Dank voor Uw brief van heden morgen. Het doet mij genoegen & trouwens ik verwachtte van U ook niet anders, dat gij een & ander wat ik U mededeelde met zachtmoedigheid hebt opgevat.1 Wanneer ik U bij gelegenheid nog wel nadere bijzonderheden zal mededeelen die U de omstandigheden duidelijker zullen verklaren, zult gij hoop ik ook niet terug hoeven te komen van Uwe opinie dat ik eerlijk & te goeder trouw heb gehandeld. Ik heb te doen met eene vrouw die toen ik haar ontmoette als met één been in ’t graf stond en ook naar den geest en in haar zenuwgestel geschokt & gedesorienteerd was. Wier eenige kans tot behoudenis was, volgens ’t geen de professor in Leiden zeide, een geregeld huisselijk leven. En ook dan moeten vóór zij geheel normaal is jaren er over heen gaan. Betreffende haar leven zoo geloof ik van U dat ook gij evenmin als ik gevallen vrouwen veroordeelt. Frank Hol, in eene teekening die zoover ik weet niet gereproduceerd is, drukte dat eens uit – hij noemde die teekening, her poverty but not her will consents.2
Amice op dit oogenblik herinner ik mij niet minder dan 4 vrouwen hier in stad (deze van mij mede gerekend) die of gevallen of bedrogen zijn en onechte kinderen hebben, en het lot van die is zóó melankoliek dat het moeielijk is zich er ook maar in te denken. vooral ook omdat voor 3 hunner althans de kans om er boven op te komen haast niet bestaat – d.i. wel in theorie doch niet in praktijk m.i.–
Dat ik mijne relatie tot deze vrouw in kwestie niet beschouw als van voorbijgaanden aard maar als voor altijd, is iets wat ik er nog moet bijvoegen.3 Mijne expressie omtrent teleurstelling van vroeger heeft iets tot grondslag waarover ik niet spreek – althans nu niet. Nogthans – zooveel is billijk ik U zegge – – gesteld iemand ondervindt eene teleurstelling door gekrenkte liefde zóó diep dat hij kalm desperaat en desolaat is – zulk een toestand is mogelijk en is iets als het wit gloeijend zijn van staal of ijzer.– Te voelen dat onherroepelijk en absoluut men teleurgesteld is en daarvan de bewustheid in zich om te dragen als van een doodelijke, althans onherstelbare wond, en toch met een effen gezigt zijn gewonen gang te gaan.
Zou het U onverklaarbaar zijn iemand, in dien toestand iemand anders die diep ongelukkig is en misschien ook wel ook onherstelbaar ongelukkig ontmoetende, eene eigenaardige sympathie gevoelt, zeer onwillekeurig en zonder het zelf te zoeken. En deze sympathie of liefde of band, ontstaan door een toeval als ’t ware, nogthans sterk zij en blijve. Als “l’amour” dood is zou dan “la charité” misschien niet nog levend en wakker kunnen zijn?
Houd mij nu ten goede ik over de houtsneden begin. Het dagelijksch werk is iets dat niet verandert en daar zich in te verdiepen is niet zoo gevaarlijk als te kijken in onpeilbaarheden.
’k Heb nog een mooie Jacque gevonden, houthakkers4 (ongelukkigerwijs met een kinderverfdoos gekleurd – maar ik heb het meeste er afgewasschen). Dat is een erg mooi blad.
Twee Daumiers. Rencontre de ceux qui ont vu un drame et de ceux qui ont vu une vaudeville – en amateurs de tableaux.5
Twee wijven (een met een kind) die zitten te praten, van Oberländer, en van denzelfden twee oude mannen die diepzinnige ambtszaken schijnen te behandelen.6 Beiden buitengewoon echt. De figuren zijn betrekkelijk kleiner dan de meeste koppen van Oberlander.
Mooie Edmond Morins, vooral de kastanjeboomen in de Champs Elysees en een roeiwedstrijd en Wijnoogst.7
Dat gij de Harpers Xmas papers genomen hebt ben ik blij om, die uitgaaf is misschien ook too good to last.12 Wat is de Wintergirl13 en Dutch Patrol van Abbey14 mooi.– Gij kunt daarnaar oordeelende begrijpen ’t groote blad Xmas in Old Virginia van hem buitengewoon is. Swain heeft het zóó gegraveerd dat het net penteekening gebleven is15 – it does not look cut at all, evenmin als de Brighton promenade van Caldecott16 – gij hebt die geloof ik.
De Harpers magazine ken ik uit een paar oude afleveringen die ik er van heb, ik denk er zelf ook over om die van dit jaar te nemen doch welligt is er kans om tegen ’t eind van ’t jaar ze uit de tweede hand te vinden.
