Back to site

301 To Theo van Gogh. The Hague, on or about Saturday, 13 January 1883.

metadata
No. 301 (Brieven 1990 302, Complete Letters 260)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: The Hague, on or about Saturday, 13 January 1883

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. nos. b282 a-b V/1962 (sheet 1, 2) and b283 V/1962 (sheet 3)

Date
The letter was written soon after the previous one, letter 300 of Wednesday, 10 January. Theo’s confession has not been out of Vincent’s thoughts since he received it, which is why he writes ‘again’ (l. 3). He also comes back to his earlier request for extra money (which he has evidently not yet received, l. 185). This letter must therefore date from on or about Saturday, 13 January 1883.

Arrangement
We consider the incomplete fragment, which has no opening greeting or signature and was previously published as letter 305 [261], to be a postscript to this letter. We base this both on the fact that Van Gogh clarifies his standpoint as regards Theo’s love affair and on the remark ‘Tomorrow I’ll be getting a sou’wester for the heads’ (ll. 74-75). On or about 18 January 1883 he wrote to Van Rappard that ‘lately’ he had been toiling at fishermen’s heads with sou’westers (letter 302), so the fragment must date from before then. The number ‘2’ written on the sheet at the top left presumes an earlier number ‘1’, but this is never found in the nearby letters. See also cat. Amsterdam 1996, pp. 197-198.
Nonetheless, the possibility that this is part of a lost letter cannot be entirely excluded. Jo van Gogh-Bonger made the following comment about the separate fragment published as letter 261: ‘The first and last part of this letter is wanting; probably it was the answer to the money remittance of the 20th of January’ (Letters 1927-1929, vol. 2, p. 71). Whether this was correct can no longer be determined, but it is fairly certain that several letters or parts of letters from this period have not been preserved – perhaps because of the intimate nature of Theo’s affair. Further evidence of this is provided by the absence of letters in which Vincent explicitly confirms the receipt of the remittances of around the 10th and the 20th and the extra amount which he requested twice and did indeed receive, as letter 304 shows. There is also the absence of a question to Theo about Lhermitte, which Vincent says he has asked (letter 307).

Ongoing topics
Theo’s love for the ailing Marie (300)
Van Rappard’s illness (290)

