1*Vrijdag ontving ik berigt uit het 2gasthuis te Leiden dat Sien Zaturdag mogt 3naar huis gaan. Zoodat ik heden daar geweest 4ben & wij te zamen terugkwamen en nu zij 5hier op den Schenkweg is – tot dusverre alles wel/ 6zij en het kindje. Gelukkig heeft zij goed zog/ 7het kindje is rustig.
8Het zou me wat waard geweest zijn als gij haar 9gezien had vandaag. Haar voorkomen is/ dit 10verzeker ik U/ sedert dezen winter enorm veranderd. 11het is eene volkomen gedaanteverwisseling.
12Is het dat ik van den winter daar iets aan 13gedaan heb en dat door Uw hulp natuurlijk/ komt nog veel/ veel meer 14op rekening van den professor die haar behandeld 15heeft. Maar waar de professor weer minder mee 16te maken heeft dat is met hetgeen de sterke genegenheid 17'tusschen haar en mij op haar uitwerkt. Eene vrouw 18verandert als zij liefheeft en bemind wordt/ 18ais er niemand die om hun geeft dan gaat de fut er uit en de charme er af.1 18Daar komt 19door uit wat in haar is en hiervan is gedecideerd 20haar ontwikkeling afhankelijk. De natuur moet 21haar vrijen loop hebben, den normalen 22weg gaan/ wat een vrouw wil is met één man zijn 23en met dien vast voor goed. Dat kan niet altijd 24maar er is strijd tegen de natuur als het anders is. 25Zij heeft dus nu een andere expressie dan dezen 26winter, zij kijkt anders uit haar oogen, haar 27blik is nu vast en kalm en er is een uitdrukking 28van geluk in haar/ van vrede en rust/ te 29treffender omdat zij nu nog natuurlijk lijdend 30is. Ik heb U wel eens geschreven dat den 31vorm van haar hoofd/ de lijn van haar profiel 32net precies is die van dat figuur van Landelle/ 33l’ange de la passion.2 Dat is dus verre van gemeen/1v:2 34het is bepaald nobel, maar het valt niet 35altijd direkt in ’t oog. Van daag echter was het 36precies/ precies. Vóór zij weg ging heeft de 37professor (die bepaald sympathie voor haar heeft3 – 38haar ook van vroeger kent – en nu dezen keer 39met bijzondere attentie haar behandeld heeft – en 40op haar verzoek (dat zijn oorzaak had in ’t geen ik 41met haar afsprak voor zij er heen ging) haar geheel 42en in alle opzigten onderzocht heeft) zich 43nog de moeite gegeven om lang met 44haar te spreken en uitvoerig omtrent wat zij 45doen en laten moet om er boven op te blijven/ 45ainlichtingen te geven.
461° Zijn met één man – daar alles in haar gestel 47en temperament haar geschikt maakt voor huisselijk leven 48en gedecideerd ongeschikt tot een zoodanig leven als 49de misere van vroeger haar toe bragt.
502 dat zij veel buiten moet zijn en zoodra ze genoegzaam 51aangesterkt is veel loopen – massa’s lucht en frischheid inademen_
523 Voor voeding heeft hij gezegd wat zij gebruiken moet en 53wat haar kwaad kan_
544 zij moet zich veel wasschen met koud water en brandewijn4 55en ook geregeld iedere week een heet bad hebben.
56'5 Moet zij geen emoties hebben die haar zenuwachtig maken: 57angst/ spanning/ onrust_
586 geen vloeren schrobben of dergelijk bepaald hard werk/ vooral 59niet waar het hoofd naar de laagte wordt gehouden zooals 60bv. met een gang dweilen/ ook vooral niet zware dingen 61optillen.
