Back to site

293 To Theo van Gogh. The Hague, on or about Monday, 11 December 1882.

metadata
No. 293 (Brieven 1990 294, Complete Letters 252)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: The Hague, on or about Monday, 11 December 1882

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. nos. b274 a-b V/1962

Date
Vincent receives Theo’s second remittance of the month, and responds immediately (l. 1*). In letter 294, which is a continuation of the present letter, Vincent expresses the hope that Theo ‘will write again towards the twentieth’. So that letter dates from between about 13 and about 18 December, and the present one from on or about Monday, 11 December 1882.

Ongoing topic
Van Gogh is recovering from his illness (241)

original text
 1r:1
Waarde Theo,
Zooeven ontvang ik Uw aanget. brief en dank er U regt hartelijk voor. Waar ik mee beginnen wil is dit. Hierbij een blad uit Xmas No 1883 van de Graphic. Lees het eens aandachtig, ’t is de moeite wel waard. Wat een kolossale inrigting niet waar, wat een enorm debiet.1
Dit gezegd, wat dan nog meer?–
’t Volgende o.a. Hubert Herkomer’s woorden2 contrasteeren zonderling met die van de Graphic redactie.
De laatste spreekt van “on referring to our books we find that besides our professional artists we have no less than Two thousand seven hundred & thirty friends scattered over the world, sending us sketches or elaborate drawings.”3
HH spreekt van: “DEARTH OF GOOD DRAUGHTSMEN”.4
En in ’t algemeen zijn zijn woorden lijnregt het tegenovergestelde van die der uitgevers van ’t Xmas nummer in kwestie – ’t geheel een resultaat gevende in dezen vorm.
Graphic uitgevers zeggen  all right”.
H.H. zegt all wrong”.
Zie nu nog op pag. 4 van ’t blad dat ik zend iets treffends: The G. when strong enough to walk alone, rented one house and began to print with six machines.
Hiervoor heb ik alle respect, hier voel ik iets heiligs, iets nobels, iets subliems. Ik kijk nu die groep groote artisten aan5 en denk aan het mistige London en het gescharrel in die kleine inrigting. Meer nog in mijn verbeelding zie ik de teekenaars in hun diverse ateliers met enthousiasme van de beste soort hun werk beginnen.
 1v:2
Ik zie Millais met het eerste No van de Graphic naar Chs Dickens toeloopen. Dickens was toen aan den avond van zijn leven, had toen een verlamming aan den voet, liep met een soort kruk. Millais zegt terwijl hij Hem de teekening van Luke Fildes laat zien, Homeless & Hungry – arme lui & vagabonden voor een nachtverblijf – Millais zegt tot Dickens, geef hem Uw Edwin Drood te illustreeren & Dickens zegt “best”.6
Edwin Drood was ’t laatste werk van Dickens en Luke Fildes, door die kleine illustraties in contact met D. gekomen, komt in zijn kamer den dag van zijn dood – ziet zijn leegen stoel staan en zoo komt het dat een der oude Nos van Graphic bevat die treffende teekening

