1*Ontvang mijn hartelijken dank voor Uw aanget. brief alsmede 2voor het rolletje. Daarin vond ik het papier van Buhot.– ik zou er echter 3wel eenige explicatie bij willen hebben. b.v. Waarmede moet 4men op dit papier teekenen? Misschien hoor ik dat later.
5De Renouards/ Enfants assistés1 zijn prachtig/ ook zijn 6nieuwe teekening Banc des accusés2 – ofschoon die laatste 7minder important is dan b.v. zijn groote bladen van de 8gevangenis Mazas.3 Ik ben er erg blij mee & bedank 9er U wel voor.
10Ge zult ontvangen hebben een druk van eene lithographie.4 11Eigentlijk is die mislukt – toch zond ik ze om reden 12er eenige brokken in zijn die geworden zijn zooals 13ik ’t geheel bedoeld had.
14De autographische inkt had ditmaal erg gevloeid en 15dat moest verholpen worden later en er bleven overal 16toch zwarte partijen. Maar kijk b.v. het linkerbeen 17met den beslijkten laars. Daar kan men aan 18zien dat met dit procede men de stoffen 19kan uitdrukken en er eigenaardige effekten mee te krijgen zijn.
20Handen en kop zijn slecht doch in ’t andere 21oude mannetje5 zijn die weer de beste partij. 22Opnieuw heb ik het op steen transporteeren & 23het drukken goed gezien en ik moet U zeggen 24dat ik geloof er met het procede veel te doen is_
25Heden was ik bij Van der Weele – die had nog al 26pleizier in het oude mannetje met ’t hoofd in de handen 27en is zelf voornemens het te beproeven.
28Hij is iemand die soms fameus goede dingen 29maakt. Ik kreeg 4 etsen van hem/ een schapestal/ 30kalven in ’t hakhout – twee zandkarren 31en een ossenploeg, en hoop er later nog meer te krijgen als 32hij weer drukken laat maken.6
33Hij schijnt niet veel van Tersteeg te houden/ ten minste zonder 34dat ik iets over hem zei en we ’t over studies van vd. W. zelf hadden 35zei hij – nu ja/ maar als ik dit doe of dat doe en ik kom bij 36Tersteeg maakt hij deze en die aanmerking_– Ik geloof hij 37waarheid sprak en werkelijk/ het spijt mij erg dat de dingen 38zoo zijn. Ik wou liever dat ik me vergist had in mijn
1v:2 39opinie omtrent Tersteeg doch ik vrees hij velen 40nog al decourageert – die werkelijk iets beters 41verdienen. Wat zijn dat lamme kwesties.
42Gisteren ontving ik een brief niet van Rappard 43doch van zijn vader/7 om me te zeggen R. ziek 44is. Wat hij mankeert weet ik niet – misschien/ 45misschien wel wat gij en ik ook kennen.8 46Ik kom op die gedachte door enkele expressies 47in zijn laatsten brief/ toen hij me schreef dat 48ik door zou gaan met het nemen van proeven 49en dat hij zich zoo lam voelde dat hij niets 50doen kon_ Jammer voor hem niet waar/ 51het is zoo hard als men midden uit zijn werk 52moet om zoo'n lamme reden als ongesteldheid. 53Als ik berigt krijg dat het niet spoedig beter 54word zoo zou ik grooten lust hebben hem 55eens te gaan opzoeken. In den laatsten tijd 56heb ik nog al veel met hem gecorrespondeerd over het werk/ 57hij heeft zeer veel liefhebberij gekregen in het verzamelen 58van houtsneden b.v. en ik acht het zeer wel mogelijk wij 59hoe langer hoe meer aan elkaar zullen krijgen.
60Bij V.d. Weele zag ik een uitmuntende schets van Breitner/ een 61teekening die niet af was – misschien ook niet af te maken – 62het stelde voor officieren die over een landkaart of plan de 63bataille zitten te delibereeren voor een open raam.9 Breitner 64is werkelijk aan de Burgerschool te Rotterdam geplaatst.