62Dus hetgeen hij reeds vroeger gezegd had in hoofdzaak – 63alleen heeft hij nu ’t meer in bijzonderheden haar uitgelegd_ 64Ik merk aan alles dat hij bepaald belang in haar stelt, hij 65heeft haar natuurlijk ook tamelijk uitvoerig over mij gesproken/ 66weet van mijn ongesteldheid & zegt ik groot gelijk had naar ’t gasthuis 67te gaan, heeft haar zelfs precies gezegd hoe hij dacht ik het gekregen had; 68niet eens maar zeer dikwijls is hij er op terug gekomen of zij werkelijk 69vast met mij was – of ik haar niet in den steek zou laten – en toen
1v:3 70zij hem dat bleef verzekeren/ ook toen hij zeide dat 71zij het hem maar wijsmaakte/ eindigde hij met, nu 72als je dan je man werkelijk vast hebt dan is er 73veel voor je gewonnen. Waar hij op tamboureerde bleef 74dat zij een huisselijk/ geregeld en rustig leven moest hebben_ 75Toen zij wegging kwam niet alleen de oppasseres van 76de zaal waar zij lag maar de hoofdoppasseres zelf ook haar 77nog goedendag zeggen. Ik was daarbij en daar ik 78tot driemaal toe van die persoon een brief had gehad 79toen Sien niet schrijven mogt hoe het ging/ bedankte 80ik haar daar voor. En bleef zij nog een heel 81tijdje met ons praten. Het was gelukkig heel warm 82mooi weer en de reis ging best. De moeder van Sien 83en het meisje van Sien waren naar den Schenkweg gegaan 84en wachtten ons op. Het was werkelijk een heerlijk 85t’huiskomen en Sien was over alles in high spirits/ over 86het wiegje vooral/ over haar rieten stoel/ over alles. 87Maar vooral was zij blij haar kleine meisje ook weer te zien/ 88die van mij een paar nieuwe laarzen gekregen had voor de gelegenheid 89en er heel aardig uitzag.
90Er was in Mei een combinatie van moeielijkheden/ haar 91bevalling/ mijn onwel worden/ terwijl de kwestie hoe het gaan 92moest/ waar zij naar toe moest/ het nog compliceerden. In veel 93opzigten is er licht en uitkomst gekomen.
94Nu heeft zij nog veel pijn bij tijden als reste vooral van 95de operatie met den forceps/ er zijn verder nog andere noodzakelijke 96suites van haar kraam/ er is de groote zwakte – maar 97het is haar aan te zien dat een hernieuwing en een opluiken
98bij haar plaats heeft, een herstelling van haar ligchaam en 99een herstelling van haar ziel meteen. En er is nu hier 100een atmospheer van “t’huis” of “Home” of “eigen haard”_ 101Ik kan mij begrijpen dat Michelet zegt/ la femme c’est une 102religion.5
103Gedurende 6 weken minstens na de bevalling zal zij 104waarschijnlijk pijn houden en zich zeer ontzien moeten_ 105Ik geloof dat gij b.v. uit die attentie van den professor en van 106de hoofdoppasseres voor haar wel zien zult dat zij toch iemand is 107voor wie serieuse personen sympathie hebben want 108werkelijk is het iets bijzonders dat zij haar zóó gesoigneerd hebben_ 109Toen ik in de kraamzaal kwam waar ik verscheiden andere patienten 110zag trof het mij zij toch een heel ander soort persoon was dan 111de anderen ofschoon zij toch eenvoudig genoeg is. Alleen er is meer 112geest en zenuwleven in haar/ men kan zien dat lijden en het doormaken van
1r:4 113moeielijke tijden haar verfijnd hebben_
114Ik hoop dat gij geen scrupules zult hebben om met 115haar kennis te maken.
116Ik heb mij bijzonder geamuseerd met hetgeen 117Sien me verteld heeft van haar gesprekken met 118den professor_– Dat was almagtig aardig en 119die man schijnt met bijzonder veel bonhomie te werk 120te gaan. b.v. zei hij: zeg eens/ drinkt gij 121graag een bittertje en kunt gij sigaren rooken. 122Jawel/ antwoorde zij. Ik vraag het daarom/ zei 123hij/ om je te zeggen dat ge dat niet hoeft te laten_ 124Daarentegen kreeg zij een fameuse schrobbeering 125over azijn/ mosterd en peper gebruiken_
126Op dagen dat zij, wat ze dikwijls heeft, meer dorst gevoelt 127dan honger moet zij als geneesmiddel een bittertje 128gebruiken om eetlust op te wekken.
