Het is oudejaarsavond en ik heb zoo’n trek nog een woordje met U te praten. Toen ik mijn vorigen brief schreef sprak ik U over groote koppen die ik onderhanden had.– Ik was toen juist bezig met het nemen van eene proef waarvan ik U het aanvankelijk resultaat kan mededeelen, daar ik juist eergisteren, gisteren en heden modellen gehad heb voor twee teekeningen.
Toen ik de lithographies maakte trof het mij dat het lithographisch krijt zeer prettig werkt, en ik dacht er over om er teekeningen mee te maken.
Het heeft echter een bezwaar dat gij voelen zult – doordat het vet is kan men het niet op de gewone manier uitwisschen – op papier werkende er mee verliest men zelfs grootendeels het eenige waar men op den steen zelf mee uitwisschen kan, n.l. het grattoir – dat op ’t papier niet krachtig genoeg gebruikt kan worden daar men er door heen gaat.
Maar ik was op de gedachte gekomen om eerst eene teekening te maken met timmermanspotlood en dan daarin en daaroverheen te werken met lith. krijt, daar dit (om reden van de vetheid van het materiaal) op potlood vat – wat gewoon krijt niet doet – althans slecht. De schets op die wijs hebbende, kan men met vaste hand het lith. krijt inwerken waar het noodig is, zonder veel te behoeven te zoeken of uit te wisschen. Dus maakte ik mijn teekeningen tamelijk ver af met het potlood, eigentlijk zoover als mij daarmee maar eenigzins mogelijk was. Toen fixeerde ik ze en maakte ze dof met melk. En toen weer er overheen geteekend met lith. krijt, waar de grootste krachten zaten, die nog hier & daar versterkt met een penseel of pen met noir de bougie,1 en in de lichtpartijen gewerkt met witte dekverf.
Nu heb ik op die wijs eene teekening van een oud man die zit te lezen, met licht dat op het kale hoofd, de hand en het boek valt.2
En eene tweede, een kop van een geblesseerde met een doek om het hoofd.
Het model dat ik daarvoor gehad heb had werkelijk eene wond in ’t hoofd en een verband op het linkeroog. Net een kop van een soldaat der oude garde op den terugtogt uit Rusland b.v.3
Als ik nu deze twee koppen vergelijk bij de anderen die ik maakte is er een groot verschil in de kracht van het effekt.
Zoodat ik de hoop heb teekeningen op deze wijs gemaakt zich prêteeren zullen gereproduceerd te worden door het procede dat gij mij beschreven hebt.–
In geval het door U gezonden papier geen absoluut vereischte is voor de reproductie vooral.
En is dit vereischte zoo zoude ik met die zelfde ingredienten op het grijze papier dunkt me eer een beter dan een slechter effekt krijgen. Toen ik hetgeen Buhot op ’t eene staaltje gekrabbeld had bekeek, zag ik direkt het zwart zeer diep was van toon en ik kan me begrijpen zulks voor reproductie waar de photogr.a en galvanoplastiek4 in ’t spel is, bepaald vereischte is.
Zoodat ik dadelijk gezocht heb welk zwart ik zou kunnen gebruiken, toch mijn gewone manier van schetsen houdende.
Eerst probeerde ik met inkt doch dat voldeed me niet maar ik geloof dat op die manier met lith. krijt de effekten beter zullen zijn.
Enfin ik schrijf hierover niet om het U lastig te maken in Uw drukke dagen, ik heb er geen haast mee en zelfs is ’t me zeer welkom ik nog een tijd heb om verder te zoeken.
Doch ik schrijf het U opdat ge weten zoudt dat ik met hart & ziel er op aan ’t sjouwen ben om het goed & bruikbaar te krijgen.
Dat wat men noemt Black & White is eigentlijk Schilderen met zwart. schilderen in dit opzigt dat men in eene teekening de diepte van effekt, de rijkheid van toonschakeering brenge welke in een schilderij behoort te zijn. Gij hebt onlangs eens en teregt gezegd dat ieder kolorist zijn eigenaardige kleurengamma heeft.
