3Ik heb U ditmaal iets te vertellen om- 4trent een bezoek van den Heer Tersteeg. 5Deze kwam van morgen hier – en zag Sien 6en de kinderen. Ik had wel gewenscht 7dat hij ten minste een vriendelijk gezigt 8had gezet tegen een jong moedertje 9dat 14 dagen kraams is. Maar ook dat 10scheen er niet op te kunnen overschieten. 11Waarde Theo/ tegen mij heeft hij gesproken 12op een manier die gij U mogelijk begrijpen 13kunt:
14Wat beteekenden die vrouw en dat kind? 15Hoe kwam het mij in ’t hoofd er aan 16te denken met een vrouw te gaan leven 17& kinderen bovendien?
18Was het niet even bespottelijk als dat 19ik met een eigen equipage door de 20stad ging rijden. Waarop ik geantwoord heb/ 21zeer zeker was ’t een geheel ander geval.
22Scheelde het mij in het hoofd? Het was 23zeker iets dat uit een ziekelijk hoofd 24en gestel voortkwam.
25Ik heb hem gezegd dat ik nog pas van 26meer competente personen dan hij/ n.l. 27dokters uit ’t gasthuis/ zoowel omtrent 28mijn gestel als de kracht van mijn hoofd 29om inspanning te kunnen volhouden volkomen 30gerustgesteld was.
31Zoo is hij van ’t een op ’t ander gesprongen/ 32haalde er mijn Vader en/ verbeeld U/ 33mijn Oom van Prinsenhage!!!1 bij_ 34Zou er zich mee bemoeien. Zou schrijven.
35Waarde Theo – ter wille van de vrouw/ 36ter wille van mij zelf heb ik mij 37zeer ingehouden/ ik ben niet driftig 38geworden – ik heb op zijn mijns inziens 39al te indiscrete vragen kortaf en droog 40geantwoord/ misschien wat al te zacht 41maar ik prefereerde in al te zacht te 42vervallen boven mij misschien driftig te 43maken. Langzamerhand is hij wat 44bedaard. Ik vroeg hem of ’t niet wat 45bespottelijk zou zijn als zij t’huis een 46brief op hooge pooten van hem ontvingen 47'en erna een vriendelijk verzoek van 48mij om op mijn kosten een reisje naar 49mij te maken om te spreken over die 50zelfde zaak. Dit had effekt in zoo ver 51dat hij opkeek/ zou ik dan zelf schrijven? 52Vraagt U dat? zei ik, natuurlijk – maar 53nu zult U toegeven ’t een weinig geschikt 54moment is daar zij ’thuis in verhuisdrukte 55zitten2 en daar de vrouw zóó is dat de 56minste emotie haar eene verzakking 57die nooit meer teregt zou komen veroorzaken 58kan_– Nu haar emotie geven van angst/ 59spanning/ zenuwachtigheid/ is een moord.
1v:3 60O dan zou hij natuurlijk niet schrijven/ 61en toch weer op nieuw sprak hij van/ 62ik was zoo dwaas als iemand die in ’t water 63wou springen en hij wilde mij daarvan 64terug houden. Ik zei dat ik niet twijfelde 65aan zijn goede intentie en dat ik 66daarom trachtte niet driftig te worden om 67zijn woorden hoewel een zoodanig gesprek 68mij zeer onaangenaam was.
69En eindelijk omdat ik toonde bepaald het gesprek te 70willen coupeeren is hij vertrokken.
71Ik schrijf het U direkt. Ik heb hem gezegd 72dat ik er met U over schreef/ meer 73niet. Dit deed hem ook wat bedaren_–
74Gij weet ik wil het niet verbergen doch 75voor Sien/ voor het kleine kindje/ ook 76voor mij is het wenschelijk zulke scènes 77niet meer gebeuren_ De vrouw te veront- 78rusten is haar een harden slag geven_ 79Ik kan dit niet genoeg zeggen. Zij is wel/ 80maar zwak en zeer gevoelig. Een kleinigheid 81kan haar zog bederven en nog veel erger 82dingen te weeg brengen/ de eerste zes 83weken althans.