THE EMPTY CHAIR.7

Empty chairs – er zijn er velen, er zullen er nog meer komen en vroeger of later zullen in plaats van Herkomer, Luke Fildes, Frank Holl, William Small &c. slechts blijven Empty chairs.
En toch zullen steeds de uitgevers en handelaars, niet luisterende naar eene profetie als die van H.H., in dergelijke woorden als in bijgaand  1v:3 blad ons verzekeren dat alles wel is en we sterk aan ’t vooruitgaan zijn.
Wat zijn ze hard van hart, wat vergissen ze zich evenwel indien ze meenen ze ’t iedereen kunnen wijsmaken dat grandeur materielle opweegt tegen grandeur morale en dat zonder die laatste iets goeds kan gedaan worden.8
Zooals ’t is met Graphic zoo is ’t met meer, met veel meer andere dingen op ’t gebied van kunst.
Grandeur morale vermindert, grandeur materielle komt in de plaats.
Of nu de gewenschte verandering komen zal? mij dunkt dat moet ieder voor zich zelf overdenken maar de oude vergelijking spreekt van een breeden weg die op desolatie uitkomt, van een smallen die tot een ander resultaat leidde.9 Graphic begon den smallen weg, is nu op den breeden overgegaan.
Ik zag heden morgen het laatste nummer, er was ± niets goeds in, ik haalde uit een troep scheurpapier bij een boekenjood dezen morgen een oud gescheurd vuil nummer van 1873 en bewaar er haast alles uit.10
 1r:4
Doch ik voor mij – que faire?
Een paar jaar geleden wandelde ik met Rappard buiten Brussel op een plek die ze la Vallee Josaphat noemen, een buurt waar Roelofs o.a. woont.11 Toen was daar een zandgroef waar spitters aan ’t werk waren – er waren vrouwtjes die molsla12 zochten, een boertje was aan ’t zaaien – wij keken naar dat alles en ik was toen half desperaat: zal ’t me ooit lukken dat wat ik zoo mooi vind te maken? Nu ben ik niet meer zoo desperaat, die boertjes en vrouwtjes kan ik nu beter raken dan toen en met geduldig voortwerken kan ik komen tot wat ik wilde, in zekeren zin.–
Maar loodzwaar drukt mij den gang der zaken en het is niet met pleizier en enthousiasme dat ik denk aan de tijdschriften. De Graphic vergeet te zeggen dat velen uit het groepje artisten er voor beginnen te bedanken hun werk te geven, meer en meer zich retireeren.– Waarom? omdat een schilder werkt om iets goeds te doen en iets eerlijks in zijn hart heeft dat al die grootheid afschuwelijk vind. Wat zal ik nog meer zeggen – nog eens herhalen “que faire!” Natuurlijk voortgaan met werken doch als met een donkere toekomst.
Hier te s’Hage – er zijn knappe groote mannen, ik wil dit graag erkennen, maar in veel opzigten, wat is het een ellendigen toestand. Wat al intrigue, twist, jalousie. En in de persoonlijkheid der rijk wordende artisten die met Mesdag aan ’t hoofd den toon geven, ook onmiskenbaar iets van een remplacement van grandeur morale door grandeur matérielle.
Ik begin in mij zelf te voelen dat als ik b.v. naar Engeland ging, demarches deed regts of links, ik wel degelijk kans zou hebben een plaats te vinden.– Hiertoe te komen was mijn ideaal, was en is ook après tout nu nog dat wat mij prikkelde om de enorme eerste moeielijkheden te boven te komen. – – – Maar het hart word me zwaar soms bij tijden als ik denk aan den gang der zaken – mijn pleizier gaat er af. Ik heb wel lust om mijn best te doen op mijn teekeningen maar al die redacties en zich daar te presenteeren, bah! ik griezel er van.–
 2r:5
Ge vraagt naar mijn gezondheid, dat van verl. zomer is werkelijk geheel weg maar ik ben wat gedrukt tegenwoordig, dat gepaard gaat met weer andere momenten, wanneer ik wat voorspoed heb met ’t werk, dat ik zeer opgewekt ben, zoodat ik het een soort iets vind als van een soldaat die zich niet t’huis voelt in den provoosta en bij zich zelf redeneert, waarom moet ik hier in de kastb zitten terwijl ik in ’t gelid beter op mijn plaats ware.
Ik bedoel, mij drukt iets, daar ik een kracht in mij voel die door de omstandigheden niet zoo zich ontwikkelen kan als anders en dit heeft ten gevolge dat ik dikwijls miserable ben. Een soort inwendigen strijd over wat ik doen moet. Niet zoo makkelijk op te lossen als aanvankelijk wel schijnen mogt.–
Ik wou dat ik eene betrekking had waar ik door vooruit kwam – veel betrekkingen die mogelijk binnen mijn bereik zouden liggen zouden mij tot iets heel anders leiden dan wat ik bedoel. Die liggen buiten mijn bereik want ofschoon men aanvankelijk misschien mij nemen zou, men zou me er niet op den duur goed voor vinden. Men zou me mijn congé geven en ik zou ’t ook zelf nemen als bij Goupil.
Ik bedoel, men zou actualiteiten vergen, dingen van den dag, weet ik wat, voor welke iemand als Adrien Marie of Godefroid Durand13 zich perfect prêteert. Ik begin hoe langer hoe duidelijker te zien dat de illustraties meegaan met den oppervlakkigen stroom en ik geloof dat ’t hun niet te doen is om zoo goed te zijn als pligt ware. Neen – de bladen vullen met dingen die hun noch geld noch moeite kosten, nu en dan eens een goed ding geven, op goedkoope machinale manier gemaakt evenwel, verder zooveel mogelijk geld er van in den zak steken.