original text
 1r:1
Waarde Theo,
Sedert ik Uw brief ontving is hetgeen waarover ge schrijft letterlijk niet uit mijn gedachten geweest. En ik schrijf nog eens, juist van wege de zaak mij zoo zeer vervult. In gevallen als deze heeft men eene patient voor zich die ziek is en naar ’t ligchaam en naar de ziel. Dus is het dubbel serieus. En om volkomen herstelling te bewerken is noch geldelijke hulp voor de behoeften van het leven enz. voldoende doch is liefde en een t’huis nog het allerbeste en meest afdoende geneesmiddel. Althans ik voelde zulks verl. winter en sedert – nu b.v. – nog veel meer, juist van wege de ervaring het mij duidelijk maakte wat ook mijn gevoel mij zeide. Een leven boven water te houden, het is een groote en mooie zaak doch het is ook zeer moeielijk en vereischt veel zorg. Een home for the homeless1 maken, ja het is iets dat goed moet zijn, wat de wereld ook zegge, het kan niet verkeerd wezen. En toch, het wordt menigmaal als een soort misdrijf beschouwd.
Ik heb er onwillekeurig over gedacht en doorgedacht.– Hoe zal men het opvatten? Zult gij er strijd met de wereld door krijgen? dat is ook eene vraag welke in mijn gemoed is en welke ik niet beantwoorden kan daar ik de toestanden niet genoeg nog weet. En er is iets anders dat eigentlijk het motief van dit schrijven is, ’t welk ik U in bedenking wilde geven & waar gij ook zelf al ligt aan zult hebben gedacht.
Zoo iets als dit is een affaire de longue haleine – wel acht ik het mogelijk gij spoedig zegen op Uw zorg zult zien doch evenwel de volkomen herstelling naar lijf en ziel van een zóó geschokt gestel is eene zaak  1v:2 waar eigentlijk jaren mee gemoeid zijn.
Op ’t oogenblik zit de vrouw met de kinderen bij me.2 Als ik denk aan verl. jaar dan is er groot onderscheid. De vrouw is sterker en steviger, heeft veel, zeer veel van ’t gejaagde verloren, het kleine kindje is een ventje zoo aardig, gezond en vrolijk als ge U maar bedenken kunt. Kraait als een haan – heeft niets dan de borst doch is dik en mollig.
En het kleine arme meiske, uit de teekening ziet ge3 dat de vroegere, diepe misere nog niet is uitgewischt en heb ik dikwijls zorg over maar toch, ze is heel anders reeds dan verl. jaar – toen was het heel, heel erg en nu is er iets reeds echt kinderlijks in.
Enfin, ofschoon nog niet volkomen normaal, het is een beteren toestand dan verl. jaar ik zou hebben durven hopen. En als ik nu nadenk, Zou ’t dan beter geweest zijn dat die moeder een miskraam hadde gehad of het kind verwelkt en weggekwijnd door gebrek aan zog, en dat meiske meer en meer in onreinheid en verwaarloozing geraakt en de vrouw zelf wie weet in wat voor ellendigen toestand, haast zonder naam zouden geraakt zijn – zie, dan mag ik immers niet twijfelen en zeg, vooruit met goeden moed. In de vrouw komt iets eenvoudigs – echt moederlijks – en naarmate dat zich versterkt is zij gered.
 1v:3
En hoe komt er vooruitgang??? Niet door dokters of door buitengewone middelen. Door het gevoel van een eigen t’huis, door een geregeld gemotiveerd leven. Niet door zich veel te ontzien – want dat kan niet, maar door dat het gejaagde hart meer ruste heeft, ook onder hard en vervelend werk. Dit mij zoo van nabij bekende geval als een werkelijkheid voor mij hebbende, kom ik terug op wat ik zeggen wilde. Het komt mij voor dat gij vooral op de omgeving der vrouw over wie gij schrijft moet letten wilt gij vrucht zien. Het zou te wenschen zijn zij ergens anders ware dan op een leege kamer in een hotel of zoo en meer eene huisselijke omgeving kon hebben. Denk hier eens over want ik houd dit voor een voornaam ding. Zij moet afleiding hebben door zeer gewone alledaagsche dingen die haar bezigheid verschaffen.
Eenzaamheid of ledigheid is zeer fataal. Zij zou met goede lui moeten kunnen praten. Enfin een huisselijken kring met niets buitengewoons zou heerlijk zijn. Met kinderen zich bezighouden b.v. Ik vind het betrekkelijk jammer zij geen kind heeft, dat is, ik meen het geval er nog critieker door wordt.
 1r:4
Ja ik geloof dat het meest praktische wat gij doen kunt is haar in een huiselijken kring brengen. Ik geloof dat bij U op dit oogenblik de hoofdgedachte is – dit leven moet gered worden – en dat onzelfzuchtig gij meer denkt aan haar dan aan U zelf.
