Gedurende de dagen verloopen sedert Uw vertrek heb ik met het schilderen een paar proeven genomen. En dacht dat gij misschien wel nieuwsgierig zoudt wezen hoe ’t mij gegaan is. Ik wenschte wel dat gij nog maar eens een uurtje op ’t atelier kondt zijn – dat was de beste weg om U te zeggen hoe ’t was uitgevallen. Aangezien zulks natuurlijkerwijs niet kan wil ik U alleen maar zeggen dat ik 3 geschilderde studies heb. Een van een rij knotwilgen in ’t weiland – (achter de Geestbrug),1 dan een studie van den kolenweg vlak bij mij in de buurt – en heden was ik weer in de moestuinen op de laan v. Meerdervoort, en vond daar een aardappelland met een sloot. Een mannetje met blaauwen kiel en een vrouwtje waren bezig de aardappels op te rapen en die figuurtjes heb ik er opgebragt. Het land was een witten zandgrond, half omgespit – half nog bedekt met de rijen verdroogde stengels – met groen onkruid er tusschen. In ’t verschiet donker groen & een paar daken.2 Die laatste studie vooral heb ik met bijzonder veel pleizier gemaakt. Ik moet U zeggen dat het schilderen me niet zoo vreemd voorkomt als ge misschien denken zoudt. Integendeel is het mij bijzonder sympathiek om reden het een krachtig uitdrukkingsmiddel is.
En tegelijk kan men er teere dingen mee zeggen ook – een zacht grijs of groen laten spreken midden in de ruwigheid.
Ik ben er zeer blij om dat ik het noodige gereedschap heb want ik heb mijn lust al dikwijls eigentlijk bedwongen. Het opent een veel ruimer horizon.
Nu zou ik ’t wel aardig vinden om zoo maar stillekens te zorgen er een goed aantal geschilderde studies op mijn atelier komen te hangen zonder daarover te spreken als een verandering. En in geval iemand zich verwondert van mij geschilderde dingen te zien, te zeggen: dacht gij dan dat ik daar geen gevoel voor had of dat niet kon. Alleen ik heb veel werk gemaakt & zal het blijven maken van het teekenen omdat dit de ruggegraat van ’t schilderen is, het geraamte dat al de rest steunt.
Ik heb er zoo veel pleizier in Theo, dat ik mij zelf om reden van de kosten meer zal moeten bedwingen dan aanzetten. Deze studies zijn van middelmatige grootte, wel iets grooter dan ’t deksel van een gewone schilderkist omdat ik niet in ’t deksel werk maar het schilderpapier voor de studie met punaises vastmaak op een raam waar doek op gespannen is, dat makkelijk in de hand te dragen is.3
Voor ik grootere dingen schilder ga ik ze grooter teekenen.– of als ik ’t procedé vinden kan – ik zal er naar zoeken – er wat men noemt grisailles4 van maken.
1v:3 Het wordt een te dure geschiedenis als men met de verf niet zuinig is.
Maar kerel, het is heerlijk voor mij dat ik nu weer zooveel goede werktuigen er bij heb gekregen, nogmaals dank voor alles.– Ik zal mijn best wel doen te zorgen gij er geen spijt van behoeft te hebben maar de satisfactie van te zien het vooruitgaat.–
Ik schrijf U nu maar alleen eens voorloopig om te zeggen ik een begin heb gemaakt. Dat de studies nog mooier moeten worden spreekt van zelf – dat er zeker nog aan ontbreekt ook – maar dit geloof ik gij ook in deze eersten reeds zien zoudt, dat er iets van buiten in is, iets dat bewijst ik gevoel voor de natuur heb en het schilderhart in mij zit. Hierbij een klein krabbeltjevan de L. v. Meerdervoort.5 Die moestuinen daar hebben een soort Oud Hollandsch cachet dat mij altijd aantrekt.
Nu, wel te rusten, ’t is reeds laat, met een handdruk.
Toen ik dezen brief geschreven had kwam het mij voor dat er iets aan mankeerde. Ik dacht – ik moet zorgen dat ik hem schrijven kan dat ik eens zoo’n brok Zand, Zee, lucht heb aangepakt zooals we ’t zamen te Schevening zagen. Toen hield ik mijn brief op en marcheerde dezen morgen naar ’t strand en ben daarvan zooeven teruggekomen met een tamelijk groote geschilderde studie van Zand, zee & lucht en een paar pinkjes & mannetjes op ’t strand.7 Er zit nog duinzand in en ik verzeker U dat ’t niet bij deze blijven zal. Ik dacht het U pleizier zou doen te vernemen dat ik dit eens had aangepakt.
Zooals gezegd, ik wil zorgen dat tegen dat ge terugkomt ’t zij over een half jaar of eenige maanden ’t zij over een jaar, het atelier een schildersatelier is geworden.8 deze krabbeltjes zijn in groote haast gemaakt zooals ge zien kunt. Nu ’t wat vlot zal ik maar trachten ’t ijzer te smeden terwijl ’t heet is en nog wat doorschilderen. Is ’t gij tegen den 20sten het gewone zenden kunt zoo is er geen kwestie van dat ik niet nog een tijdje uitsluitend er mij mee bezig kan houden. Ik geloof dat reeds na een maand geregeld schilderen het atelier een gansch ander aanzien zou hebben. Hopende dat dit U genoegen zal doen druk ik U nogmaals de hand, en wensch U van harte voorspoed in alle dingen.