Weet gij wel dat ik in correspondentie ben juist over de wijze waarop de bladen als b.v. die in Xmas papers gedaan zijn.17 Ik heb stalen van ’t papier en eenige inlichting omtrent de krachten van zwart & wit en de wijze waarop die te verkrijgen zijn. Dat papier is zeer curieus, heeft soms een soort grondtoon en grein reeds die is als een grijze nevel – sneeuweffekten b.v. preteert het zich bijzonder voor. Er is ook papier met hachures.
Ik heb altijd nog een mooi blad van Dagnan, Jardin des Tuilleries18 en een van Montbard, Mendiants arabes19 voor U. en zeker ook nog kleinere, buiten en behalve de dubbelen uit de Graphic. Vóór uw ziekte schreeft ge mij gij dubbel hadt twee dames in een boot van Heilbuth.20 Die mankeer ik juist (ofschoon ik andere groote Heilbuths heb) en herinner er U eens aan.
’k weet niet of ik U reeds schreef over
Old Christmas from
Washington
Irvings
Sketchbook,
ill. by
Caldecott.
Bracebridge Hall
,,
,,
,,
,,
,,.
Twee boekjes à sixpence per stuk, uitgave van Macmillan & Co London.
In elk een honderdtal kleine teekeningetjes die van Caldecott zijn21 maar soms zóó mooi dat men denkt aan Menzel.
Bij gelegenheid zou ik wel eens willen weten wat het motief is van de Groux, Winter in Brussel.22
Schreef ik U reeds over L’Hermitte. dat schijnt de baas te zijn van Black & White teekeningen, men zegt van hem “he is the Millet & Jules Breton in Black & White”. Er werd in een compte rendu o.a. gesproken van vrouwen die hun gebed doen op de Falaises van Bretagne, van een Banc des pauvres, van een Vieux marché enz.23
Ofschoon door dat ik de vrouw en haar twee kinderen bij mij nam ik eenige onaangenaamheden ondervond, nog al erg zelfs, zoo vond ik door deze ontmoeting toch een zekere kalmte en sereniteit. En werkte dezen winter hard. Had eenige zeer echte modellen.
Op dit oogenblik werk ik niet heel hard daar ik na een paar maanden om zoo te zeggen aanhoudend, haast zonder rusten of ophouden geblokt te hebben, vooral op koppen, een soort zwakte of vermoeijenis voelde die niet te overwinnen was. Ook in mijn oogen zoodat het kijken zelfs me moeite kostte. Nu heb ik in deze laatste dagen veel buiten geloopen en weinig geteekend en zijn mijn oogen weer normaal.
’k heb geloof ik wel een honderdvijftig studies die ge nog niet gezien hebt.
De verandering in huis heeft mij niet minder doch wel meer doen werken, ik heb zelfs met een zekere woede, maar bedaarde woede als ge me de uitdrukking permitteerd, gewerkt. Ook aan de litteratuur weer eens begonnen, die ik had laten liggen voor een poos.
Ik geloof gij in het kleine kindje erg veel schik zoudt hebben – zij die eene vrouw verlaten als zij zwanger is weten niet wat zij doen.– Zoo’n kindje brengt als ’t ware een “rayon d’en haut”24 in huis. En wat betreft de vrouw zelf – herinnert gij U dat woord van Gavarni, “il y a une créature insupportable, bête, méchante – c’est la jeune fille – il y a une créature sublime et dévouée – c’est cette fille devenue mère”.25 ’t welk woord geloof ik niet gezegd is om absoluut alle jonge vrouwen of meisjes er door te brandmerken (dat spreekt van zelf) doch om krachtig aan te toonen hoe iets ijdels in de vrouw vóór zij moeder is vervangen wordt door iets subliems later als zij sjouwt voor haar kinderen.
Ik zag in de Graphic een figuurtje door Paterson, illustratie voor 93 van Hugo, dat heet Dolorosa.26
En dat trof mij door eene gelijkenis met de vrouw zooals ik haar vond. Er stond in ’t zelfde boek eene scene van iemand die ofschoon hij een hard trotsch man was, in eens verteederd werd door twee kinderen die in gevaar waren. En ofschoon zelfzuchtig van natuur zijn eigen gevaar vergat en de kinderen redde.27 In een boek vind men nooit zich zelf precies terug maar wel soms dingen uit de natuur in ’t algemeen die men vaag en onbestemd in zijn eigen hart terugvindt. In the haunted man van Dickens vind ik veel waars.28 Kent gij dat? Noch in 93 noch in the haunted man vind ik precies mij zelf terug – alles is heel anders, soms omgekeerd, maar veel van wat er in mij omging wordt wakker als ik het lees. adieu, met een handdruk.