65'Een uitkomst voor hem. Maar kan men het uithouden? 66er niets anders bij te doen en al zijn tijd aan het werk geven 67dat is toch verkiesselijk mijns inziens. ’t Is of er iets fataals ligt 68in het er bij waarnemen van andere betrekkingen – misschien 69zijn juist de zorgen/ juist de donkere schaduwkant 70van het artistenleven het beste er van – ’t is gewaagd 71dit te zeggen en er zijn momenten dat men anders 72spreekt – velen gaan door de zorg te gronde – 73maar die het doorworstelen – later winnen 74'ze er bij.–
75Gij schrijft over de kwestie van teekeningen 76te maken in kleiner formaat – ik vind het 77mooi van U dat ge over die kwestie op een meer 78bedaarde wijs spreekt dan anderen die mij wel 79eens heel anders ’t zelfde gezegd hebben en tot me 80zeiden/ als ge niet kleiner werkt dan zal 81dit gebeuren en dat gebeuren. Zóó er over te 82spreken vind ik voorbarig en oppervlakkig 83en kan niet gelooven het waar is wat ze zeggen. 84Weet ge hoe ik er over denk – alle formaten 85hebben hun vóór en hun tegen. in ’t algemeen 86voor mijn eigen studie heb ik bepaald behoefte 87’t figuur tamelijk groot van proportie te nemen 88zoo dat kop/ handen/ voeten niet te klein 89worden en men ze stevig teekenen kan.
90Voor eigen studie dus 91nam ik tot voorbeeld het formaat van de Exercices au fusain 92van Bargue10 daar die grootte met een blik 93nog gemakkelijk te overzien is en toch de details 94niet al te klein worden. Maar de meesten 95nemen een kleiner formaat. Ik voor mij heb 96van ’t begin af ’t zóó gedaan voor mij zelf/ 97nu eens iets kleiner/ dan eens iets grooter/ en voor 98eigen studie zou ik tegen mijn overtuiging 99handelen indien ik er van afweek.
100Doch ofschoon dit dus voor mij het middelpunt 101is waarop mijn aandacht gevestigd is – 102het menschelijk figuur op een goede/ flinke 103grootte in mijn magt te hebben – eene 104'zaak die fameus moeielijk is – dat verzeker ik U – 105zoo neemt dit niet weg dat ik volstrekt 106niet absoluut daaraan gebonden ben. En dus/ in
1r:4 107antwoord op ’t geen ge schrijft doe ik U de 108wedervraag/ hebt gij een bepaald werk op ’t oog/ 109heeft iemand U iets gezegd als b.v./ indien die 110figuren op de halve grootte waren zouden 111dergelijke bladen hier of daar voor te gebruiken 112zijn. En indien ge ’t een of ander dienaangaande 113weet zoo wil ik van mijn kant de moeite 114nemen om ’t zij figuren die ik reeds heb op 115halve grootte te reduceeren ’t zij geheel nieuwen 116in kleiner formaat te teekenen.
117Zonder bepaalde reden zou ik van minder 118belang vinden dan met bepaalde reden_
119Is het dat gij/ indien ik U eenige figuren b.v. ter halve 120grootte der vorigen zond/ eens daarmede nieuwe proeven 121wilt nemen zonder dat ge nu reeds bepaald zeggen kunt 122bij wie of waarvoor/ zoo is me dat reden genoeg om 123ze te maken.
124Wat ik daareven zeide is alleen om U er op te wijzen 125hoe ik van begin af aan een zekere orde in mijn werk 126heb trachten te houden/ mij zelf een soort regel gesteld 127heb/ niet om slaaf te worden van dien regel doch omdat 128men er helderder door denken kan.
129Het reduceeren van een bepaald figuur op halve groote b.v. is 130volstrekt niet moeielijk – soms verliest men evenwel iets van 131het eigenaardige – soms ook wint het figuur er bij_
132In elk geval ik zal er U een paar sturen binnen kort – doch 133hebt ge iets bepaalds er mee op ’t oog zoo zeg me waarvoor het 134dienen moet/ dan helpt mij dit in de keus van mijn figuren.
