genoeg 229en ik zie er duidelijk uit hoe hij als ’t ware op 230een hoogte was dat hij het spelende deed) 231– maar het is een weten en ik geloof dat 232Michel vòòr zijn tijd dat alles vlotte wel 233eens verbaasd en teleurgesteld heeft gestaan 234dat het niet vlotten wilde.
235Hoe eenvoudig het alles schijne – er zit 236een zeer uitgebreide algemeene wetenschap 237achter – als achter meer eenvoudig er uitziend 238werk – b.v. dat van Daumier.
239Nu/ ik eindig dezen. schrijf weer 240spoedig als ge nog niet reeds geschreven 241hebt. Ik ben verlangend te weten of bij Uw 242patient zich geen buitengewone gevolgen 243'van de operatie hebben geopenbaard.
244Ik vind het wel aardig dat den eersten 245brief dien ik van Rappard nu na zijn ziekte 246ontving/ hij weer met veel animo schreef juist over 247houtsneden die hij gevonden had. o.a. van Lançon_11 248Hij is er nu zóó attent op dat ik hem niet meer 249animeer en in ’t begin hechtte hij er toch evenmin 250aan als anderen. Zijn collectie wordt zeer goed 251en ik meen in wat hij doet en wil invloed te zien juist 252van de Engelschen ofschoon hij er verre van daan 253is natuurlijkerwijs iets te imiteeren. Maar dat hij b.v. 254studies ging maken in de blinden inrigting vóór zijn 255ziekte12 is een flink praktisch gevolg van zijn liefde 256voor teekenaars als Herkomer of Frank Hol.
257 adieu kerel, schrijf spoedig, met een handdruk_