129De lijst van versterkende middelen heeft hij gegeven/ haar 130raadpleegende omtrent haar beurs. Ik zelf zal 131mij aan wat hij daaromtrent opgeeft ook houden. Vleesch is 132goed voor haar doch eens of tweemaal s’weeks is toch voldoende/ 133iederen dag is volstrekt geen vereischte.
134Haar eerste remedie, haar belangrijkste versterkende middel/ 135dat was een eigen ’thuis hebben/ daarop kwam hij 136telkens terug. Ik had er nog al tegen op gezien dat Sien misschien 137dingen zou moeten hebben die duur zouden uitkomen doch 138de levensmanier die hij heeft opgegeven is wel de zuinigste die 139men bedenken kan tegelijk. Zoodat ik dan ook wel degelijk 140geloof dat wij met frs 150 per maand rondkomen kunnen_
141Sien heeft nog bovendien nog de boodschap meegekregen dat gedurende 1422 jaar bij eventueele ziekte van haar kind zij gratis te Leiden 143den professor kan consulteeren en er ook gratis geneesmiddelen 144voor krijgen kan. Het is me niet alleen te doen kind/ om je 145nu door je kraam heen te brengen/ zei de professor/ doch ik zou 146graag zien dat je over een jaar of wat een flinke krachtige 147vrouw waart/ je hebt nog een heel leven voor je als je 148’t geen ik je zeg niet in den wind slaat. Enfin hij heeft met haar gepraat 149en haar ingelicht als of hij haar eigen vader was in groote dingen 150en in kleine, en dus is zij t’huis gekomen heel wat opgewekter 151en helderder dan zij heenging.
152Mij gaat het goed, maar ik heb gemerkt ik knapjes 153zwak geworden ben/ wat wel bij zal trekken echter. Maar 154als ge rekent ik b.v. nu ruim twee maanden slechte spijsverteering/ 155weinig eetlust/ binnenkoortsb &c. gehad heb en gedeeltelijk nog heb/ 156is dit niet te verwonderen. Het wateren is een boel vooruitgegaan 157tot dat een paar bijzonder gure/ natte dagen mij weer 158min of meer nadeelig geinfluenceerd hebben. Een paar dagen 159lang was de straal bij het wateren weer krachtig en om zoo 160te zeggen geheel normaal. Ofschoon dat niet geheel gebleven 161is nu op ’t moment, is het toch een teeken, dunkt me, van 162vooruitgang en mogt het weer maar droog en warm 163blijven zooals heden/ zou het sneller vooruitgaan. 164Ik ben ook weer aan ’t teekenen geweest en ofschoon 165het mij hoofdpijn veroorzaakt en spoedig vermoeit 166zal dat wel weer vlotten langzamerhand. Vooral 167daar ik zachtjes aan t’huis met de vrouw en het 168kind weer met poseeren zal kunnen beginnen. 169Mijn zwakte valt me echter tegen/ alleen dergelijke 170dingen als ik gehad heb brengen ’t altijd mee.
171De twee teekeningen die ik dezer dagen maakte zijn beiden 172aquarellen_ Omdat ik eens een proef wilde nemen.6
173Het komt mij echter voor dat ik ook nu nog 174vooral er op moet blijven werken/ op het eigentlijke 175teekenen/ wat den grondslag van al het andere is. 176Maar zooals gij ’t in de laatste7 zaagt zal ik er 177langzamerhand in beginnen te wasschen_
178Zoodra ik geheel beter ben wou ik wel eens nog meer 179serieus een bepaalde aquarel maken op harding 180omdat dit papier toelaat (meer dan het Whatman) dat 181men een solide fondsc of grond legt van zwart en 182wit voor men begint te wasschen zonder dat dit het 183aspect van aquarel wegneemt. Alleen nu kan 184ik nog niet lang genoeg aan een stuk werken/ 185wat me erg contrarieert daar ik zoo 186sterk naar het werk verlang en om naar buiten te 187gaan. Intusschen ben ik al vast blij dat ik weer 188ten minste iets doen kan.
