2Gisteren ben ik er eens toe gekomen om een boek van Murger 3te lezen/ n.l. les buveurs d’eau.1 Ik vind er wel iets van 4’t zelfde charme in dat b.v. in de teekeningen van Nanteuil/ 5Baron/2 Roqueplan/ Tony Johannot is, iets geestigs/ iets levendigs_ 6'Toch is het erg conventioneel/ althans dit boek dunkt me (anderen las ik nog niet van hem)/ 7en is er ’t zelfde verschil m.i_ tusschen hem en b.v. 8Alph_ Karr & Souvestre als tusschen een Henri Monnier en 9Comte Calixe en voornoemde artisten_ Ik tracht de personen die ik vergelijk 10allen uit ’t zelfde tijdvak te nemen.
11'Er is een adem van dien tijd van la boheme in 11a(ofschoon de werkelijkheid van toen weggemoffeld is in het 11bboek) 12en daarom interesseert het mij doch het mist 13mijns inziens oorspronkelijkheid en opregtheid van 14sentiment. Welligt echter zijn zijn boeken waar geen 15Schilderstypen inkomen beter dan dit – het schijnt dat 16de schrijvers met die schilderstypen altijd ongelukkig zijn. Balzac 17onder anderen (zijn schilders zijn tamelijk oninteressant)_3 18Zola zelfs in zijn Claude Lantier is wel waar – er zijn 19'zeer zeker Claude Lantiers – maar resteert toch dat men 20wel eens nog een ander soort schilders door Zola zou wenschen 21gedaan te zien dan Lantier die dunkt me naar de natuur 22gedaan is door Zola met een of ander/ lang niet de slechtste/ van die rigting welke men 23meen ik impressionisten noemde_–4 En ’t zijn niet die welke den 24kern van het artistieke corps uitmaken_
25Omgekeerd zijn er mij weinig goede geteekende of geschilderde 26typen van schrijvers bekend/ de schilders vervallen 27ook op dat punt meest in ’t conventioneele en maken 28van een schrijver een man die voor een tafel papieren 29zit zonder meer of gaan niet eens zoo ver & 30’t wordt een heer met een boordje en bovendien 31met een gezigt zonder bepaalde expressie.
32Er is een schilder van Meissonnier die ik mooi vind/ 33’t is dat figuur op den rug gezien/ voorovergebogen – 34met de voeten geloof ik op den dwarslat van ’t ezel/ 35men ziet niets dan een paar opgetrokken knieen/ een 36rug/ een nek en een achterhoofd/ en nog even een knuist met een potlood of zoo iets.5 Maar de 37kerel doet het goed en de actie van ingespannen 38attentie zit er in/ net als in zeker figuur van Rembrandt 39waar een kereltje zit te lezen/ ook in elkaar getrokken/ 40met zijn kop leunende op zijn vuist6 en men direkt voelt 41dat als vastgeworteld zijn in het boek.
42Neem de Victor Hugo van Bonnat7 – 43mooi/ heel mooi – maar nog mooier 44vind ik de Victor Hugo in woorden beschreven 45'door Victor Hugo zelf/ niets anders dan dit enkele:
47Tel que l’on voit se taire un coq sur 48la bruyère_–8
48aVind ge dat kleine figuurtje op de hei niet prachtig? Is ’t niet even levendig als een generaaltje van 93 van 48bMeissonier9 – ter grootte van 1 centimeter of zoo.–
49Er is een portret van Millet door Millet dat ik mooi vind/ 50niets dan een kop met een soort herdersmuts op_10
51Maar het kijken – met half dicht geknepen oogen – het 52intense kijken van een schilder – wat is het er mooi in/ 53ook dat haanachtige als ik ’t zoo zeggen mag.