Deze handelwijs vind ik niet verstandig, ik geloof men er door failliet gaat en bitter berouw er over hebben zal op ’t allerlaatste eindje, nog heel ver weg.– doch dit neemt niet weg de zaken zijn zoo als ze zijn. Zich vernieuwen – men denkt er niet aan. Gesteld Graphic, illustration, Vie moderne publiceert een nummer waar flaauwe zoutelooze dingen in staan.– Toch gaan er zoo- en zooveel karrevrachten en scheepsladingen van weg – de managers wrijven zich in de handen en zeggen, “Zóó gaat het net zoo goed,  2v:6 geen haan kraait er naar, ze slikken ’t toch”.
Jawel maar als de heeren managers hun uitgaven konden naloopen en bijwonen hoe duizenden het blad gretig opnemen en als ze het weer neerleggen onwillekeurig iets van onvoldaanheid en teleurstelling voelen – misschien zouden ze dan wat bekoelen in hun duveljagen.c
Dit is echter geenszins ’t geval en zooals ge in ’t verslag van Graphic ziet, het ontbreekt niet aan zelfvertrouwen. Intusschen dringen zich lui als employés in die niet zouden opgedokt zijn in den moeielijken maar nobelen tijd. Wat Zola noemt triomphe de la médiocreté14 heeft plaats. ploerten, nietsbeteekenenden komen in plaats van werkers, denkers, artisten, en men merkt het niet eens op.
’t Publiek – ja aan den eenen kant is ’t malcontent doch evenwel materieele grootheid vind ook een applaudissement, doch – vergeet niet dat dit slechts een stroovuurtje is en wie applaudisseeren het maar doen meestal van wege ’t een relletje is geworden. In den lendemain de fête zal er een leegte en stilte zijn en onverschilligheid na al dat lawaai.
De Graphic zal Types of beauty (Groote vrouwenkoppen) geven, zegt dit prospectus,15 zeker tot remplacement van Heads of the people van Herkomer, Small & Ridley.16
Goed, maar sommige lui zullen de Types of beauty niet admireeren en met melankolie denken aan de oude Heads of the people. (welke serie gestaakt is.–)
De Graphic zegt ze zullen Chromos!!!17 maken. Geef ons ’t atelier van Swain terug.–
Zie Theo, kerel het gaat me aan ’t hart,  2v:7 de boel loopt verkeerd.
Hoor eens, ik zou ’t me de hoogste eer gerekend hebben, een ideaal, mee te werken aan wat de Graphic begonnen is.– Wat Dickens was als schrijver, wat de Household edition van zijn werk was als uitgaaf,18 iets dergelijks was dat sublieme begin van de Graphic.
En nu, alles weg – nog eens, ’t materieele in plaats van ’t morale.
Weet ge wat ik vind van ’t blad dat ik U stuur. ’t is net zoo’n manier van praten als b.v. Obach, de manager van G&C. te London er op nahoudt. En dat heeft succes – ja dat heeft succes, ja daar wordt naar geluisterd en dat gaat op. Weet ge kerel, hoe ik die manier van praten in dit blaadje Graphic vind. het is iets als Mesdag’s redenatie over ’t panorama in der tijd.– Ik heb respect voor werken, ik veracht noch Obach noch Mesdag maar er zijn dingen die ik oneindig hooger stel dan dat soort van energie.
Ik wou iets beknopters, iets eenvoudigers, iets degelijkers, ik wou meer ziel en meer liefde en meer hart.
Dat ik er niet tegen in schreeuwen wil of kan, dat ik er niet me tegen verzetten wil, geloof dat gerust. Alleen het maakt me bedroefd, het neemt mijn pleizier weg, het maakt me van streek en ik weet voor mij zelf niet meer wat ik doen of laten moet.
 2r:8
Wat mij soms bedroefd maakt is dit – vroeger toen ik begon dacht ik, als ik maar zoo of zoo ver ben dan zal ik hier of daar geplaatst worden en ik zal op een regten weg zijn en door ’t leven komen.
Nu echter komt iets anders opdokken en vrees of liever verwacht ik in plaats van een werkkring een soort provoost – ik verwacht dingen als: ja dit en dat in Uw werk is wel goed (ik betwijfel of men zulks meent) doch ge begrijpt zulk werk als gij maakt is onbruikbaar, we moeten hebben actualiteiten (vide19 Graphic, we print on the Saturday what happened on the Thursday).20
Zie Theo, kerel – ik kan geen TYPES OF BEAUTY maken – ik doe wel mijn best voor HEADS OF THE PEOPLE. Zie Theo, ik zou willen doen als zij die de Graphic begonnen (ofschoon ik mijzelf niet hun’s gelijke reken), n.l. een kerel of wijf of kind van de straat halen en dat maken in mijn atelier – doch neen, maar ze zouden vragen “kunt ge chromos maken bij elektrisch licht”.21
Enfin – in plaats van te doen te hebben met een zienswijs, een gevoelen, een doel als dat van Dickens (zulks was de Graphic oorspronkelijk) staat men voor een ziens- & denkwijs als die van Obach. Zulks maakt me bedroefd en dan voel ik me magteloos.
Zelf iets ondernemen kan alleen als men belangstelling en medewerking vindt. Dit brengt ons op een ander terrein. Neem me niet kwalijk als ik U mijn gedachten schrijf en zal blijven schrijven. Als gij geen tijd tot schrijven hebt en er niet direkt op antwoordt zoo weet ge in elk geval wat er in me omgaat als we elkaar eens weer ontmoeten en misschien vinden we een begaanbaren weg.
Dit blad Graphic vond ik eene daadzaak waardoor men duidelijker zeggen kan wat men bedoelt en daarom schrijf ik voorloopig dit. Met een handdruk in gedachten.