Dit is ook in ’t Black & White het geval. en toch is het in den grond een en ’t zelfde. men moet kunnen gaan van de hoogste lichten tot de diepste schaduwen en wel met een paar eenvoudige ingredienten.
Sommige teekenaars hebben een zenuwachtige manier van doen die maakt dat hun techniek iets van het eigenaardige van den klank eener viool heeft – b.v. Lemud, Daumier, Lançon – anderen, b.v. Gavarni en Bodmer, doen meer aan pianospel denken. Komt U dit ook zoo voor. Millet is misschien een plegtig orgel.
Tot zoo ver schreef ik op Oudejaar, ik hoopte Uw brief zou zijn gekomen. Als gij nog niet geschreven hebt, toe doe het dan want ik heb niets meer. Doch gij zult het erg druk hebben. Ik heb sedert nog weer eenige schetsen met het lith. krijt gemaakt, het werkt haast net zoo prettig als of men schildert, en men kan er een groote kracht & diepte van zwart mee krijgen. Ik ben wel zeer verlangend U weer te spreken, ik heb zooveel plannen – die wel niet allen zullen kunnen verwezentlijkt worden – maar die toch ook niet geheel en al mislukken zullen.– En dienaangaande ik heb eigentlijk zoo weinig tijd om er over door te denken en ik ben zoo weinig op de hoogte der toestanden om zelf te kunnen beslissen over de uitvoerbaarheid, dat ik er zoo behoefte aan hebben zou er eens met U over te spreken. Vooral, laat het U niet ongerust maken dat ik dit jaar nog niets verkoopbaars maakte – gij hebt dit zelf wel eens tot mij gezegd en als ik het nu zeg dan doe ik zulks omdat ik in ’t verschiet een paar dingen bereikbaar zie die ik vroeger niet zag.– Ik denk wel eens terug aan een jaar geleden toen ik hier in stad kwam – ik had mij voorgesteld dat de schilders hier een soort kring of vereeniging vormden waar warmte en hartelijkheid en een zekere eensgezindheid heerschten.– Dit lag voor mij in den aard der zaak en ik wist niet dat het anders kon zijn.
Ik zou ook de gedachten die ik daaromtrent had toen ik hier kwam niet willen verliezen ook al moet ik ze wijzigen en onderscheid maken tusschen wat is en wat zou kunnen zijn. Ik zou niet gelooven kunnen dat het een natuurlijken toestand is dat er zooveel koelheid en oneenigheid bestaat. Hoe komt het??? ik weet het niet – en ik ben er ook niet toe geroepen om dit te onderzoeken maar ik stel mij zelf wel tot principe dat ik voor mij zelf twee dingen laten moet, het eerste is dat men niet moet twisten – en in plaats van dat, zoeken naar vrede te bevorderen, voor anderen zoowel als voor zich zelf. En het andere dat men moet laten mijns inziens, is in de maatschappij iets anders te willen zijn dan schilder als men schilder is – men moet als schilder daarlaten andere maatschappelijke ambities en niet meedoen met hetgeen de lui die in ’t Voorhout, Willemspark &c. wonen, uitvoeren.5 Want in de oude, berookte, donkere ateliers was eene gezelligheid en iets echts dat oneindig veel beter was dan ’t geen er voor in de plaats dreigt te komen.
Als ’t zoo zijn mogt dat gij als ge weer komen zult vooruitgang ziet in mijn werk, dan zou mijn verlangen zijn het mogelijk ware op de zelfde wijs voort te gaan als tot nog toe.– Dat namelijk ik stillekens
2r:5 voortwerken kan zonder mij met iemand anders te bemoeijen. Als er brood in huis is en ik wat in den zak heb om modellen te nemen, wat wil ik dan meer.– Mijn pleizier is in het beter worden van mijn werk – en dat absorbeert mij meer en meer. Nu kerel, als ge nog niet geschreven hebt schrijf dan spoedig, ik ben nog al in verlegenheid.
Nogmaals in het nieuwe jaar U
2v:6 het beste toegewenscht. Van ’t huis ontving ik een goeden brief.–