135Nogmaals dank voor het gezondene. Wat ik U in mijn vorigen 136brief schreef over een plan van bladen voor het volk te maken/ 137is iets waarover ik hoop dat gij Uw gedachten eens zult laten 138gaan. Een vast plan heb ik zelf daaromtrent nog niet/ in 139zoover dat om het helder in mijn hoofd te hebben 140ik en met betrekking tot de teekeningen zelf en met betrekking 141tot het procedé der reproductie dingen te doen heb_
142Doch aan de mogelijkheid om zoo iets te doen twijfel ik 143niet/ aan het nuttige der zaak ook niet/ en dat er 144lui te vinden zouden zijn die er hart voor hebben zouden/ 145daar kan ik ook niet aan twijfelen. Enfin 'k geloof dat het 146zoo te doen zou zijn dat niemand berouw zou hoeven te hebben er 147aan meegewerkt te hebben. Met een handdruk_
148Terwijl ik U schrijf lees ik Uw laatsten brief nog eens over. Vooral ook wat 149gij zegt over formaat. Ik wil U eens een voorbeeld noemen van een teekenaar 150dien gij kent: Theophile Schuler die de werken van Erckmann Chatrian 151illustreerde.–11 Aan die kleine illustraties ziet men duidelijk dat hij zeer 152goed in ’t klein werken kon/ meer nog ziet men het aan dingen die hij 153in der tijd b.v. voor Ilustration & magasin pittoresque12 maakte – o.a. 154l’Album des Vosges waar ook Brion en Jundt aan meewerkten.13
155Ik geloof echter men zich zeer vergissen zou te meenen zulke dingen 156als b.v. het blad Le benedicité14 (een familie houthakkers of boeren aan tafel) 157zoomaar in eens in zijn definitieven toestand ontstaan was_ 158Neen – de soliditeit en pit van het kleine wordt in de meeste gevallen 159niet verkregen dan door veel serieuser studie dan zij die ligt over 160het werk van illustreeren denken/ wel meenen. 161o Kerel/ gij zijt een van de best ingelichten onder de kunsthandelaars 162die ik ken en gij spreekt er veel juister 163en gevoeliger over dan de meesten doch als ge wist wat 164al sjouwerij sommige dingen gekost hebben – als b.v. 165bladen uit Album des Vosges of die eerste dingen van 166de Graphic – ik geloof dat gij er door getroffen zoudt zijn. 167Mij althans gaat het dikwijls zoo dat als ik meer te weten kom 168omtrent het leven & werken van lui als Schuler/ Lancon/ Renouard/ 169zooveel anderen/ ik bespeur dat wat men van hen ziet slechts 170het kleine rookwolkje is dat boven uit hun schoorsteen komt 171en binnen in hun hart en atelier een groot vuur is.
172In de illustraties ondergaan zij een dergelijk iets als het 173kleine torentje in de verte dat heel klein lijkt en onbeteekenend 174en als men er digt bij komt een imposante massa is 175a(ik bedoel/ slechts een klein deel van hun werk wordt publiek gemaakt)_
175'Enfin met sommige schilderijen is het zoo dat zij in hun enorme lijsten veel lijken 176en men later zich verwondert dat zij eigentlijk zoo'n leeg en onvoldaan 177'gevoel achterlaten; in tegenoverstelling daarvan/ menig onaanzienlijk 178houtsnee of lith_ of ets ziet men bij wijlen over ’t hoofd doch 179komt er op terug en wordt hoe langer hoe meer er aan gehecht en voelt 180er iets groots in_
181Ik ken eene teekening van Teniel/ voorstellende 182“twee dominés” (dit is de Engelsche titel niet natuurlijk doch wel het motief)/ 183de eene is een stadsdominé/ glorieus en breed en imposant – 184de andere is ietwat “shabby”/ een onaanzienlijk dorpspredikantje 185blijkbaar/ vader van een groot en arm gezin.15 Dikwijls denk ik 186dat ook bij de schilders men die twee typen heeft en 187veel “illustrateurs” hooren tot die dorpspredikanten onder de schilders 188terwijl misschien personen als een Bouguereau of een 189Makart en nog meer anderen iets van eerstgenoemde type hebben.