54Het is weer Zondag_ Van morgen was ik op de Rijswijksche weg11 – de weilanden 55zijn gedeeltelijk overstroomd zoodat er een effekt was van toonig 56groen en zilver met de ruwe/ zwarte & grijze & groene stammen 57en takken van de door den wind verwrongen oude boomen 58op den voorgrond/ een silhouet van het dorpje met 59spits torentje tegen de lichte lucht op den achtergrond,– 60hier en daar een hek, of een hoop mest waar een 61troep kraaien op zat te pikken.
62Wat zoudt gij zoo iets voelen – wat zoudt ge ’t goed 63schilderen als ge wildet.
64Het was al bijzonder mooi dezen morgen en het deed mij goed eens 65een verren loop te doen daar ik met teekenen en de lithographies 66haast niet de deur was uitgeweest deze week.
67Wat de lithographie betreft/ ik hoop morgen proef te krijgen 68van een oud mannetje. Ik wou dat het goed 69uitviel/ ik heb het met een soort krijt gedaan die opzettelijk 70voor dit procede bestemd zou zijn12 doch ik vrees toch 71dat het gewone lithographische krijt ’t beste zal blijken 72en ik spijt zal hebben ’t daar niet mee gedaan te hebben. 73Enfin we zullen zien hoe het uitvalt.
74Ik zal morgen hoop ik verschillende dingen van het drukken 75te weten komen die de drukker me wijzen zou. Het 76drukken zelf zou ik enorm graag zelf leeren. Ik 77acht het bepaald mogelijk dat deze nieuwe manier 78weer leven in de lithographie zal brengen_ Ik geloof 79dat er iets op te vinden zou zijn de voordeelen van 80het nieuwe met de oude manier te vereenigen_ 81Men kan met zekerheid niets vooruit zien 82maar wie weet of ’t niet aanleiding geven zal 83dat men weer nieuwe tijdschriften zal zien ontstaan_
85Tot zoover schreef ik gisteren avond – heden morgen 86moest ik naar de drukkerij met mijn oud mannetje_ 87nu heb ik alles eens bijgewoond/ het overbrengen op 88den steen/ het prepareeren van den steen/ het drukken 89zelf. En kan me beter begrip maken van wat ik door 90retouche nog kan veranderen. Hierbij de eerste 91afdruk/13 een misdruk niet meegerekend.
92Met der tijd hoop ik het beter te doen/ dit voldoet me 93zelf nog op verre na niet maar enfin/ het beter 94worden moet al doende komen en door probeeren_ 95Het komt mij voor pligt van een schilder te zijn te trachten 96eene gedachte in zijn werk te leggen_ In dit blad 97wou ik trachten dit te zeggen/ maar ik kan het 98zoo mooi, zoo treffend niet zeggen als de werkelijkheid/ 99waarvan dit slechts als eene zwakke reflectie in een 100donkeren spiegel is/14 dat het mij voorkomt 101dat een van de sterkste bewijzen voor ’t bestaan van 102“quelque chose là-haut”15 waarin Millet geloofde/ in ’t bestaan 103van een God en een eeuwigheid nl./ wel is het 104onuitsprekelijk roerende dat in de expressie van 105zoo’n oud mannetje zijn kan/ zonder dat hij zelf 106zich zulks bewust is misschien, als hij zoo stillekens 107in ’t hoekje van zijn haard zit. Tegelijk iets edels/ iets nobels 107adat niet voor de wormen bestemd kan zijn_16
