2Een woordje om U vast goeden dag te zeggen tegen dat ge zelf komt_1 3Verder om U te berigten de goede ontvangst van Uw schrijven & het 4ingeslotene en U daarvoor hartelijk te bedanken.
5Zeer welkom was het mij want ik ben druk aan den gang & 6heb weer een & ander noodig.
7Omtrent het zwart in de natuur zijn wij het natuurlijk geheel 8eens zoover ik begrijp. Absoluut zwart komt eigentlijk 9niet voor.2 In bijna alle kleuren echter is het echter even 10als wit aanwezig & vormt de oneindige variatie van 11grijzen – onderscheiden van toon & kracht_–3 Zoodat 12men in de natuur dus eigentlijk niet anders ziet dan 13die toonen of krachten.
14De grondkleuren zijn slechts 3 – rood/ geel/ blaauw_
16Daarvan ontstaan door bijvoeging van zwart 17& wat wit de oneindige variaties van grijzen/ 18roodgrijs/geelgrijs, blaauwgrijs/groengrijs/ 19oranjegrijs/violetgrijs.
20Om te zeggen hoeveel verschillende groengrijzen 21er b.v. zijn is onmogelijk – het varieert 22in ’t oneindige_
23Maar de heele chemie der kleuren is 24niet gecompliceerder dan die eenvoudige 25paar gronden. En een goed begrip daarvan 26is meer waard dan 70 verschillende kleurtjes 27verf – aangezien men met de 283 hoofdkleuren & wit en zwart meer dan 70 29toonen & krachten kan maken.4 De kolorist is hij die een kleurtje 30ziende in de natuur heel leuk dat weet te 31analyseeren & b.v. te zeggen/ dat groengrijs 32is geel met zwart & bijna geen blaauw &c. 33Enfin de grijzen van de natuur te weten te maken op 34’t palet_
35Om nu echter buiten notities te nemen of om 36een klein krabbeltje te maken is een sterk 37ontwikkeld gevoel voor den contour absoluut 38vereischte/ evenzeer als ook voor ’t hooger opvoeren later_
39Dat nu krijgt men geloof ik niet van 40zelf – maar primo door observatie/ 41verder vooral door hardnekkig werken & zoeken/ 42verder moet er bepaald studie van anatomie 43& perspectief bijkomen.
44Ik heb naast mij hangen een landschap- 45studie van Roelofs/ een penschets/ 46maar ik kan U niet zeggen hoe expressief 47die eenvoudige contour is_– Alles is er 48in_–5
49Een ander/ nog sprekender voorbeeld is 50de groote houtsnee Bergère van Millet die 51’k verl. jaar van U zag & steeds mij bijgebleven is.6 52Verder b.v. de penschetsjes van Ostade en 53Boeren Breugel.7
54Als ik zulke resultaten zie dan voel ik 55ten duidelijkste het groote gewigt van den 56contour. En ge weet b.v. aan Sorrow8 dat ik 57mij veel moeite geef om mij zelf op te werken in 58dat opzigt.
59Maar gij zult wel zien als ge op ’t atelier 60komt dat behalve dat zoeken naar den 61contour ik ook wel degelijk net als een 62ander gevoel heb voor de krachten_
63En dat ik ook er niets op tegen heb aquarellen 64te maken – alleen die gronden zich op ’t teekenen 65vooreerst en dan uit het teekenen spruiten buiten
1v:3 66& behalve de aquarel/ allerlei andere 67takken uit die zich bij mij net als bij 68ieder ander die met liefde werkt op 69zijn tijd ontwikkelen zullen.
70Ik heb dien ouden kanjer van een 71knotwilg nog geattaqueerd en ik geloof 72dat dat de beste van de aquarellen geworden 73is.9 Een somber landschap – dien dooden 74boom bij een stilstaand met kroos bedekten 75plas/ in ’t verschiet een remise van de 76Rijnspoor waar spoorlijnen elkaar kruisen/ 77zwarte berookte gebouwen – verder 78groene weilanden/ een kolenweg en een 79lucht waar de wolken jagen/ graauw 80met een enkel schitterend wit randje 81en een diepte van blaauw daar waar de 82wolken zich scheuren even.
83Enfin ik heb ’t willen maken zóó als 84dunkt mij het baanwachtertje met zijn 85kiel & rood vlaggetje ’t zien & voelen moet 86als hij denkt: Wat is ’t triestig vandaag.–
87Ik werk met veel pleizier dezer dagen ofschoon 88nu en dan ik nog terdeeg naweeën van mijn 89ongesteldheid gevoel.