84Ik trachtte het nog op de teekeningen te brengen 85maar hij keek slechts even rond/ o dat zijn 86de ouden_– Er waren nieuwe bij maar 87die scheen hij niet te zien – nu/ gij weet de 88meeste laatsten zijn bij U, of C.M_ heeft 89er nog &c. In alles was hij overhaast_
90een ding staat slechts vast/ ik ben al wat 91gek en verkeerd is. Ik vraag U/ hoe is 92het mogelijk op zoo’n manier met iemand te 93spreken en waar kan het goed voor zijn.
94Dat is juist wat ik vrees/ een onsympathieke/ 95meesterachtige/ weinig fijngevoelige en discreete 96inmenging in mijn meest intieme en 97privé zaken. Geen man kan daar kalm 98onder blijven. Ofschoon dus ik mij niet driftig 99gemaakt heb neem ik het den Heer Tersteeg 100hoogst kwalijk en ik wil niets met hem 101te maken hebben en hem niet meer te woord 102staan zoolang hij in die politieagentstemming 103is. Ik schrijf er U direkt over. Ik reken 104hem in staat allerlei miseres in ’t leven 105te roepen door zijn ontijdige inmenging 106thuis en te Prinsenhage (en Prinsenhage heeft 107er niets/ absoluut niets mee te maken) onrust 108te verwekken en de boel van streek te maken. 109Is dit niet te stoppen???
110Het is nu wel met ’thuis en ziedaar/ wie weet 111of hij niet weer alles bederft.
112Zoo spoedig mogelijk wil ik zelf schrijven, 113maar wat is het beroerd van Tersteeg om 114zoo te duveljagen_– En wie – een 115arme zwakke vrouw/ 14 daag kraams_–
116Neen – ik vind het leelijk – maar dat 117voelt hij niet en ’t is bij hem altijd 118en eeuwig dat eene ding geld_ 119Een anderen God heeft hij niet schijnt het/ 120ik voor mij gevoel dat voor vrouwen/ kinderen/ 121zwakken/ men zacht en goed moet zijn 122en ik heb daar tegenover een soort respect 123en emotie.
124Hij had dan nog een schimpscheut – ik zou 125die vrouw ongelukkig maken – &c. Ik zei/ 126hij was niet in staat dit nu te beoordeelen 127en ik verzocht hem zoo iets niet meer te zeggen. 128Sien heeft mij lief en ik heb Sien lief/ 129wij willen en kunnen leven zamen met ons beiden van 130’t geen ik anders alleen zou hebben – ons 131bekrimpen en zuinig zijn in alle opzigten 132en zooveel mogelijk/ gij weet genoeg hoe ik 133U hierover sprak.
134Ik kan U niet genoeg zeggen broer, 135hoe mijn heele toekomst er van afhangt. 136Een mensch kan er boven op komen 137voor een keer als hij gefnuikt wordt en 138gekrenkt in liefde en in zijn zaken en 139plannen. Maar dat moet niet te dikwijls 140gebeuren. En nu/ ik ben hersteld 141of aan het herstellen naar ligchaam en 142ziel en Sien ook doch het zou fataal 143kunnen zijn als op nieuw om zoo 144te zeggen ons den kop werd ingeslagen. 145Denk hier dus eens over na en tracht 146als gij er iets aan doen kunt te voor- 147komen dat ik door Tersteeg of door 148andere personen te veel tegengewerkt wordt. 149Ik zelf ben eigentlijk nu nog niet zoo 150dat ik mij verdedigen kan als ware ik 151in mijn gewone doen. Zachtjes/ 152heel zachtjes aan moet ik weer in 153mijn werk mij verdiepen maar ik
2v:6 154kan werkelijk nog niet tegen zulke bezoeken 155als dat van dezen morgen.
