2Ge moet het mij niet kwalijk nemen dat ik U weer 3eens schrijf – het is om U te zeggen dat 4ik in het schilderen zoo bijzonder pleizier heb. 5Verl. Zaturdag avond heb ik een ding aangepakt 6waar ik al dikwijls van gedroomd had_–
7Het is een gezigt in de vlakke groene weilanden 8met hoopen hooi_ Een kolenweg met een sloot 9er langs loopt dwars er door.
10En aan den horizon midden in ’t schilderij 11gaat den zon vuurrood onder.1
12Ik kan ’t effekt onmogelijk zoo in de haast 13teekenen doch ziehier de compositie_
14Maar ’t was geheel een kwestie van kleur & toon/ 15de schakeering van de gamma kleuren van de lucht/ 16eerst een lilas nevel – waarin de roode zon/ half bedekt 17door een donkerpaarsche wolk met schitterend rood fijn randje; 18bij de zon reflecties van vermiljoen, maar daarboven 19een strook geel dat groen werd en hooger 20blaauwachtig/ het zoogenaamde Cerulean blue/ en dan hier & daar 21lilas & graauwe wolken die reflecties pakken 22van de zon.
23De grond nu was een soort tapijtweefsel van 24groen – grijs – bruin/ maar vol schakeering 25en wemeling – het water van ’t slootje schittert 26in dien toonigen grond.
27Het is iets wat Emile Breton b.v. zou schilderen_
28Dan heb ik een groot brok duingrond 29nog geschilderd2 – geëmpateerd – 30en vet geschilderd.
31Van deze twee – van de kleine marine/3 32van het aardappelveld4 weet ik zeker dat 33men er niet aan zeggen zou dat het 34al meea mijn eerste geschilderde studies 35zijn_–
36Om U de waarheid te zeggen verrast het mij 37een beetje – ik had gedacht dat de eerste 38dingen naar niets zouden lijken 38aofschoon dat later beter zou worden 38bnaar ik dacht 38en 39ofschoon ik ’t zelf zeg/ ze lijken wel degelijk 40naar iets en dat verwondert me een beetje. 41 Ik geloof het daardoor komt dat ik vóór 42en alleer ik begon te schilderen zoolang heb 43geteekend & de perspectief bestudeerd om 44een ding dat ik zag in elkaar te kunnen 45zetten.
46Nu/ sedert ik mijn verf & schildergerij 47gekocht heb/ heb ik dan ook gesjouwd en 48gewerkt dat ik doodaf ben nu op ’t moment/ 49van 7 geschilderde studies. Er is er ook nog een 50bij met een figuurtje – een moeder met 51een kindje in den schaduw van een grooten boom/ 52in toon tegen een duingrond 53waar de zomerzon op schijnt.
55Ik heb letterlijk mij zelf niet kunnen 56houden – ik kon er niet van afblijven 57of er van uitrusten.
58Er is zooals ge mogelijk weet eene tentoonstelling 59van de teekenmaatschappij.6 Er is een Mauve – 60een vrouwtje aan een soort weefgetouw, zeker uit 61Drenthe/ dat ik superbe vind.7
62Gij hebt er waarschijnlijk bij Tersteeg wel van 63gezien/ er zijn prachtige Israels – o.a_ 64’t portret van Weissenbruch, met een pijp in den 65'mond & zijn palet in de hand.8 Van Weiss. zelf 65amooie dingen/ landschappen en een marine ook.9
66Er is een zeer groote teekening van J. Maris/ 67stadsgezigt10 – verbazend. En mooie W_ Maris/ 68Zeug met biggen11 o.a. en koeijen.12
70Van den laatste behalve een mooie groote marine 71twee zwitschersche dingen die ik wel 72wat bête en zwaar op de hand vind.15 Maar 73de groote marine is mooi.
74Israels heeft nog 4 groote teekeningen/ 75een meisje bij ’t raam16 – kinderen bij 76’t varkenshok17 – de teekening van ’t kleine 77schilderij van den Salon – een oud vrouwtje 78dat ’t vuur opstookt in de schemering/ in der 79tijd geëtst voor de Kunstkronijk.18
80Het is wel animeerend om zoo eens 81iets te zien want dan zie ik wat 82ik nog veel moet bij leeren.
83Alleen dit wilde ik U zeggen – ik gevoel 84dat er dingen van kleur bij mij voor den 85dag komen bij ’t schilderen die ik vroeger 86niet had, dingen van breedheid en krachten_ 87Nu zal ik U nog niet direkt wat sturen – 88laat het eerst eens wat rijpen, maar weet 89ik vol ambitie er in ben en geloof dat 90het voorloopig vlot. 90a(Voor er 3 maanden om zijn echter 90bzal ik U iets sturen om U op de hoogte te 90chouden en een idee te geven_)
91Maar dat is mij juist een reden om door 92te zetten – en nog datgene bij te leeren 93wat ik hebben moet.
94Beschouw dus ’t geen ik van mijn eigen 95werk zeg niet als of ik er reeds over content 96was/ het tegendeel is waar – doch dit 97geloof ik dat gewonnen is/ dat ik voortaan 98als iets mij treft in de natuur meer middelen 99tot mijn dispositie heb dan vroeger om het 100met meer kracht uit te drukken.
101En ik vind het niet onaangenaam dat nu 102voortaan ’t geen ik maak er wat smakelijker 103zal uitzien.
104Ik geloof ook niet dat het me hinderen zou als mijn 105gezondheid bij tijden eens van streek was. Voor zoover 106ik kan nagaan zijn het de slechtste schilders niet 107die nu en dan een week of 14 dagen hebben dat 108ze niet werken kunnen. Dat heeft wel eens zijn 109oorzaak dat zij juist diegenen zijn “qui y mettent 110leur peau”/ zoo als Millet zegt.19 Dat hindert niet 111en men moet mijns inziens zich niet sparen als het 112er op aankomt, is het dat men een tijdje uitgeput is/ 113dat komt weer teregt en men heeft gewonnen dat 114men zijn studies binnen heeft net als de boer zijn koren of hooi_20
115Nu denk ik voor mij voorloopig nog niet aan 116“rust houden”_ Alleen ik heb gisteren, zondag/ 117weinig gedaan – althans niet bepaald naar 118buiten geweest. Ik wil zorgen dat al 119kwaamt ge reeds dezen winter ge het 120atelier vol geschilderde studies vindt_
121Van Rappard ontving ik gisteren een brief21 – hij 122is naar Drenthe geweest en uit twee krabbeltjes 123te oordeelen die hij mij stuurde heeft hij niet 124stil gezeten. Hij schijnt zeer hard te werken 125en goed ook, zoowel aan figuren als aan 126landschap.
127Nu à dieu/ ik moet er op uit, met een 128handdruk_