t. à t.
Vincent.

translation
 1r:1
My dear Theo,
I just received your registered letter and thank you most cordially for it. What I want to begin with is this. Herewith a folder from the 1883 Xmas No. of The Graphic. Do read it carefully, it’s well worth the effort. What a colossal set-up, isn’t it? What huge sales.1
That said, what then?
The following, among other things. Hubert Herkomer’s words2 are in singular contrast to those of The Graphic’s editors.
The latter say, ‘On referring to our books we find that besides our professional artists we have no less than Two thousand seven hundred and thirty friends scattered over the world, sending us sketches or elaborate drawings.’3
HH speaks of a: ‘DEARTH OF GOOD DRAUGHTSMEN.’4
And in general his words are the diametrical opposite of those of the publishers in this Xmas issue — the whole producing a result in the following form.
Graphic publishers say  all right”.
H.H. says all wrong”.
Now also see something striking on page 4 of the folder I’m sending: The G. when strong enough to walk alone, rented one house and began to print with six machines.
I have every respect for this, I feel something holy here, something noble, something sublime. I’m now looking at that group of great artists5 and thinking of foggy London and the scurrying about in that small set-up. Deeper in my imagination I see the draughtsmen in their various studios setting to work with the best kind of enthusiasm.  1v:2
I see Millais going up to C. Dickens with the first No. of The Graphic. Dickens was then in the evening of his life, he had a paralyzed foot, walked with a kind of crutch. Millais says, while showing Him the drawing by Luke Fildes, Homeless and hungry — the poor and vagabonds outside a night refuge — Millais says to Dickens, give him your Edwin Drood to illustrate, and Dickens says, ‘Very well’.6
Edwin Drood was Dickens’s last work, and Luke Fildes, having got in touch with D. through those small illustrations, comes into his room on the day of his death — sees his empty chair standing there, and so it was that one of the old Nos. of The Graphic had that striking drawing