156Gij weet van de zaak ten minste meer dan 157Tersteeg maar gij kent Sien nog te 158weinig om te weten hoe veel wij van elkaar 159houden en hoe goed wij het met elkaar kunnen 160vinden.
161Als Tersteeg zijn zin had en meer anderen/ 162dan zouden zij natuurlijk Sien en mij 163van elkaar scheuren.
164Daar is het hem om te doen en zij 165zouden geen geweld ontzien.
166Het hangt er van af of wij het maandgeld 167van U hebben om bij elkaar te blijven.
168Ik voor mij weiger het maandgeld 169van U zoodra gij U stellen zoudt op het 170standpunt van Tersteeg. Ik wil Sien 171niet in den steek laten. Als ik haar niet 172heb dan ben ik gebroken en dan zou 173ik ook gebroken zijn in mijn werk en 174in alles. Dan zou ik er nooit bovenop 175komen en/ U niet tot kosten of last meer 176willende zijn/ maar U zeggen: Theo ik ben een 177gebroken man en alles is naar de maan/ 178het is nutteloos dat gij mij langer helpt_
179Met de vrouw blijvende ben ik goedsmoeds 180en dan zeg ik: het maandgeld van U 181zal een flink schilder van mij maken_ 182Met Sien wil ik werken met alle kracht en 183inspanning maar zonder haar geef ik het op.
184Zoo staat het dus.– Zoo dikwijls hebt 185gij mij getoond mij beter te begrijpen en 186oneindig beter te behandelen dan anderen. 187Ik hoop dat ook ditmaal dit zoo blijven zal. 188Er is tusschen U en tusschen mij werkelijk 189sympathie in veel dingen en het 190komt mij voor Theo/ dat al Uw moeite 191en al mijn moeite niet te vergeefsch 192zullen zijn. Steeds zijt gij mij blijven 193helpen/ steeds ben ik ook blijven werken 194en voel nu terwijl ik beter wordt nieuwe 195krachten zich ontwikkelen. Zie/ dat wat 196er is tusschen U en mij is geloof ik serieuser 197dan het standje van Tersteeg en kan 198door zijn inmenging of de inmenging 199van anderen niet bedorven worden. 200Toch moeten we ter wille van 201orde en vrede die inmenging bedaard 202zien te stoppen. Alleen neem mij niet 203kwalijk dat ik er wat door van streek ben. 204Het is voor de vrouw en mij het eerste 205beroerde uurtje geweest sedert wij uit het gasthuis 206zijn.
207Als gij het goedvindt trekken wij het ons echter 208verder niet aan en laten er ons niet door van streek 209brengen.
210Schrijf ons echter eens spoedig, want ik heb groote 211behoefte aan een brief van U. Ik wil niet 212dat mijn hoofd vol wordt van onrust en zorg omdat van 213kalm blijven mijn beter worden afhangt.
214Het gaat mij anders wel/ de vrouw en het kind 215zijn zóó lief/ zoo goed en stil dat men er 216wel van opfleuren moet. Alleen Sien veranderde 217als een blad van een boom toen ze Tersteeg hoorde 218praten – en ik zelf ook.
219Ik heb den dokter3 weer eens gesproken en heb 220weer wat om in te nemen/ juist om de herstelling 221nog zoo mogelijk te bespoedigen. Het wateren 222blijft god dank goed gaan. Een paar dagen 223bijna normaal. En ik sterk aan ook/ de binnenkoortsa wordt 223aminder.
224Nu – ik wilde om reden van Tersteeg 225mijn brief aan Pa en Moe wel wat bespoedigen 226ofschoon later mijns inziens te prefereeren ware. 227Zoodra gij omstreeks den twintigsten wat 228zult gezonden hebben zal ik schrijven 229maar liever had ik gewacht tot zij 230hun verhuizing achter den rug hadden en de 231vrouw ware aangesterkt_ En ook nu zou 232ik veel/ veel beter vinden tot dan te 233wachten/ alleen Tersteeg zou me 234misschien vóór zijn_ Het reisgeld voor 235Pa er bij te sturen is een teeken van mijn stemming geloof 236ik/ en een attentie waaruit zij hoop ik zullen begrijpen 237dat ik hun apprecieer.