Ik voor mij wist verl. jaar maar één thuis voor haar, n.l. bij mij, en had ik anders kunnen doen ik zou haar niet direkt bij mij in huis genomen hebben, juist om te vermijden onaangenaamheden die nu niet vermeden konden worden. Niet anders kunnende aarzelde ik evenwel niet. En après tout is alles voorspoedig gegaan tot dusverre. Doch met U is het een ander geval en gij kunt misschien voorloopig haar, n.l. de persoon over welke gij schrijft, ergens bezorgen waar zij rustig en veilig is tot zij volkomen hersteld is. Ik vrees het, nl. haar herstel, iets de longue haleine kan zijn en bovendien, men behoeft niet tegen de eenmaal bestaande vooroordeelen der zamenleving te zondigen als het te vermijden is, kan het niet vermeden worden dan moet wat ’t zwaarste is ’t zwaarste wegen en dezen zomer zou ik liever tegen alle mogelijke prejugés, al waren er nog meer geweest, gezondigd hebben dan de vrouw zonder dak en haard te laten. Maar bij U kan en moet dunkt me alles bedaarder gaan en als ik U was zou ik zien haar een solide t’huis te bezorgen.– Niet alleen op een kamer, zonder omgang.– Wegens haar bestwil en niet omdat gij haar verdonkeremanen wilt of verborgen houden, maar voor haar is ’t noodzakelijk zooveel mogelijk de emoties en schokkende dingen vermeden worden en hoe eer zij in normale, alledaagsche bezigheden & omgeving is, hoe beter.
 2r:5
Ja – als gij haar direkt in huis kondt nemen – dan zou ik niet er over spreken. Doch ik vrees dat kan niet en zoudt ge zelf niet onmiddelijk goed vinden.
Er gaat veel in mij om en ik denk steeds aan U. zooeven maakte ik nog eene teekening waar de vrouw voor poseerde.4 Hoor eens kerel, in ’t kort is mijn ondervinding van dit jaar dat ofschoon er barre, erg barre momenten van zorg en moeite zijn, het oneindig beter is met vrouw en kinderen te leven dan zonder.
Als gij dus zoudt blijven bij Uwe gedachte dat deze persoon de vrouw is voor welke gij leven wilt zoo beschouw ik dit als iets gelukkigs voor U. En dan is het juist door volgehouden liefde dat zij weer opluiken zal. Maar steeds is het wenschelijk men eerst elkaar leere kennen, zulks is regelmatiger en voorzigtiger. En zou ook ik zulks gedaan hebben als het geschikt had kunnen worden, ook al had ik de gedachte, ik blijf bij deze voor altijd. maar er was geen t’huis voor haar tenzij direkt het mijne. Enfin het zijn de omstandigheden waar men mee rekening te houden heeft en soms is het niet te vermijden men aanstoot geve. Ik wil dus niet in ’t minst U aanraden er van af te zien, aangezien gij schrijft gij liefde voor haar hebt, doch wel geloof ik dat wij het eens zijn dat het goed is voorzigtig te zijn tegenover de wereld die anders soms den boel bederft.
 2v:6
En dus, wees voorzigtig. Voorloopig is de herstelling de groote zaak en het andere is er aan ondergeschikt. Welnu ik geloof niets heilzamer voor haar zijn zou dan het dagelijks zich bevinden in een stillen kring. Zoudt ge niet iemand onder Uwe vrienden weten die zou willen medehelpen en haar voorloopig in huis nemen.
Want nog eens, is zij alleen op een kamer, zonder afleiding of bezigheid, dan is dat iets tamelijk fataals voor haar mijns inziens. En ware welligt een soort gasthuis (het gewone of een particulier) waar zij gezelschap had, mits
gij haar dikwijls bezoekt, te prefereeren. Misschien is ’t zoo gesteld dat dit alles reeds bezorgd isa en ik schrijf er over juist omdat ik daaromtrent niets bepaalds weet.
Ik wou ik wist wanneer ge komen zult, als ge komt en kunt het doen, breng de oude studies mee. Wat betreft dat ik U schreef of gij me soms nog wat zoudt kunnen sturen, ja, ik zit eenigzins in zorg en wenschte het kon doch doe haar niet te kort om mijnentwil. En weet het goed dat ik om wat ge schrijft graag dubbel mijn best wil doen om vooruit te komen zoodat de last wat ligter voor U wordt. Maar het zit hem juist daarin dat hard werken juist soms ook geld kost wegens men meer verschottenb heeft. Schrijf spoedig want ik ben erg verlangend naar nieuws van U. Heb zegen op alles. Rappard is aan de beterhand, ik heb een brief van hem. Ik zit druk in het werk, steeds nog aan allerlei Koppen. adieu, met een handdruk in gedachten.