190Of nu ik voor mij in kleiner of grooter formaat moet werken is mij 191betrekkelijk onverschillig doch wat de illustraties vragen is slechts 192een deel van wat ik van mij zelf eisch_– Van mij zelf eisch ik gedecideerd 193dat ik het figuur op een grootte zoo dat kop/ handen/ voeten niet al te klein 194worden en de details er duidelijk in blijven/ kunne maken_
195Dit heb ik nog bij lange na niet zóó als ik het van mij zelf 196vorder doch juist daarom/ ik mag mijzelf niet loslaten op dat punt_
197Indien ik zulks vorder stel ik mijzelf geen anderen eisch dan 198zeer veel anderen zich zelven stelden. Zoo b.v. van 199die serie teekeningen die ik nu onder handen heb weet ik niet 200wat den definitieven vorm of grootte zal zijn. Ik heb ze gesteld/ 201na er veel over gedacht te hebben/ op de grootte ongeveer van het mannetje 202met het hoofd in de handen16 doch van deze cartonsa kan ik als het 203op drukken aankomt natuurlijk de grootte reduceeren.
204En dat het zijn raison d'être heeft in de praktijk de figuren tamelijk groot te teekenen/ 205daarvoor spreken wel b.v. de Exercices au fusain/ de Modèles d'après les maîtres/ 206door G&Cie uitgegeven. Ik ben daarmee begonnen en heb tot 207heden geen beter leiddraad voor studies naar het levend model 208gevonden. Men wilde door de uitgaaf daarvan gezonde 209begrippen omtrent studie brengen en in de scholen en vooral 210ook zeker in de ateliers. Ik heb geluisterd naar wat Bargue in 211'zijn voorbeelden zegt 211a(ofschoon mijn werk niet op verre na zoo mooi is als het zijne) 211'– ik geloof dat die een regten weg aanwijzen 212in overeenstemming met wat andere mannen/ o.a. L. da Vinci/ vroeger 213hebben geleerd – en in elk geval heb ik een zekere orde in mijn 214gedachten omtrent het teekenen er door gekregen die maakt dat 215het werken geregelder gaat dan wanneer men geen orde op zijn doen 216en laten stelt. Zie/ dat is iets wat ik niet loslaten mag/ doch 217nog eens/ ’t formaat van dit of dat figuur onder mijn studies 218kan ik/ als men zulks wil/ reduceeren. Ik verlang er wel 219erg naar dat gij alles weer eens bij elkaar ziet wat ik sedert dezen 220zomer maakte. Hoe is het toch met die teekeningen die gij schreeft 221per Rue Chaptal verzonden te hebben/ ik heb ze nog niet ontvangen doch 222ik vermoed ze nog bij U berusten omdat gij toen juist kort daarop 223schreeft Buhot er van gezien had. Natuurlijk heb ik er geen 224direkten haast mee en schrijf ik er maar eens over voor ’t geval 225ze mogelijk ergens zijn blijven liggen. En is het gij het raadzaam 226'rekent ze voor ’t geval ge den een of ander er over wilt spreken bij U te 227'houden/ zoo heb ik daar niets anders op tegen dan dat ik wou ge 228uit het geheel eens een nieuwe keus kondt maken voor dat doel 229misschien_
65 uithouden? < uithouden
74 ze er bij < er bij
104 U – < U
175 a (ik [...] gemaakt). < Added later; parentheses added by us.
177 achterlaten; < achterlaten
211 a (ofschoon [...] zijne) < Added later; parentheses added by us.