108Israels heeft het zoo fameus mooi gedaan_17 109In Uncle Tom’s Cabin is misschien de prachtigste 110passage die waar de arme slaaf/ wetende dat hij 111sterven moet terwijl hij voor ’t laatst bij zijn vuur zit/ zich herinnert de woorden
112Que le malheur/ sombre déluge 113que des tempêtes de malheur
116Dit is ver van alle theologie – eenvoudig de daadzaak dat 117het armste houthakkertje/ heiboertje of mijnwerkertje oogenblikken 118van emotie en stemming kan hebben die hem een 119gevoel geven van een eeuwig thuis waar hij digt bij is_
120Tegelijk dat ik van de drukkerij kom ontvang ik Uw 121brief, ik vind Uw Montmartre prachtig19 – 122en de emotie die ’t bij U teweeg bragt zou ik zeker 123gedeeld hebben – mij dunkt trouwens dat Jules 124Dupré of Daubigny ook in hun werk die gedachten 125dikwijls hebben willen opwekken. Er is soms 126iets onbeschrijfelijks in die effekten – het is 127of de heele natuur spreekt – en als men 128naar huis gaat heeft men een gevoel als 129wanneer men een boek van Victor Hugo uit heeft 130b.v. Ik voor mij kan me niet begrijpen 131dat niet iedereen het ziet en voelt – de 132natuur of God doet het toch voor ieder die 133oogen & ooren heeft en een hart om te verstaan.20 134Mij dunkt een schilder is daarom gelukkig omdat 135hij in harmonie is met de natuur zoodra hij 136eenigermate kan weergeven wat hij ziet_
137En dat is veel/ men weet wat men te doen 138heeft/ stof is er in overvloed en Carlyle zegt 139wel teregt/ Blessed is he who has found his work.21 140'Is dat werk – als bij Millet/ Dupre/ Israels &c. – 141iets dat ten doel heeft vrede te brengen/ 142sursum corde/22 n.l. “het hart naar boven” te zeggen/ 143dan is het dubbel opwekkend – men is dan ook minder 144alleen omdat men denkt/ ik zit hier wel 145eenzaam doch terwijl ik hier zit en mijn mond 146houd spreekt mogelijk mijn werk met mijn vriend 147en wie 148het ziet zal me niet verdenken van liefdeloosheid.
2v:6 149Weet echter dat de onvoldaanheid over gebrekkig werk/ 150het mislukken van de dingen/ de moeielijkheden 151van de techniek/ vreesselijk melankoliek kunnen 152maken.
153Ik verzeker U dat als ik voor mij denk aan Millet/ aan 154Israels/ Breton/ de Groux23 – zooveel anderen/ 155Herkomer o.a./ ik vreesselijk wanhopig kan zijn_ 156Men weet pas wat die kerels zijn als men 157aan ’t werk is_– En nu/ die wanhoop en melancolie 158te verkroppen zoo als men is/ geduld te hebben 159met zichzelf niet om te gaan rusten maar 160om ondanks duizend tekortkomingen en 161fouten en de hachelijkheid van de overwinning 162daarvan voort te sjouwen – dat is oorzaak 163dat een schilder ook niet gelukkig is – 164 de strijd met zichzelf – het verbeteren van 165zichzelf – het vernieuwen van zijn energie_– 166Dit alles gecompliceerd door de materieele 167moeielijkheden.
168Dat schij van Daumier zal mooi geweest zijn.24 169Het is iets raadselachtigs dat wat zoo duidelijk 170spreekt als zoo iets b.v./ niet begrepen wordt/ 171althans dat het er zoo mee gesteld is dat zoo als ge 172zegt er zelfs tegen lagen prijs niet zeker 173een liefhebber voor te vinden zou zijn.