THE EMPTY CHAIR.7

Empty chairs — there are many, more will come, and sooner or later instead of Herkomer, Luke Fildes, Frank Holl, William Small &c. there will only be Empty chairs.
And still the publishers and dealers, not listening to a prophecy like H.H.’s, will go on assuring us in words like those in the enclosed  1v:3 folder that all is well and that we’re making very good progress.
How hard-hearted they are, how mistaken, though, if they think they can fool everyone into believing that material greatness is of equal weight as moral greatness, and that without the latter anything good can be done.8
As with The Graphic, so with more, many more things in the sphere of art.
Moral greatness diminishes, material greatness comes in its place.
Whether the desired change will come? It seems to me that everyone must reflect on that for himself, but the old comparison speaks of a broad way ending in desolation, and of a narrow one leading to a different result.9 The Graphic began on the narrow way and has now moved to the broad one.
I saw the latest issue this morning. There was almost nothing good in it. I took an old, torn, dirty issue of 1873 from a pile of scrap paper at a Jewish bookseller’s this morning and am keeping almost everything in it.10  1r:4
But as for me — what to do?
A few years ago I went walking with Rappard outside Brussels at a spot they call the Vallée de Josaphat, an area where Roelofs lives, among others.11 There was a sandpit there where diggers were at work — there were women looking for dandelion leaves,12 a peasant was sowing — we looked at all this and at the time I was half despairing: will I ever succeed in making what I consider so beautiful? Now I’m no longer so despairing, now I can capture those peasants and women better than then, and through carrying on working patiently I can arrive at what I wanted, in a sense.
But what’s going on weighs heavily on me, and I don’t think of the magazines with pleasure and enthusiasm. The Graphic forgets to say that many in the group of artists are beginning to refuse to give their work, withdrawing more and more. Why? Because a painter works to do something good and has something honest in his heart that finds all that grandeur loathsome. What more shall I say? — repeat ‘What to do?’ once more. Carry on working, of course, but as if with a dark future.
Here in The Hague — there are clever, great men, I readily acknowledge that, but in many respects what a wretched state of affairs it is. What intriguing, quarrelling, envy. And in the personalities of the artists getting rich, who with Mesdag at their head set the tone, also unmistakable signs of material greatness replacing moral greatness.
I begin to feel in myself that if, for example, I went to England and tried right and left, I would indeed have a chance of finding a place. To achieve that was my ideal, was and is, despite everything, still what spurred me on to overcome the enormous initial difficulties. — — — But my heart becomes heavy at times when I think of what’s going on — my pleasure vanishes. I really want to do my best in my drawings, but all those editors and having to present oneself there — bah! I shudder at the thought.  2r:5
You ask about my health. What I had last summer really has gone completely, but I’m a little dejected at present, which is combined with other moments, when I’m making progress with the work, when I feel very cheerful, so that I find it rather like being a soldier who doesn’t feel at home in the guardhouse and thinks to himself: why must I be here in the cooler when I would be more in my rightful place in the ranks?
I mean something is weighing on me, since I feel a power in myself which, due to the circumstances, can’t develop as it otherwise would, and the result is that I’m often wretched. A kind of internal battle over what I must do. Not so easy to resolve as may have appeared at first.
I wish I had a position through which I could make progress. Many positions that might lie within my reach would lead me to something entirely different from what I mean. They lie beyond my reach for, although I might be taken on initially, with time I wouldn’t be thought right for them. I would be dismissed and I would myself give notice, as with Goupil.
I mean, they’d want current events, the day’s news, whatever, for which someone like Adrien Marie or Godefroy Durand13 would be perfectly suitable. I begin to see ever more clearly that the illustrated magazines go along with the superficial stream, and I believe that they aren’t concerned with being as good as their duty dictates. No, filling the magazines with things that neither cost much nor take much trouble, now and again putting in something good, but produced in a cheap, mechanized way, apart from that filling their pockets with as much money as possible.
