2Zooeven ontvang ik Uw zeer welkomen brief en wil 3er daar ik toch van daag eens wat rust houd direkt 4op antwoorden. Ik dank U er wel voor en voor het 5ingeslotene en voor een & ander wat ge er in zegt.
6En voor Uw beschrijving van die scene met de werklui te 7Montmartre die ik zeer interessant vond daar ge 8er de kleuren bijzegt zoodat ik het zien kan/ wel bedankt er voor_
9Ik ben blij dat ge ’t boek over Gavarni leest, ik vond 10het erg interessant en heb er G. dubbel lief door gekregen_1
11Is het dat Parijs mooi is & zijn omstreken/ we hebben 12toch hier ook geen klagen. Deze week heb ik iets geschilderd 13dat U geloof ik eenigzins de impressie zou weergeven van 14Schevening zooals we ’t zagen toen we er zamen wandelden_ 15Een groote studie van Zand/ zee/ lucht – een groote lucht 16van fijn grijs & warm wit waar een enkel plekje zacht blaauw door 17schemert – het zand & de zee licht – zoodat ’t geheel 18blond wordt/ geanimeerd evenwel door de 19brutaal en eigenaardig gekleurde figuurtjes en pinken 20die toonig worden.2 Het motief van de schets die ik er 21van maakte is een pink waarvan ’t anker geligt wordt_3 22De paarden staan klaar om er voor gespannen te worden 23en dan de pink in zee te trekken. Ik stuur er U 24ingesloten een krabbeltje van.4 Ik heb er veel sjouwerij 25aan gehad – ik wou dat ik ’t maar op paneel 26geschilderd had of op doek. Ik heb er in getracht meer 27kleur te brengen/ nl. diepte/ vastheid van kleur_
28Het is wel curieus dat gij & ik dikwijls dezelfde gedachten 29schijnen te hebben_– Gisterenavond kwam ik b.v. 30terug met een studie uit het bosch5 en juist was ik 31deze week, vooral toen, zeer verdiept geweest in die 32kwestie van diepte van kleur_– En had er met 33U erg graag eens over gesproken juist naar aanleiding 34van de studie die ik maakte – en ziedaar/ in Uw 35brief van heden morgen spreekt ge toevalligerwijs er 36'net over dat ge op Montmartre getroffen waart door de 37sterk geprononceerde kleuren die toch harmonieus bleven. 38Ik weet niet of ’t precies ’t zelfde was wat ons trof 39maar wel dat gij datgene wat mij bijzonder trof zeer 40zeker ook gevoeld zoudt hebben en waarschijnlijk ook zoo 41gezien. Ik begin met U een krabbeltje te sturen 42van ’t motief en zal U zeggen wat de kwestie was.6
43Het bosch wordt al terdeeg herfstachtig – er zijn effekten 44van kleur die ik niet dan zelden in de Hollandsche schijen geschilderd 45zie_–
46Ik was gisteren avond bezig aan een ietwat oploopend 47terrein van boschgrond/ bedekt met vermolmde en dorre 48beukenblaren_ Die grond was lichter en donkerder 49roodbruin/ te meer door slagschaduws van boomen 50die er strepen over wierpen/ flaauwer of krachtiger/ 51half uitgewischt. De kwestie was, en ik bevond het zeer 52moeielijk te zijn/ de diepte van kleur te krijgen – de 53enorme kracht & vastheid van dat terrein en toch 54bij ’t schilderen merkte ik pas hoe veel licht er nog 55in die donkerheid zat. Het licht te houden en toch den 56gloed/ de diepte van die rijke kleur te houden/ 57want er is geen tapijt denkbaar zoo prachtig als dat diepe 58bruinrood in den gloed van een door het hout 59echter getemperde herfstavondzon.