238Schrijf dus spoedig en mogt dit 239een en ander reden zijn, broer, dat 240wij sterker aan elkaar hechten en 241meer elkaar begrijpen & vertrouwen 242inplaats van door inmengingen van 243Tersteeg of wie dan ook ons van elkaar te 244laten brengen/ dan betreur ik de 245onaangenaamheid van dezen morgen niet. 246Nog eens/ ik heb de pretentie niet om 247stand te voeren of het goed te moeten 248hebben. Het allernoodigste voor de vrouw 249zijn alle kosten die ze meebrengt en die moeten 250gevonden worden niet door meer te ontvangen 251maar door ons te behelpen. Dit behelpen 252is haar en mij om reden van de liefde tusschen 253ons niet een last maar een feest om 254zoo te zeggen. Het gevoel van 255beter worden doortintelt haar en 256mij, het verlangen om weer binnen 257heel korten tijd aan ’t werk te zijn 258en er heel & al in op te gaan.
259Zij is een heel/ heel lief moedertje/ 260zoo eenvoudig/ zoo touchant – als men maar 261eenmaal haar kent. Er kwam echter een 262leelijke trek van pijn of ik weet niet wat in haar 263toen ze Tersteeg met mij hoorde praten en eenige 264woorden opving. Het kan wel zijn Tersteeg zoo 265was omdat hij er niet op verdacht was – 266toch kan ik ’t niet aardig vinden of 267geheel excuseeren.
268Wat hij ook zij voor anderen – ik wil ook nu graag 269gelooven hij eigentlijk beter is – voor mij is hij onuitstaanbaar_ 270Als Tersteeg zijn zin kon doen was ik ongelukkig 271en een verloren man – Sien zou hij geloof ik met groote 272koelbloedigheid zien verzuipen of zoo iets/ en zeggen het 273heilzaam was voor de beschaafde maatschappij.
274Als ik er dan maar bij verzuip laat het mij vrij koel_ 275Maar dat haar leven en mijn leven één is hebben 276we genoeg gevoeld toen we elkaar bij het wiegje van 277’t kindje in ’t gasthuis weer zagen.
278Hallo broer! maar ik moet niet in die 279dingen vervallen. Gezonder is het kalm 280te blijven denken aan werken & beter worden, 281en stilletjes dag bij dag te leven_
282Toch bestaat er tusschen Sien en mij 283een afspraak voor het uiterste geval dat 284men tegen ons geweld zou gebruiken. 285die is dat als wij niet leven kunnen met 286elkaar wij zamen ten minste emigreeren 287kunnen. Dat is 10 tegen één een gewissen 288dood als men geen geld heeft en niet sterk is maar wij zouden dat prefereeren boven 289van elkander scheiden.
290Tusschen haar & mij bestaat liefde en 291tusschen haar en mij zijn beloften van 292wederkeerige trouw.
293Hieraan, Theo, mogen menschen niet 294tornen want dat is het heiligste wat er in 295’t leven is.
296Haar verlangen & ’t mijne is dat de 297zaken geen dramatischen keer zullen
3v:11 298nemen; wij zijn te vol nieuwen levenslust/ 299te vol verlangen om te werken en te ploeteren 300dan dat we niet alles zouden doen om extrêmes 301te vermijden.
302Doch als er veel menschen – vooral gij – in 303een stemming als die van Tersteeg waren jegens 304ons/ ware het niet te houden en dan 305zou het wel treurig moeten afloopen. 306Blijft het rustig dan strijden wij onzen 307strijd hier door te werken en dat is 308wel maar alledaagsch en gewoon doch 309ook niet makkelijk en hoort er moed toe en 310energie om het krachtig aan te vatten en vol te houden_ 311Den heelen winter zijn wij doorgekomen en 312met Gods hulp zullen we wel nog wat verder 313komen.