t. à t.
Vincent

 3r:7
Ge zult zeggen dat ik het druk maak met schrijven, ik kan het niet helpen want daar gij mij Uw vertrouwen gegeven hebt zoo wil ik U ook zeggen dat dit niet is geweest zonder mij te treffen.
Het is iets eigenaardigs van dergelijke gevallen dat het zoo uiterst moeielijk is te weten hoever men gaan moet. Dit zult gij ook ondervinden. Men vraagt zich zelven af, moet ik deze vrouw helpen en voor de rest niets dan eene vriendin in haar zien of moet ik deze vrouw kiezen bepaald tot mijne vrouw met wie ik altijd leven wil, is zij het? of is zij het niet?
Zie, ik geloof dat gij niet zonder dezen strijd geweest zijt of misschien nog er in zijt. Want als ’t anders ware zou ’t mij eenigzins onnatuurlijk voorkomen.
Althans ik had dien strijd en die was zóó moeielijk dat ik voor mij zelf die vragen niet geheel kon beantwoordden toen de omstandigheden mij dwongen er in te beslissen. Want ik dacht, middelen om twee verschillende huishoudens op te houden heb ik niet, misschien heb ik ze voor één evenwel en dus ik moet haar zeggen hoe het staat, wat ik zou kunnen misschien en wat ik zeker niet zou kunnen. Misschien zullen wij er zamen doorkomen doch als wij niet zamenwonen heb ik niet genoeg. Bij U is ’t misschien in anderen vorm toch ook een soortgelijken strijd en ik herinner mij een woord van U van verleden jaar dat ik zeer juist en waar vond, “het trouwen is zoo’n raar ding”. Ja sapperloot, dat is het zeker.– Gij hebt mij toen gezegd, trouw haar niet, en ik heb toen U toegegeven dat de omstandigheden zoo waren er reden was voorloopig daar niet over te spreken.  3v:8 En nu weet gij dat ik daar ook niet verder over gesproken heb doch tevens dat zij en ik elkaar getrouw bleven. En juist omdat ik U geen ongelijk kan geven dat gij toen zeidet “trouw haar niet”, zoo geef ik U dit woord van U ook in bedenking en meen trouwens dat gij ook zelf er wel aan denkt. want het is niet ik die zoo spreek doch gij zelf. En ik herinner U er alleen aan omdat ik geloof juist dat het goed geweest is zulks niet direkt gebeurde.
Laat dus die gedachte niet los want het is goed dat de liefde zóó rijp worde dat het trouwen eigentlijk eene erge bijzaak wordt. Dat is veiliger en niemand lijdt er schade door.
Een ding wilde ik U in ’t begin zeggen, wat gij trouwens van zelf begrijpt. Het zij gij er in moeielijkheden door komt hetzij niet, het edele gevoel dat U drong om te helpen dat respecteer ik en omdat ik zulks respecteer zoo hoop ik dat ook indien gij op moeielijkheden mogt stooten, grooter of kleiner, gij mij Uw vertrouwen zult waardig achten.
Doch tevens zie ik de zaak NIET met melancolie doch met alle hoop op een goed resultaat, n.l. geluk voor U en voor haar.
Alleen nog eens – eene crisis, bestaande uit eene soort teleurstelling wederzijdsch, acht ik het waarschijnlijk vroeger of later komen zal – was er een kind, gijlieden zoudt daarin een bliksemafleider hebben. Nu is er dat niet in Uw geval en dus, vooral als de crisis komt – niet nu maar later – vertrouw me dan en spreek dan met me. Zie, want dáár zitten klippen waar menige liefde helaas vergaat en behouden had kunnen worden. Komt men die klippen te boven zoo volgt weer goed vaarwater. Ofschoon ik U druk schreef, ik zit druk in het werk. Hoe ik er naar verlang met U over veel dingen te spreken kan ik U niet zeggen. Ik krijg morgen een zuidwester voor de koppen. Visscherskoppen, ouden en jongen, daar heb ik al lang over gedacht en heb er reeds een gemaakt5 en kon toen later geen zuidwester meer krijgen. Nu krijg ik hem in eigendom, een oude waar veel stormweer & stortzeeën over zijn gegaan.