189Ik begon dezen brief gisteren avond en ik kan 190U nu nog vertellen dat wij/ n.l_ de vrouw en de 191twee kinderen en ik/ den nacht op den grooten zolder hebben 192doorgebragt.
193Die slaapkamer heeft veel weg van het ruim 194van een schip omdat het geheel betimmerd is en ik houd 195die voor zeer gezond. Het wiegje moet overdag naar 196beneden. Het is best gegaan en als er van buiten geen 197onaangenaamheden komen/ wat ik wel hoop heb niet het 198geval zal zijn/ zullen wij binnen het wel zamen schipperen. 199Met mij is het zoo dat ik het gezelschap van de vrouw en van 200de kinderen niet vreemd vind maar mij precies gevoel als 201of ik meer in mijn element ben en het al veel langer 202zoo geweest was. Mijn handen uit te steken om dingen 203te doen waar de vrouw te zwak voor is/ b.v. het bed opmaken 204of duizend andere zaken/ is mij niet ongewoon. ’t zij 205voor me zelf ’t zij dikwijls genoeg voor zieken &c_8 is me van allerlei 206van dien aard voorgekomen. En dat die dingen 207'het schilder- & teekenwerk niet hinderen bewijzen de 208oude hollandsche schilderijen & teekeningen genoeg. 209Dat het atelier en het huisgezin in elkaar vloeit kan 210geen kwaad/ vooral waar ’t figuur geldt. Ik herinner 211mij wel interieurs van ateliers van Ostade/ kleine teekeningetjes 212met de pen/ waarschijnlijk brokjes uit zijn eigen huis die genoeg 213doen zien dat het atelier van Ostade waarschijnlijk weinig had 214van die ateliers waar men Oostersche wapens en vazen en Perzische 215tapijten &c. vindt.9
216Om nog eens wat bepaald over kunst te spreken/ ik voel soms grooten 217lust om weer eens te gaan schilderen_ Het atelier is nu 218ruimer/ het licht beter/ ik heb een goede kast om verf &c_ 219te bewaren zonder dat het al te veel rommel en vuil geeft. 220Ik ben ook reeds dadelijk reeds weer met waterverf begonnen. 221Het hangt af van mijn beter worden maar zoodra 222ik geen gevaar meer loop om in te storten en flink 223naar buiten kan gaan en buiten stil zitten is ’t mijn 224plan dat alles weer op te vatten en er alle kracht achter 225te zetten. Ik geloof dat nu Sien & ik zamenwonen en het niet 226als ’t ware twee afzonderlijke huishoudentjes zijn/ ik van frs 150 227per maand meer zal kunnen afzonderen voor schilder- 228benoodigdheden dan tot dusver. Noch Sien noch ik 229zien er tegen op ons te behelpen en zouden zoo lang ik 230niet meer zelf verdien met teekeningen te verkoopen b.v. weinig 231meer meubels of huisgerij willen nemen. Want veel liever 232wachten zij en ik met al zulk soort van dingen dan 233nu meer geld op te nemen/ zelfs gesteld wij konden het 234krijgen.
235Sien/ zoodra ze hersteld is/ zal van haar kant met het poseeren 236ook weer serieus beginnen, en ik verzeker U haar figuur 237aardig genoeg is. Dat zij het poseeren wel weet te vatten en 238er geschikt voor is ziet gij trouwens vast zelf wel eenigzins in 239Sorrow b.v. en een paar anderen die gij hebt.10
240Ik heb nog verscheiden naaktstudies11 die ge nog niet gezien hebt/ 241daar wou ik ook bepaald nog verder mee doorgaan zoodra 242zij maar klaar is want daar leert men veel van_
243Al was het dat ik nog geruimen tijd het eigentlijke buiten 244werken laten moest als het (t’geen ik niet hoop) eens 245mogt tegen loopen met mijn ongesteldheid/ dan zal ik nu 246in elk geval binnenshuis stof hebben en niet leeg hoeven 247te zitten_
248Van Pa en Moe heb ik een vriendelijken brief_ 249Verbeeld U/ zelfs weer met twee couponnetjes er 250in. Dat echter moeten zij nu niet meer doen/ 251ik weet dat zij het zelf noodig hebben en met het geld 252van U, nu dat de dingen zoo’n goeden keer genomen 253hebben wat betreft den toestand van Sien en ik ook beter wordt, 254zeg ik nog eens/ zullen wij rondkomen.