174Dit is ook voor menig schilder iets ondragelijks of 175haast ondragelijks op zijn allerminst – men wil 176eerlijk man zijn – men is het – men werkt 177even hard als een sjouwerman – toch men 178'komt tekort – men moet het werk opgeven – 179men ziet geen kans het uit te voeren zonder 180er meer aan te spendeeren dan men er voor 181terug krijgen zal_ Men krijgt een gevoel 182van schuld/ van tekortkoming/ van niet houden 183van beloften/ men is niet eerlijk zoo als men
2v:7 184zijn zou indien het werk op zijn natuurlijken/ billijken 185prijs betaald werd. Men is bang vrienden te maken/ 186men is bang zich te bewegen/ men zou net 187als een van de oude melaatschen al uit 188de verte de lui willen toeroepen/ Kom me niet 189te na want omgang met mij veroorzaakt U 190verdriet en schade_– Met al die lawine van 191zorg op ’t hart moet men aan ’t werk met 192een bedaard alledaags gezigt/ zonder een spier 193te vertrekken/ in het gewone leven zijn gang gaan/ 194scharrelen met de modellen/ met den man die 195de huishuur komt halen/ met jan en alleman 196enfin. Men moet met koelbloedigheid 197de eene hand aan ’t roer houden om ’t werk 198voort te zetten/ met de andere hand trachten 199te zorgen men anderen geen schade doe_ 200En dan komen er stormen/ dingen die men 201niet voorzien had/ men weet niet meer wat te doen 202en men heeft een gevoel dat men elk oogenblik 203op een klip kan stooten.
204Men kan zich niet presenteeren als iemand 205die anderen voordeel kan doen of eene zaak 206in ’t hoofd heeft die rendeeren moet – 207neen/ integendeel is ’t te voorzien het op een 208deficit zal uitloopen en toch/ toch/ 209men voelt eene kracht in zich bruisschen/ 210men heeft een werk te doen en het moet 211gedaan worden.–
212Men zou willen spreken als de lui 213van 93/25 dit en dat moeten we doen/ 214eerst zullen die/ dan die/ dan de laatsten 215sneuvelen/ het is pligt dus ’t spreekt van zelf 216en meer hoeft er niet bij_
217Doch is het den tijd om zich te combineeren 218en te spreken_
219Of is ’t niet veeleer dat men/ daar velen 220toch in slaap zijn gevallen en liever niet wakker wenschen 221'gemaakt te worden/ moet trachten zich te bepalen 222tot dingen die men alleen af kan/ waar men 223alleen voor staat en aansprakelijk is_ Zoodat 224die slapen/ kunnen voortslapen en rusten. 225Nu/ ge ziet dat ik ditmaal ook maar 226eens meer intieme gedachten uit dan 227gewoonlijk/ ge zijt er zelf schuld van door 228dat ge ’t zelfde deedt_
229U aangaande denk ik dit: gij zijt toch 230een van de wakers/ niet een van de slapers/26 231zoudt ge niet liever schilderende 232waken dan schilderijen verkoopende_ 233ik zeg dit leukweg/ niet eens er meer bijvoegend/ 234dit of dat zou mijns inziens preferable zijn/ 235en vertrouwende op Uw eigen doorzigt in de 236dingen. Dat men veel kans loopt er 237zelf bij ten onder te gaan/ dat het schilder 238zijn iets is als Sentinelle perdue zijn/ 239dit en meer andere dingen – cela va 240sans dire. Van mij moet ge niet denken ik zoo heel 241bang ben – b.v. de Borinage te schilderen zou iets zijn/ 242dat zou zijn zoo moeielijk/ zoo gevaarlijk betrekkelijk zelfs 243als maar noodig is om een leventje te hebben waar 244rust en pleizier tamelijk ver weg zijn_– Zulks zou ik 245ondernemen evenwel als ik het kon ondernemen/ nl_ indien ik niet 246zeker vooruit kon zien/ zooals nu nog/ dat de kosten mijn 247middelen te boven zouden gaan. Vond ik belangstellenden 248voor dit of een dergelijke entreprise/ ik zou ze wagen_ 249Juist omdat eigentlijk alleen gij op ’t oogenblik omziet naar wat ik doe 250is het nog voorloopig in den doofpot en moet het er in blijven_ 251Zoo vind ik ondertusschen toch wel wat te doen. Alleen/ ik 252laat het niet om me zelf te sparen of zoo. Ik hoop ’t U mogelijk zal zijn 253niet later dan 1 Dec. weer wat te sturen_ Nu kerel/ regt hartelijk dank voor Uw brief en een warmen 254handdruk in gedachten/ geloof me