translation
 1r:1
My dear Theo,
What you write about has literally not been out of my thoughts since I received your letter. And I’m writing again precisely because the matter preoccupies me so much. In cases like this one is faced by a patient who is ill in both body and soul. So it’s doubly serious. And financial help with the necessities of life etc. isn’t enough to bring about complete recovery, for the very best and most effective medicine is still love and a home. At least that’s what I felt last winter, and since then — now, for instance — far more so, precisely because the experience made clear to me what my feelings were also telling me. Maintaining a life above water is a great and fine thing, but it’s also very difficult and requires a lot of care. Making a home for the homeless,1 well, that’s something that must be good, whatever the world may say, it cannot be wrong. And yet it’s often seen as some sort of crime.
I couldn’t help thinking and thinking again about it. How will people take it? Will it bring you into conflict with the world? That, too, is a question in my mind that I can’t answer, because I don’t yet know the circumstances well enough. And there’s something else, which is actually the reason for this letter and which I wanted to suggest you consider and which you’ve probably thought of yourself.
Something like this is a long-term business. But I do think it possible that you’ll soon see the reward for your care, although the complete recovery in body and soul of a constitution that has had such a shock really is something  1v:2 that will take years.
The woman and the children are with me at the moment.2 There’s a big difference when I think back to last year. The woman is stronger and sturdier, has lost a great, a very great deal of that harried look. The little child is as charming, healthy and cheerful a little fellow as you can imagine. He crows like a cockerel — has nothing but the breast yet is fat and plump.
And the poor little girl — you can see from the drawing3 that the deep misery of the past hasn’t been wiped away yet, and I often worry about that, but still, she’s already very different from last year — then it was very, very bad, and now there’s already something truly childlike in her.
Anyway, though not yet completely normal, the situation is better than I would have dared hope for last year. And when I now reflect, would it have been better if the mother had had a miscarriage, or if the child had withered and wasted away for lack of mother’s milk, and if that girl had been left more and more unclean and neglected, and the woman herself in who knows what wretched, near indescribable state? — see, then I may not hesitate and I say, onward in good heart. Something simple — truly motherly — is coming in the woman, and as that strengthens she will be saved.  1v:3
And how is progress made??? Not through doctors or through unusual remedies. Through the sense of one’s own home, through a regular, motivated life. Not by sparing oneself a great deal, for that cannot be done, but because the harried heart has more rest, even during hard and tedious work. With this case that I know intimately before me as a reality, I come back to what I wanted to say. It seems to me that you should pay special attention to the surroundings of the woman you write about if you want to see some benefit. It would be desirable for her to be somewhere other than in an empty room in a hotel or something like that, and for her to be in more domestic surroundings. Think about this, for I believe it’s an important thing. She needs to be distracted by very ordinary everyday things that keep her occupied.
Solitude or idleness is absolutely fatal. She should be able to talk to good people. In short, a domestic circle with nothing out of the ordinary would be wonderful. Occupy herself with children, say. I think it rather a pity that she has no child, in my view that makes the case even more critical.  1r:4
Yes, I believe that the most practical thing you can do is to put her in a domestic circle. I believe that the main consideration for you at the moment is — this life must be saved — and that unselfishly you think more of her than of yourself. For my part, last year I knew of only one home for her, namely with me, and if I could have done something else I wouldn’t have taken her into my house immediately, precisely in order to avoid unpleasantnesses that couldn’t then be avoided. Unable to do otherwise, I didn’t hesitate though. And all in all everything has gone well so far. But with you the position is different, and perhaps you can take her, the person you write about, somewhere for the time being where she’ll be calm and safe until she’s fully recovered. I fear that it may be a long-term business, her recovery, and moreover, if it can be avoided one needn’t sin against society’s prejudices, which simply do exist. If it can’t be avoided, then what carries most weight must outweigh the rest, and this summer I would rather have sinned against all possible prejudices, even if there were more, than leave the woman without a roof and a hearth. But in your case everything can and should take place more calmly, it seems to me, and if I were you I’d provide her with a solid home. Not alone in a room, with no company. For her own good, and not because you want to spirit her away or keep her concealed, but for her it’s essential that emotions and shocking things are avoided as far as possible, and the sooner she’s in normal, everyday occupations and surroundings, the better.  2r:5
Well, if you could take her in immediately, I wouldn’t speak of it. Yet I fear that’s not possible and you yourself wouldn’t immediately agree.
I’m very agitated and I think of you all the time. Just now I did another drawing for which the woman posed.4 Listen, old chap, to put it briefly, it has been my experience this year that while there are hard, very hard, moments of care and trouble, it’s infinitely better to live with a woman and children than without.
So if you continue to think that this person is the woman for whom you want to live, I regard it as a happy thing for you. And then it’s precisely through love persevered with that she will bloom again. But it’s always desirable to get to know each other first, that’s more orderly and more prudent. And I too would have done that if it could have been arranged, even though I thought, I’ll stay with this person for ever. But there was no home immediately open to her except mine. Anyway, it’s the circumstances that one must take into account, and sometimes one can’t avoid giving offence. I don’t in the least want to advise you to give it up, since you write that you love her, but I believe we agree that it’s good to be careful vis-à-vis the world, which otherwise sometimes ruins everything.  2v:6
And so, be careful. For the present the recovery is the main concern, and the other is secondary. Well then, I believe nothing will be better for her than to spend each day in a quiet circle. Don’t you know someone among your friends who would be willing to help and take her in for the time being?
For, I repeat, if she’s alone in a room, with no distraction or occupation, then I believe that could be quite fatal for her. And a kind of hospital (ordinary or private) where she had company would perhaps be preferable, provided you visited her often. It may be that all this has already been arranged; I write about it just because I don’t know anything definite in this regard.
I wish I knew when you were coming. If you come and are able, bring the old studies with you. As for my writing to ask whether you could send me a little more, well, I’m a little worried and wish it was possible, but don’t let her go short for my sake. And be assured that because of what you write I’ll gladly redouble my efforts to make progress, so that the burden on you is lightened. But that’s just the thing: working hard sometimes actually costs money, because one has more outgoings. Write soon, for I’m truly longing for news of you. My blessing in everything. Rappard is getting better, I have a letter from him. I’m busy with work, still doing various Heads. Adieu, with a handshake in thought.