314Ik zeg met Gods hulp omdat ik behalve 315U zelf ook God dankbaar ben voor de hulp 316die ik van U ontving en nog ontvang.
317Tersteeg is een energiek man maar ik 318hoop dat hij zijn energie niet zal besteden 319om Sien en mij te vervolgen of zoo. Misschien 320zal hij van zelf wel inzien hij niet verpligt 321is zich er in te mengen en stilletjes er buiten 322blijven_ Hij geeft toch niet om mij/ ik 323ben hem eigentlijk geheel onverschillig doch 324hij doet het omdat hij denkt hij Oom Cent of 325Pa er aangenaam mee is of dienst mee doet. 326Mijn belang/ mijn gevoelens spaart of ontziet hij 327niet in ’t minst. Hij komt hier binnen – 328neemt de vrouw die ’t kindje de borst geeft op met een 329paar oogen dat zij in elkaar krimpt en zonder één vriendelijk 330woord tegen haar – (wat men tegen een moedertje toch 331alligt zegt al kent men ze niet) – zegt hij tegen mij
3r:12 332“is dat je model of is ’t wat anders”? Zie dat is 333toch niet humaan en niet fijngevoelig_–
334Ben ik niet altijd beleefd tegen mannen/ ’k zou 335me toch in acht nemen tegen over een zwak vrouwtje_ 336Over teekeningen/ over ’t atelier &c_ zegt hij niets/ neen 337maar wel over mijn Oom te Prinsenhage 338die me niets schelen kan/ met wie ik geen zaken 339heb_– En over mijn vader – al dadelijk a priori 340aan nemende dat ik op slechten voet met hem sta 341terwijl het al lang aan ’t beteren is.
342Nu genoeg – doch kerel/ schrijf me 343spoedig want ik verzeker U dat een hartelijken 344brief van U me meer vooruithelpt dan mijn pillen &c. 345Wat mijn gestel betreft – Tersteeg is mijn dokter 346niet en begrijpt mijn gestel ook volstrekt niet – als ik 347daaromtrent inlichting noodig heb zal ik ’t mijn eigen 348dokter vragen maar met hem verkies ik er nooit meer 349over te spreken. Maar zeer zeker is het dat weinig dingen 350’t zij de vrouw ’t zij mij meer kwaad kunnen dan 351dergelijke bezoeken als dat van daar even. Die te vermijden 352is absoluut een van de eerste voorschriften die ik in acht 353moet nemen. Nooit heeft een dokter me gezegd dat ik iets 354abnormaals had op de wijs en in den zin als Tersteeg ’t mij van morgen 355durfde zeggen_ Dat ik niet zou kunnen denken of mijn hoofd niet 356in orde was. Noch vroeger – noch nu – heeft een dokter dat gezegd. ik heb een zenuwachtig 357gestel doch daar is volstrekt geen bepaald kwaad bij. Het 358worden dus bij Tersteeg ernstige beleedigingen_– 359Zoo als ’t bij Pa was/ maar nog sterker/ toen hij mij naar 360Gheel wou sturen.4 Zulke dingen mag ik niet over mijn 361kant laten gaan. Ik verlang er naar om met U 362eens te spreken nog over mijn ongesteldheid en hoe 363die kwam enz_ Als Tersteeg in zijn overijling zou 364voortjagen dan zou hij veel onrust stoken/ dat weet 365ik wel. Nu adieu kerel – weet het/ Sien/ 366als ze rustig is/ is een moedertje nu geworden zoo 367stil, zoo fijn, zoo touchant, als een ets of teekening 368of schilderij van Feyen Perrin. Ik verlang naar ’t teekenen/ 369naar ’t poseeren/ naar ’t geheel beter zijn van haar en 370van mij – naar orde en bedaardheid en wat 371sympathie van U vooral.
371aGegroet van Sien hoor en een handdruk 371bin gedachten & geloof me