Het doet me genoegen U bijgaande houtsneden te kunnen zenden.– Ge zult zien echter dat ook deze wat gehavend zijn op de vouwen, dat komt niet door ’t zenden maar veeleer door dat ze zoo lang in een leesinrigting1 dienst hebben gedaan. Doch ge zult ze wel plakken kunnen net als ik ’t zelf ook heel dikwijls moet doen. Schrijf me eens of ge hebt van Percy McQuoid een vrouwen figuurtje met een lichta in de hand op den trap van een Wapenzaal waar men een harnas ziet glinsteren.2 Ik meen dat ge het reeds van me hebt, even als een meisje in ’t wit tegen een boom geleund3 doch hebt ge ’t niet zoo zal ik ’t U bij gelegenheid er bij voegen. Mc Quoid is een van de meest gedistingueerden onder de Engelsche illustrateurs. Ik denk wel ge schik zult hebben in de Renouards – misschien kan ik er later nog eenigen bijvoegen daar de jood4 mij zeide t’huis nog een gedeelte van den rommel tijdschriften te hebben (waaruit ik deze en de mijnen nam), die hij, omdat ze te veel gehavend waren, niet meegebragt had.– Als ik tijd heb ga ik dien rommel doorzoeken – wat anders geen prettig karweitje is.
De Grève des charbonniers5 vind ik voor mij superbe, ik geloof dat die U ook zal bevallen.
Ik heb veel moeite gedaan dingen van de mijnwerkers te krijgen, dit en een Engelsche van een accident6 zijn de mooisten – anders worden er weinig zulke motieven gemaakt – ik wou ik zelf daar nog eens studies van kon maken vroeger of later.
1v:2 Schrijf me eens, als ge wilt, Rappard, in vollen ernst of gij – gesteld dat ik er nog eens heenging b.v. voor 2 maanden, naar die mijnstreek in de Borinage – lust zoudt hebben zamen te gaan.
Het is een tamelijk lastig landje – zoo’n togt is geen pleizierreisje – maar ’t is een van de dingen die ik, zoodra ik mij nog wat sterker gevoel in het bliksemsnel teekenen van lui in beweging, enorm graag zou ondernemen. wetende dat er zoo veel moois daar zou te maken zijn – en dat nog weinig of niet door anderen is geschilderd.7
Omdat men echter met allerlei bezwaren te kampen heeft in zoo’n streek is het niet overbodig met zijn tweeën te gaan.
Nu zouden mijn omstandigheden ’t ook nog niet toelaten – maar het is een gedachte die diep in mij geworteld zit.
Dikwijls werk ik in den laatsten tijd op ’t strand ’t zij om te teekenen t’zij om te schilderen. En telkens meer trekt de zee mij aan.
Ik weet niet wat Uw ervaring is van omgang met artisten hier – ik heb al meer dan eens ondervonden van lui dat ze zeer hatelijk op wat zij noemen “het illustratieve” begonnen te schelden op een manier die mij zeer duidelijk bewees dat zij volstrekt niet op de hoogte van de kwestie waren, volstrekt niet wisten wat er op dat gebied omgaat.
1v:3 En ook niet te overtuigen waren of liever niet verkozen zich de moeite te geven zelfs naar een of ander te kijken. Of als ze er naar keken was ’t voor een korten tijd in hun hoofd en dan weer er radikaal uit.
Nu het is mijn ondervinding van U dat gij er anders over denkt.
Ik heb onlangs nog dingen gevonden van Lançon, een soepuitdeeling – een Rendez vous des chiffonniers, Balayeurs de neige,8 waar ik s’nachts voor opstond om ze nog eens te bekijken, zoo sterk was de indruk die ze op mij maakten.
En vooral terwijl ik zelf er op sjouw om iets te maken van die dingen die mij gedurig meer interesseeren op straat, in de wachtkamer 3e klasse, op ’t strand, in een gasthuis, neemt mijn respect voor die groote teekenaars van het volk zooals b.v. Renouard of Lancon of Doré of Morin of Gavarni of Dumaurier of Chs Keene of Howard Pyle of Hopkins of Herkomer en Frank Hol en talloozen meer, toe.
Misschien gaat het U ook eenigermate zoo. Enfin – wat hier ook van zij – het interesseert me steeds in hooge mate dat gij op verschillende sujetten sjouwt die mij ook zeer sympathiek zijn en het spijt mij wel eens dat wij tamelijk ver van elkaar zijn & betrekkelijk weinig van elkaar merken kunnen.
Nu, de tijd tot schrijven ontbreekt mij, ontvang een handdruk in gedachten en geloof me