90Van de teekeningen die ’k U nu zal laten 91zien denk ik alleen dit: dat zij, hoop ik, U 92een bewijs zullen geven dat ik niet maar 93op een zelfde hoogte blijf maar een kant 94uitwerk die raisonable is. Wat nu betreft 95handelswaarde van mijn werk/ pretenties daaromtrent 96heb ik geen andere dan dat ’t me zeer verwonderen 97zou indien met der tijd mijn werk niet net 98zoo goed verkocht zou worden als dat van anderen. 99Of dat nu gebeuren zal of later, wel, ik laat 100dat betrekkelijk over, alleen trouw te werken 101naar de natuur en met hardnekkigheid is dunkt 102mij een zekeren weg en die niet op nul kan uitloopen.
1r:4 103Het gevoel en de liefde voor de natuur vindt altijd 104vroeger of later weerklank bij menschen die 105zich voor kunst interesseeren. De pligt van 106den schilder is het zich geheel in de natuur 107te verdiepen en al zijn intelligentie te gebruiken/ 108zijn gevoel in zijn werk te leggen zoodat het 109voor anderen verstaanbaar wordt. Maar werken 110op verkoopbaarheid is niet precies den regten 111weg mijns inziens maar veeleer de liefhebbers 112verneuken. En dat hebben de echte niet 113gedaan maar de sympathie die zij kregen 114vroeger of later kwam om reden van hun opregtheid. 115Meer weet ik er niet van en geloof ook 116niet meer er van noodig te hebben te weten. 117Er werk van te maken om liefhebbers te vinden 118en liefde bij hen op te wekken is iets anders en 119natuurlijk gepermitteerd. Maar ’t moet niet 120een speculatie worden die alligt verkeerd zou 121uitdraaijen en zeer zeker tijd die aan ’t werk gespendeerd 121abehoort te worden zou doen verliezen.
122Gij zult in mijn aquarellen van nu natuurlijk 123nog dingen vinden die er uit moeten – 124maar dat moet door den tijd komen_
125Alleen weet het goed dat ik er heel ver van 126daan ben om er een systeem of zoo iets 127op na te houden & er me in op te sluiten_ 128Zoo iets bestaat meer in de verbeelding van 129b.v. H.G_T_ dan wel in werkelijkheid. Wat 130H.G.T. betreft/ ge begrijpt wel dat mijn opinie 131van hem een persoonlijke reden heeft en dat 132ik b.v. U volstrekt niet opdringen wil 133dat gij van Uw standpunt zóó over hem moet 134denken als ik wel genoodzaakt ben te doen.– 135Zoolang hij van mij denkt & zegt een & ander wat 136ge weet/ kan ik hem noch als een vriend noch 137als mij in eenig opzigt nuttig beschouwen maar 138slechts het tegendeel. En ik vrees zijn opinie van mij 139is te vast geworteld dan dat die ooit veranderen zal/ 140te meer daar/ zoo als ge zelf zegt/ hij zich de moeite niet 141geven zal sommige dingen eens te herzien en te veranderen.
142Als ik zie hoe verscheiden schilders hier die ik ken zitten te 143scharrelen met hun aquarellen & schilderijen zóó dat zij er 144niet uit kunnen dan denk ik wel eens/ vriend dat 145schort hem aan je teekenen. Ik heb er geen oogenblik 146'spijt van dat ik niet direkt met ’t aquarelleeren & schilderen 147nog ben doorgegaan_ Ik weet zeker dat ik zulks zal 148inhalen als ik nog maar wat doorsabel zoodat 149mijn hand niet aarzelt in het teekenen en de perspectief_ 150Maar als ik jonge schilders zie composeeren & teekenen 151uit hun hoofd – dan au hasard ook uit hun hoofd 152er van allerlei opsmeeren – dan 153het op een afstand houden en een heel diepzinnig/ somber 154gezigt zetten om uit te vinden waar het bij godsmogelijkheid 155ietwat op lijken mogt en eindelijk er/ en altijd 156maar door uit het hoofd/ t’een of ander van maken/ 157dan wordt ik er wel eens wee en flaauw van 158en denk dat het toch fameus vervelend & zwaar op de hand is.
160Maar die heeren vragen mij trouw – niet zonder een 161zeker protegeerend air “of ik al aan het 162schilderen ben”.
163Nu overkomt het mij ook wel eens dat ik zit te 164spelen om zoo te zeggen au hasard op een stukje papier 165maar daar hecht ik niet meer waarde aan 166dan aan een vod of een koolblad.