Ever yours,
Vincent

 3r:7
You’ll say that I’m spending a lot of time writing, I can’t help it, for you’ve confided in me, so I want to tell you that this didn’t fail to touch me.
It’s an odd thing about cases of this kind that it’s so extremely difficult to know how far one should go. You will experience this too. One asks oneself, should I help this woman and otherwise see only a friend in her, or should I definitely choose this woman as my wife with whom I want to live always? Is she the one? Or is she not?
You see, I believe that you haven’t avoided this conflict, or perhaps you’re still in it. For were it to be otherwise, it would seem to me rather unnatural.
At any rate I felt that conflict, and it was so difficult that for my part I couldn’t entirely answer those questions when circumstances forced me to make a decision. Because I thought, I don’t have the means to maintain two separate households, but perhaps I have enough for one, and so I must tell her how things stand: what I might be able to do and what I certainly couldn’t do. Perhaps we’ll be able to get by together, but if we don’t live together I won’t have enough. With you it may take a different form while still being the same conflict, and I remember a remark of yours last year that I thought very right and true: ‘marrying is such a funny thing’. Yes, by Jove, it certainly is. You said to me then, don’t marry her, and I conceded to you that the circumstances were such that there was good reason not to speak of that for the time being.  3v:8 And now you know that I haven’t spoken further of that, but also that she and I have remained true to each other. And precisely because I can’t say that you were wrong when you said ‘don’t marry her’, I ask you to consider these words of yours, and indeed believe that you’ve thought about them, for it isn’t I who says this but you yourself. And I remind you of this only because I believe that it was indeed good that it didn’t happen immediately.
So don’t let go of this thought, for it’s good for love to ripen so that marrying becomes very much a secondary matter. That is safer, and no one suffers harm as a result.
I wanted to say one thing to you in the beginning, which you’ll understand anyway. Whether or not this puts you in difficulties, I respect the noble feelings that prompted you to help, and because I respect that I hope that if you do run up against difficulties, large or small, you’ll think me worthy of your confidence.
Yet I do NOT view the matter with melancholy, but with every hope of a good outcome, namely happiness for you and for her.
But once again — I consider it likely that a crisis will come sooner or later, consisting of a kind of mutual disappointment — if there was a child, it would be like a lightning conductor for the two of you. Now there isn’t one in your case and so, above all when the crisis comes — not now but later — trust me then and talk to me. See, for that’s where there are rocks where many a love has foundered alas and could have been saved. Once one has surmounted those rocks there’s plain sailing ahead. Although I’m busy writing to you, I’m busy working too. I can’t say how much I long to discuss many things with you. Tomorrow I’ll be getting a sou’wester for the heads. Heads of fishermen, old and young, that’s what I’ve been thinking about for a long time and I had already done one,5 but then later I couldn’t get hold of a sou’wester again. Now I’m going to have one of my own, an old one that many gales and seas have swept over.
notes
1. An allusion to Home and the homeless by Thomas Faed (see letter 292, n. 11).
2. For the first time in six months Sien is mentioned again (on this, see letter 253, n. 11). Now that Theo has started talking about his Marie, Vincent sees an excuse to mention Sien again.
3. A few drawings from this period with Sien’s daughter Maria Wilhelmina, then aged 5½ years, are known, including Girl with a shawl (F 1007 / JH 299), Girl in a pinafore (F 1685 / JH 300) and Girl with a shawl (F 1008 / JH 301). Whether Van Gogh is referring to one of these or to another drawing cannot be determined. The drawing meant must have been one of those in the roll with five heads sent by Vincent (letter 299).
4. Several drawings with Sien from this period are known; it is impossible to say which woman this is.
a. Means: ‘dat voor dit alles reeds is gezorgd’ (that all this has already been arranged).
b. Means: ‘uitgaven’ (expenses).
5. Van Gogh did several drawings of fishermen’s heads with the same type of sou’wester: F 1016 / JH 304; F 1017 / JH 302 ; F 1015 / JH 307; F 1012 / JH 308; F 1011 / JH 309 and F 1014 / JH 310. The particular drawing meant here cannot be identified.