Ingesloten twee kleine aquarellen.1 Zooals ge weet spraakt ge er over bij gelegenheid van Uw hierzijn dat ik eens mijn best moest doen om U een teekeningetje te sturen van het genre dat men “het verkoopbare” noemt. Evenwel ge moet me niet kwalijk nemen dat ik voor mij niet precies weet wanneer een teekening wel en wanneer niet tot dit genre mag worden gerekend. Vroeger geloof ik kon ik het zien, nu werkelijk merk ik dagelijks dat ik mij vergis.
Enfin – ik hoop dat het kleine bankje, indien ook nog niet verkoopbaar, U toch zal doen zien dat ik er niets op tegen heb eens motieven aan te grijpen die iets aardigs of gezelligs hebben, en als zoodanig ligta eerder liefhebbers vinden dan dingen in een meer somber sentiment.
Ik voeg bij het kleine bankje een ander als pendant; ook een brokje bosch.
Ik heb het bankje getekend naar eene grootere aquarel die onder handen is, waarin dieper toonen zijn doch waarvan ik niet weet of de uitvoering of voltooijing mij lukken zal, het andere naar eene geschilderde studie.2
Ik wilde nu wel gaarne eens van U vernemen of dit teekeningetje min of meer in den geest is van ’t geen we bespraken Uws inziens. Ik stuur het U omdat ik niet zou willen gij meendet ik er niet om dacht – maar later hoop ik U nog wel wat beters te zenden.
Ge weet dat ik U in mijn laatsten brief schreef dat ik naar die bewuste aardappelmarkt ging. Ik heb toen veel croquis meegebragt,3 het was buitengewoon aardig – als een staaltje echter van de beleefdheid van het Haagsche publiek jegens de schilders kan dienen dat onverwacht een kerel achter mij, of uit een raam waarschijnlijk, een pruim tabak op mijn papier spoog – men heeft soms wel veel last.
Enfin – men hoeft het zich niet aan te trekken want die lui zijn toch niet kwaad maar zij begrijpen er niets van en denken dat iemand als ik gek is waarschijnlijk, als zij me een teekening zien maken met groote krassen & strepen waar ze niet wijs uit kunnen worden.
Ik ben ook druk bezig in den laatsten tijd om op straat paarden te teekenen4 – ik zal graag eens een paard te poseeren hebben bij gelegenheid. Zoo hoorde ik gisteren achter mij zeggen – nou dat s’me ook een schilder, hij teekent het paard zijn kond in plaats van hem van voren te maken. Die observatie vond ik nog al leuk.
Ik doe het zoo graag, dat schetsen maken op straat en zoo als ik reeds in mijn vorigen brief schreef, ik wil ’t bepaald daarin tot een zekere hoogte brengen.
Kent gij een amerikaansch tijdschrift dat heet Harper’s Monthly Magazine – daar staan schetsjes in die fameus zijn – ik zelf ken het maar weinig, ik ken er slechts een half jaar van en heb zelf maar 3 afleveringen maar daar zijn dingen in waar ik verstomd van sta. Onder anderen een glasblazerij en ijzergieterij, allerlei scenes van het fabriekswerk.5
En verder schetsen uit een kwakerstad in den ouden tijd door Howard Pyle.6
Ik ben vol van nieuw pleizier in de dingen om reden ik nieuwe hoop heb om ook zelf wat te maken waar eenige ziel in zit.
Hetgeen ge schrijft over ’t geld dat gij geleend hebt & niet terug ontvangen, is wel een ramp. Ik moet van dit nog verf betalen & nog weer nieuwe koopen dus tegen 20 Sept. zal ik zeker à court zijn. Maar ik zal het werk wel wat varieeren en zien rond te scharrelen. Weet echter dat een extratje al ligt mij ook weer een extratje vooruit zal brengen – voorspoediger dan anders. Er is veel noodig en alle dingen zijn duur. Maar in elk geval, dubbel en dwars ben ik U dankbaar en voel ik mij gelukkig boven velen dat het is zoo als het is met het geld en dat ik mijn best doe om te zorgen ik er mee vooruitga, dat verzeker ik U.
Ik ga heden nog eens naar de gewone Maandagsche markt tegen dat ze aan ’t afbreken gaan van de kramen om te zien iets te schetsen.
à dieu, heb voorspoed in alle dingen. Schrijf maar weer spoedig en weet dat ge mij altijd groot pleizier doet met zoo’n beschrijving als van Montmartre.
Ik zit zoo in de verf dat er zelfs verf op dezen brief komt7 – ik ben aan de groote aquarel van de bank bezig. Ik wou wel dat ze teregt kwam maar ’t is de groote kwestie bij diepte van toon teekening te houden, en duidelijkheid is enorm moeielijk. nogmaals à dieu, een handdruk in gedachten & geloof me
t. à t.
Vincent
Ik dank U wel dat ge hebt gezonden terwijl Ge zelf zoo in ’t naauw zit.
Ik heb het zoo dubbel noodig omdat de herfst zoo gaauw om is en het prachtigste saizoen om te werken.