167En ik hoop dat gij begrijpen zult dat als ik 168nog maar steeds blijf teekenen ik zulks doe 169om twee redenen_ Omdat ik coûte qui coute 170een vaste hand van teekenen wil krijgen 171vóór alle dingen en ten tweede 172omdat schilderbehoeften & aquarel heel wat 173onkosten meebrengen waar men in den 174eersten tijd niets van terugkrijgt – en 175die onkosten verdubbelen en vertiendubbelen 176wanneer men werkt op een teekening die 177nog niet correct genoeg is.
178En als ik mij in schulden stak of mij omringde 179met doeken & papieren volgesmeerd met verf zonder 180van mijn teekenen zeker te zijn/ dan zou spoedig 181mijn atelier een soort hel worden zooals 182ik wel eens een atelier gezien heb dat mij voorkwam 183daarop te lijken.
184Nu kom ik er altijd met pleizier & werk 185met lust er in_
186Ik geloof dan ook niet van U dat gij mij verdenkt 187van onwil_
188Maar het komt mij voor dat de schilders hier een manier 189hebben van te redeneeren op deze wijs.. Zij zeggen/ Ge 190moet dit en dat doen – doet men dat niet of niet direkt 191of niet precies – of zegt er iets tegen/ volgt er een: “Dus wilt gij het beter weten dan ik”? 192Zoodoende staat men onmiddelijk soms in den tijd van 1935 minuten pal tegenover elkaar en wel in zoo’n 194'positie dat men noch voor- noch achteruit kan van weerskanten. Waarvan 195de minst hatelijke afloop nog is dat een van beide partijen 196de tegenwoordigheid van geest hebbe te zwijgen en 197op de een of andere wijs door de een of andere aanwezige 198opening zich haastig uit de voeten te maken. 199En haast zeggen zou/ Sapristi/a de schilders 200is ook al een familie. Namelijk eene 201noodlottige vereeniging van personen met tegenstrijdige 202belangen en waarvan elk op zich zelf met de rest het oneens is 203en slechts dan twee of meer van ’t zelfde gevoelen zijn als het er op aan komt 204zich te combineeren om gezamentlijk een ander lid te 205hinderen. Deze definitie van het woord familie, 206waarde broer, hoop ik dat echter niet altijd 207moge opgaan/ vooral niet wanneer het 208de schilders of onze eigene familie betreft_ 209Dat het in onze eigen familie vrede moge blijve 210wensch ik van ganscher harte & blijf met 211een handdruk,
213niet bang te zijn [xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx] 214 ’t hun lastig maken als het is dat zij mij 215liever niet zien.
216Zelfs toen zij mij vroegen laatst of ik niet 217eens zou komen heb ik dat geweigerd 218opdat zij toch goed zien zouden dat ik ’t hun 219in geen ding wil lastig maken. Alleen ik 220verlang ook dat zij van hun kant 221zich niet met mijn zaken zullen bemoeijen_ 222Is het dat ik prijs stel op de goede gezindheid 223van ’thuis, Prinsenhage10 kan me veel 224minder scheelen_– Wilt en kunt ge zoo goed zijn 225niet te spreken over een en ander/ tant mieux/ 226wordt er daar echter over gepraat & is zulks niet te vermijden – tant pis 227maar qu’est ce que ça me fait.
228Nu/ zoo als gezegd/ ik wensch niets zoo zeer als 229vrede houden/ niets is zoo noodig voor mijn werk 230als juist dien vrede_ daarom/ voor alles wat gij 231doen kunt om hen ’thuis gerust te stellen 232& kalm te doen blijven/ ben ik U dankbaar 233voor. Ik hoop dat gij er goede dagen hebben 234zult & veel Brabantsche lucht zult inademen_ Ik 235denk nog zoo dikwijls aan ’t Heike & ben dezer 236dagen nog weer bezig aan een studie van daar/ hutten 237met mosdak onder de beukeboomen.11
240Waar op dit schetsje het zwart ’t donkerst is zitten de grootste 241krachten in de aquarel – donkergroen/ bruin/ 242graauw. Nu adieu, en geloof me dat somwijlen 243ik er hartelijk om lach dat de lui mij (die eigentlijk 244niets anders ben dan een vriend van de natuur/ van 245studie, van werk – ook van menschen vooral) verdenken 246van diverse kwaadaardigheden en absurditeiten waaraan 247geen haar op mijn hoofd denkt. Enfin – tot ziens/ 248met een handdruk_