60Uit dien grond spruiten jonge beukenboomen die licht pakken 61'aan den eenen kant – daar schitterend groen zijn – en 62de schaduwkant van die stammen/ een warm sterk zwartgroen. 63Achter die stammetjes/ achter dien bruinrooden grond 64is een lucht/ heel fijn blaauwgrijs/ warm – bijna niet blaauw – 65tintelend.– En daartegen is nog een wazigen rand van 66groenigheid en een netwerk van stammetjes en geelachtige 67blaren. Eenige figuren van houtzoekers scharrelen 68daar rond als donkere massas mysterieuse schaduwen_ 69Een witte muts van een vrouw die bukt om een dorren tak 70te grijpen spreekt plotseling tegen het diepe roodbruin 71van den grond. Een rok pakt licht – een slagschaduw 72valt – een donker silhouet van een kerel verschijnt 73boven op den houtkant_ Een witte muts/ kap/ 74schouder/ buste van eene vrouw mouleert zicha tegen 75'de lucht. Die figuren – ze zijn groot en vol poezij – 76doen zich voor in de schemering van den diepen 77schaduwtoon als enorme terre cuites7 in wording 78op een atelier. Ik beschrijf U de natuur – in 79hoever ik die weergaf in mijne schets weet ik zelf 80niet – maar wel dat ik getroffen werd door 81de harmonie van groen/ rood/ zwart/ geel/ blaauw/ 82bruin/ grijs_– Het was zeer de Groux achtig/ een 83effekt als b.v. die schets van le depart du conscrit vroeger op 84’t Palais Ducal.8
85Om het te schilderen was een sjouwerij_– Er zit in den 86grond anderhalve groote tube wit – toch is die grond 87zeer donker – verder roode/ geele/ bruine oker/ zwart/ 88terre sienne/ bistre/ en ’t resultaat is een roodbruin 89doch dat varieert van bistre tot diep wijnrood en tot 90'bleek/ blond rosachtig toe. Er zijn dan nog mossen en een randje
1v:3 91frisch gras dat licht pakt en sterk schittert en erg moeielijk 92'te krijgen is. Ziedaar eindelijk een schets die/ wat 93er ook van gezegd zou worden/ ik zou volhouden eenige 94beteekenis te hebben/ iets te zeggen_
95Ik heb bij ’t maken gezegd tot mijzelf – laat ik niet weggaan 96voor er iets herfstavondachtigs in is/ iets mysterieus/ iets 97waar ernst in zit.
98Ik moest echter – daar dit effekt niet blijft – snel 99schilderen/ de figuren zijn in 100eenige krachtige streken met een stevige kwast 101er op gezet – in eens. Het trof mij hoe stevig 102die stammetjes in den grond zaten – ik begon ze 103'met ’t penseel – doch om reden van dien grond 104'die reeds geëmpateerd was – zonk een penseelstreek 105weg als niets – toen kneep ik wortels en stammen 106er in uit de tube – en modeleerde die 107wat met ’t penseel_– Ja – nu staan ze er in, 108'spruiten er uit – staan er in geworteld 109met kracht. In zekeren zin ben ik blij dat ik geen 110schilderen geleerd heb. Alligt had ik dan geleerd 111zulke effekten als dit voorbij te loopen – nu zeg ik/ 112neen – maar juist dat moet ik hebben – 113is ’t niet mogelijk dan is ’t niet mogelijk – ik 114wil ’t beproeven ofschoon ik niet weet hoe het 115hoort. Hoe ik het schilder weet ik zelf niet, ik 116kom met een witte plank9 voor de plek te zitten 117die mij treft – ik kijk naar ’tgeen ik voor oogen 118heb – ik zeg tot me zelf/ die witte plank moet iets 119worden – ik kom terug/ ontevreden – ik 120zet het weg en als ik wat uitgerust ben ga ik 121er met een soort angst naar kijken – dan 122blijf ik nog ontevreden – omdat ik 123die prachtige natuur te veel in den geest heb dan 124dat ik er over tevreden zou zijn – maar toch/ 125ik zie in mijn werk een terugklank van ’tgeen 126mij trof/ ik zie dat de natuur mij iets verteld 127heeft, tot mij gesproken heeft en dat ik in snelschrift 128dat heb opgeschreven. In mijn snelschrift mogen 129woorden zijn die niet te ontcijferen zijn – fouten 130of leemtes – toch is er iets over van ’t geen het bosch 131of strand of figuur zeiden – en is het niet een 132tamme of conventioneele taal/ die niet uit de 133natuur zelf voortkwam maar uit een geleerde manier van 134doen of een systeem.