I don’t think this is a wise course of action. I believe they’ll go bankrupt as a result and be bitterly sorry at the very end, still a long way off. But this doesn’t alter the fact that things are as they are. Renewing themselves — they never give it a thought. Suppose that The Graphic, L’Illustration, Vie Moderne published an issue containing feeble, insipid things. Nonetheless, umpteen cartloads and shiploads would be sold, the managers rub their hands and say, ‘It sells just as well like this,  2v:6 no questions asked, they swallow it anyway’.
Yes, but if their lordships the managers could follow their publications and see how thousands eagerly pick up the magazine and then, when they put it aside, instinctively have a feeling of dissatisfaction and disappointment, maybe they’d be less keen to badger people.
This isn’t the case at all, though, and as you see from the Graphic report there’s no lack of self-confidence. In the meantime, people have wormed their way in as employees who wouldn’t have appeared in the difficult but noble time. What Zola calls the triumph of mediocrity14 takes place: scoundrels, nobodies, replace workers, thinkers, artists, and no one even notices.
The public — yes, on the one hand they’re dissatisfied, but material greatness also garners applause all the same. But don’t forget that this is only a straw fire, and that those who applaud generally do so only because it has become the talk of the town. On the day after the party there’ll be an emptiness and silence, and indifference after all that noise.
The Graphic will do Types of beauty (Large heads of women), says this prospectus,15 no doubt as a replacement for Heads of the people by Herkomer, Small and Ridley.16
Very well, but some people will not admire the Types of beauty, and will think back with melancholy to the old Heads of the people (a series which has been terminated).
The Graphic say they’ll make Chromos!!!17 Give us back Swain’s studio.
You see, Theo, old chap, it truly grieves me,  2v:7 the whole thing is going wrong.
Listen, I would have counted it the greatest honour, an ideal, to have worked on what The Graphic started. What Dickens was as a writer, what the Household edition of his work was as a publication,18 that was what that sublime beginning of The Graphic was like.
And now, everything’s gone — again the material in place of the moral.
Do you know what I think of the folder I’m sending you? It’s just like the way of talking that, for example, Obach, the manager of G&C. in London, goes in for. And that is successful — yes, that is successful, yes, it’s listened to and it’s accepted. Do you know, old chap, what I think of this way of talking in this Graphic folder? It’s like Mesdag’s reasoning about the panorama at the time. I have respect for working, I despise neither Obach nor Mesdag, but there are things that I rate infinitely higher than that sort of energy.
I would like something more succinct, something simpler, something sounder; I would like more soul and more love and more heart.
Rest assured that I will not and cannot shout out against it, that I will not oppose it. It’s just that it makes me sad, it takes away my pleasure, it upsets me, and I no longer know what I, for my part, should or should not do.  2r:8
What sometimes saddens me is this — in the past, when I began, I thought when I’ve got this or that far I’ll get a position here or there, and I’ll be on a straight path and set for life.
Now, though, something else has come up, and I fear, or rather expect, a kind of guardhouse instead of employment. I expect things like: yes, this and that in your work is all right (I doubt whether they really mean it), but you must understand that the kind of work you do is unusable; we need current events (vide19 The Graphic, we print on the Saturday what happened on the Thursday).20
See, Theo, old chap — I can’t make any TYPES OF BEAUTY — but I will do my best for HEADS OF THE PEOPLE. See, Theo, I would like to do the same as those who began The Graphic (though I don’t consider myself their equal), that is to take a chap or woman or child from the street and do that in my studio. But no, they’d ask: ‘Can you do chromos by electric light?’21
Anyway, instead of dealing with a way of thinking, a feeling, a goal like Dickens’s (The Graphic was like that originally), one is presented with a mode of seeing and thinking like Obach’s. That saddens me, and then I feel powerless.
Undertaking something oneself is possible only if one encounters interest and cooperation. This brings us to another area. Excuse me if I tell you my thoughts and continue to do so. If you don’t have time to write and don’t reply immediately, at least you’ll know when we meet again what preoccupies me, and perhaps we’ll find a passable path.
I thought this folder from The Graphic was something through which one can say more clearly what one means, and that’s why I write this for the present. With a handshake in thought.