255Ik heb dus werkelijk liever het geld van Pa en Moe niet_ 256Zooals ik U schreef wou ik zelfs zoodra ik het uitsparen 257kan en de vrouw beter is aan Pa wat sturen voor een 258reisje naar hier om dan over een en ander te spreken_ 259Wat mij meer pleizier doet dan de couponnetjes is dat zij 260'in zoo’n stemming zijn als denk ik het beste is in de 261gegevenen zoodat dan als ik hun over Sien spreek 262zij hoop ik niet al dadelijk er tegen zullen zijn 263maar met goedwilligheid het zullen opnemen.
264Dezer dagen heb ik nog de tentoonstelling fransche 265kunst gezien (aan de Boschkant) uit de collecties 266Mesdag/ Post &c.12
267Er is veel moois daar van Dupré/ Corot/ Daubigny/ 268Diaz/ Courbet/ Breton/ Jacque &c. Ik vond bijzonder 269mooi ook die groote schets van Th. Rousseau uit 270de coll. Mesdag/ een drift koeijen in de Alpen_132r:8 271En een landschap van Courbet/14 geele heuvelachtige zandgronden/ 272hier en daar begroeid met frisch jong gras/ met zwarte 273houtkanten waartegen een paar witte berkenstammen uitkomen/ 274wijd weg grijze gebouwtjes met roode & blaauw leijen daken_ 275En een smalle/ lichte/ fijn grijze strook lucht er boven_ De horizont 276zeer hoog echter zoo dat de grond hoofdzaak is en 277dat fijne strookje lucht eigentlijk meer als contrast dient om de ruwe stof 278van de massas donkere aarde beter te doen voelen.
279Ik vind dit wel het mooist wat ik tot nog toe van Courbet 280gezien heb.
281De Duprés zijn superbe15 en er is een Daubigny/ 282groote stroodaken tegen de helling van een heuvel/ 283waar ik niet genoeg op kijken kon_16
284Zoo ook een kleine Corot/ een water en lisiere de bois 285op een zomermorgen om 4 uur of daaromtrent_17 Één enkel 286klein rose wolkje wijst aan dat de zon over een 287tijdje zal opkomen_ Een stilte en een kalmte en een 288vrede waar men door betooverd wordt.
290Nu/ ik ga dezen eindigen, ik hoop dat gij spoedig 291eens schrijven zult en vooral dat gij werkelijk tegen 292Augustus eens naar Holland komt. Ik schrijf U wel 293“tusschen de bedrijven in” want dat er nu van allerlei komt 294kijken kunt gij denken. Ik laat Sien wel scharrelen maar ik 295moet er altijd op letten wat zij doet om toevalligerwijs 296altijd present te zijn als zij een handje hulp noodig heeft. 297Want zij is werkelijk nog heel zwak (zoo dat de professor/ verteld ze/ 298gezegd heeft “verdomd” zwak) en toch is het goed dat zij door ’t een 299of ander te doen afleiding heeft. Al wat haar wat opvroolijkt 300en blijmoedig maakt is medicijn voor haar. Het kindje 301is ook volstrekt niet buiten gevaar – gij weet op welke manier haar 302verlossing heeft plaats gehad – dat heeft ook altijd op het kind invloed en 303voor we een week of 6 verder zijn is er weinig van te zeggen hoe 304het er mee zal gaan_ Veel hangt van het zog af natuurlijk. Ik hoop 305het U niet te erg verveelt dit alles te lezen, ik wilde maar een 306woordje schrijven en het is een langen brief geworden. Ik ben 307nog niet à court maar is het dat gij tegen den twintigsten wat 308zenden kunt/ zou voor de latere dagen der maand wel goed uitkomen_
309à Dieu/ met een hartelijken handdruk in gedachten_