135Hierbij ook nog een krabbeltje uit de duinen.10 Er 136stonden daar van die kleine struiken waarvan 137de blaren aan den eenen kant wit/ aan den anderen 138kant donker groen zijn & die altijd bewegen & schitteren_ 139Daarachter donker hout_
140Gij ziet/ ik verdiep mij met alle kracht in ’t schilderen – ik 141'verdiep mij in de kleur – ik heb mij daarvan onthouden tot 142nu toe & heb daar geen spijt van. Had ik niet geteekend 143zoo zou ik een figuur dat zich voordoet als een onafgewerkt 144terre cuite niet voelen & niet aangrijpen. Maar nu/ 145ik voel me in volle zee – het schilderen moet vooruit 146met alle kracht die we kunnen bijzetten.
147Als ik op paneel of op doek ga werken vermeerderen 148de kosten al weer – het is alles zoo duur – de verf 149is ook duur en is zoo spoedig op – enfin dat zijn 150bezwaren die alle schilders hebben – we moeten zien 151wat mogelijk is. Ik weet zeker dat ik gevoel voor kleur heb 152en meer & meer krijgen zal/ dat het schilderen mij in merg 153en been zit. Dubbel & dubbel stel ik het op prijs dat gij mij 154zoo trouw en krachtig helpt. Ik denk zoo veel aan U – ik 155wou zoo graag dat mijn werk flink/ ernstig/ mannelijk werd 156en gij er ook pleizier van krijgen zult zoo spoedig mogelijk.
157Een ding wil ik onder Uw aandacht brengen als van belang. 158Zou ’t niet mogelijk zijn verf/ paneelen/ penseelen &c_ 159tegen den netto prijs te krijgen_– Ik moet nu den 160particulieren prijs geven. Zijt gij in relatie met Paillard 161of zoo iemand_– Indien ja/ zoo zou het dunkt mij aanmerkelijk 162voordeeliger uitkomen de verf b.v. meer in ’t groot op te 163doen/ wit/ oker/ terre sienne b.v./ en wij konden dan 164het schikken met het geld_– Het zou natuurlijk goedkooper 165zijn. Als ge wilt denk er eens over na. Het is niet 166in veel verf gebruiken gelegen dat men goed schildert – maar 167om een grond goed krachtig te maken – om een lucht blank 168te krijgen moet men soms niet op een tube zien.
169Soms brengt ’t motief mee dat men dun schildert/ soms geeft 170'de stof/ de natuur der dingen van zelf aan dat zij geëmpateerd 171moeten worden. Bij Mauve – die toch in vergelijking van J. Maris – 172en nog meer in vergelijking van Millet of Jules Dupré – zeer sober 173schildert, staan toch in hoeken van ’t atelier sigarenkistjes met de 174overblijfsels van tubes die even talrijk zijn als de leege 175flesschen in de hoeken van de kamers op een soirée of maaltijd 176zooals b.v. Zola ze beschrijft.11 Nu, is het dat er deze maand een 177extratje zijn kan/ is dat heerlijk. Kan het niet dan kan het niet. 178Ik zal werken wat ik kan. Ge vraagt naar mijn gezondheid – maar hoe is 179het met de Uwe – ik zou gelooven dat mijn remedie de Uwe ook was. Buiten 180'zijn – schilderen.– ’t Gaat mij goed – bij vermoeijenis blijf ik last hebben 181doch ’t wordt eer beter dan erger. Ik geloof dat het ook goed werkt dat ik 182zoo sober mogelijk leef – maar vooral het schilderen is mijn remedie_ 183Ik hoop zoo van harte dat gij wat geluk hebt en nog veel meer vinden zult_
186Ge ziet/ in ’t krabbeltje van de marine is een blond/ zacht effekt. 187en in het bosch een meer sombere/ ernstige stemming. Ik ben blij die beiden bestaan in ’t leven_