Ever yours,
Vincent.
notes
1. Van Gogh is referring to the four-page folder (‘Extra supplement’) accompanying the Christmas number of The Graphic of 1882. This prospectus gives a detailed description of the production and distribution of the magazine, with illustrations of the engravers at work and views of a modern printing establishment. Van Gogh’s mistake about the year may have been caused by a phrase in the magazine: ‘We begin to think of Christmas 1883’ (p. 4).
2. A reference to the extract from Herkomer’s article ‘Drawing and engraving on wood’ received from Van Rappard: see letter 278, n. 1.
3. The quotation – slightly shortened by Van Gogh – is on p. 1. The Christmas number says: ‘actual professional artists’, ‘good friends’ and ‘constantly sending’ (p. 1).
4. Herkomer’s remark ‘dearth of good draughtsmen’ had been quoted by Van Gogh earlier: see letter 278, n. 5.
5. The cover of the magazine was a group portrait by Theodore Blake Wirgman, Some Graphic artists, depicting the leading illustrators C. Green, S.P. Hall, E.J. Gregory, H. Woods, L. Fildes, J. Nash, H. Herkomer, G. Durand, F. Holl and W. Small. In the estate there is a copy with handwritten notes by Van Gogh. Ill. 2015 . (t*1004).
6. Van Gogh could have known of this episode from Forster’s The life of Charles Dickens: see Forster 1872-1874, vol. 3, pp. 429, 477-479 (with a few divergent details). He may also have known the story from the text accompanying the print Houseless and hungry by Fildes, published in The Graphic Portfolio of 1877: ‘Mr J E Millais RA forwarded a copy (of the first number of the Graphic containing Fildes’s ‘Houseless and Hungry’) to Mr Charles Dickens, who was so struck with the originality displayed in the drawing that he engaged Mr Fildes to illustrate The mystery of Edwin Drood, the work he was engaged upon at the time of his death.’ Cf. exhib. cat. Nottingham 1974, pp. 22, 44 (quotation The Graphic Portfolio) and exhib. cat. London 1992, pp. 89, 92-93, 138, cat. nos. 84-85, p. 146, cat. no. 122. The episode may also be found in Ackroyd 1990, pp. 1056-1057.
7. For Fildes, The empty chair , see letter 251, n. 11.
8. The concepts ‘grandeur matérielle’ and ‘grandeur morale’ occur literally in Victor Hugo’s Les misérables (book 1, chapter 4), where the essence of socialism is summed up. In a society based on such principles as equality, sharing of property, brotherhood, democracy and justice both forms of ‘grandeur’ would be attainable; see Hugo 1951, p. 882. It is not until the end of March that Van Gogh writes in letter 333 that he is reading the book, but it is clear from the various times it is mentioned that he was occupied with this long novel for a considerable length of time. He also read many other works by Hugo during this period. On Les misérables: letter 333, n. 12.
9. A reference to Matt. 7:13-14.
10. The estate has 36 prints from The Graphic 7 and 8 of 1873; there are none from 1882.
11. Van Gogh must have walked in Schaarbeek between November 1880 and April 1881, when both he and Van Rappard were living in Brussels. Willem Roelofs lived at Chaussée de Haecht 218 in the 1870s. This long street leaves the city from St Joost-ten-Node via Schaarbeek in a northeastern direction and more or less borders on Josefatwetering (La vallée de Josaphat). See De Bodt 1995, p. 102 and Jean d’Osta, Dictionnaire historique des faubourgs de Bruxelles. Bruxelles n.d., pp. 227-233. Cf. also letter 605.
12. The edible leaves of dandelions that grow under molehills (WNT).
a. Means: ‘soldatengevangenis’ (‘guardhouse’).
b. Means: ‘cel’ (‘cooler’)
13. Adrien Emmanuel Marie and Godefroy Durand, both known as illustrators.
c. Means: ‘steeds weer met vervelende praatjes aankomen, drukte maken’ (pester someone with annoying chatter, fussing about).
14. The description ‘Triomphe de la médiocrité’ is ‘used with frequency’ in Zola’s Mes haines of 1866. See Sund 1992, pp. 276-277 (n. 3), and letter 393.
15. A reference to p. 4 of the magazine: ‘We propose to continue The Graphic Types of Beauty’; some of these ‘Beauties’ had already appeared in 1874 and 1880-1881 (see letter 279, n. 2).
16. The series Heads of the people drawn from life that had also appeared in The Graphic. It included the following works by Hubert von Herkomer: The agricultural labourer – Sunday ; The coastguardsman and The brewer’s drayman; see letter 235, n. 37.
Heads of the people also included the three prints by William Small in the estate: The British rough, from The Graphic 11 (26 June 1875), p. 616. Ill. 2016 (t*132); At court; from The Graphic 12 (23 October 1875), p. 408. Ill. 2017 (t*133); and The barrister; from The Graphic 12 (11 December 1875), p. 588. Ill. 1336 (t*179). The last two were engraved by Heinrich Sigismund Uhlrich.
Matthew White Ridley’s The miner also belonged to this series, see letter 279, n. 1, as did Arthur Hopkins’s “Her first engagement”, in The Graphic 14 (11 November 1876), Supplement, between pp. 470 and 471; and Charles Green, The fireman, in The Graphic 20 (10 January 1880), Supplement, between pp. 48 and 49.
17. Colour lithographs. The prospectus repeatedly refers to work ‘in colour’.
18. For the Household Edition of Dickens’s work, see letter 133, n. 53.
19. Latin, means: ‘see’.
20. The text in The Graphic is slightly different. After saying that ten years before something that happened on Saturday could not be printed until the following Saturday, it is proudly stated that now things are much quicker: ‘By improved machinery it has become possible to illustrate an event happening on the Tuesday of the same week, and now we propose, by the aid of the new electro-dynamo machines, to save many hours in electrotyping, and so be able to give our latest news-pictures up to Wednesday evening’ (p. 2).
21. In the text and the legends in the prospectus accompanying The Graphic the possibility of engraving by artificial light in the evenings is raised.