1r:1
1Donderdag

2Waarde Theo,
3’t Is nu den avond voor dat ik weer naar het gasthuis ga en
4ik weet niet wat zij daar zeggen zullen – misschien ben ik
5er maar heel kort/ misschien komen ze weer met sondes
6en zal ik dagen lang rust moeten houden in mijn bed.
7Daarom schrijf ik nu ’thuis nog eens. Het is zoo stil
8en rustig nu hier in ’t atelier – het is reeds laat – alleen
9buiten stormt en regent het – dat maakt de kalmte
10binnen nog grooter. Wat wenschte ik, broer, dat ik U
11op dit stille uur eens hier had – wat zou ik U veel te
12wijzen hebben. Het atelier ziet er zoo echt uit dunkt
13mij – effen grijsbruin behangsel/ geschrobde planken
14vloer, neteldoek op latten gespannen voor de ramen/1 alles
15helder_ En natuurlijk de studies aan den muur/
16een ezel aan iederen kant en een groote withouten
17werktafel. Dan sluit aan ’t atelier een soort alkoof
18waar de teekenplanken/ portefeuilles/ doozen/
19stokken &c. staan & waar ook al de prenten liggen.
20En in den hoek een kast met al de potjes en flesschen
21en verder al mijn boeken. Dan het huiskamertje
22met een tafel, eenige keukenstoelen/ een petroleumstel/
23een grooten rieten leuningstoel voor de vrouw
24in ’t hoekje bij het raam dat op die U uit
25de teekening bekende werf en weilanden uitziet/2 en
26daarnaast een klein ijzer wiegje met een groen
27wiegekleed. Dat laatste meubel kan ik niet zonder
28emotie aanzien – want het is een sterke en magtige
29emotie die een mensch aangrijpt als men naast
30de vrouw die men liefheeft gezeten heeft met een kindje
31bij zich in ’t wiegje. En al is het in een gasthuis waar
32zij lag en ik bij haar zat – het is altijd die eeuwige
33poezie van den Kerstnacht met het kindje in den
34stal zooals de oude hollandsche schilders het hebben
35opgevat en Millet en Breton – – – dat licht in het donker – een
36helderheid midden in een donkeren nacht.3 Ik heb dan ook
37de groote ets naar Rembrandt er boven gehangen/ die twee vrouwen bij
38de wieg waarvan een bij een kaars uit den Bijbel leest
39terwijl de groote slagschaduws het heele vertrek in diep clair
40obscur brengen.4
 1v:2
41Ik heb nog andere prenten daar opgehangen maar allen
42bijzonder mooie/ de Christus consolator van Scheffer/5 een
43phot_ naar Boughton/ le Semeur en les becheurs van Millet/6 le buisson
44van Ruysdael/7 en prachtige groote houtgravures van
45Herkomer & Frank Holl/ de banc des pauvres van de Groux_8
46Nu dan/ in het keukentje heb ik het allernoodigste
47maar zóó dat als de vrouw vóór mij beter mogt zijn
48zij alles wat onontbeerlijk is vinden kan en in
4910 minuten wat te eten kan klaarmaken, enfin zóó
49adat zij zien kan er veel om haar gedacht is en zij komt in een huis met bloemen in ’t venster
49bwaar zij zitten
49czal.
50En boven op de groote zolder een groot ledekant
51voor haar en mij en het oude van mij voor het kind
52met al het beddegoed in orde.
53Maar gij moet nu niet denken dat ik dit alles in eens
54gekocht heb. Wij hebben al van den winter begonnen
55zachtjes aan een en ander aan te schaffen ofschoon
56ik toen niet wist hoe het loopen zou en waar wij
57teregt zouden komen. En nu is Goddank de uitkomst
58dat het nestje voor haar klaar is/ na al haar
59pijn.
60Haar moeder en ik hebben ons echter geweerd dezer
61dagen/ vooral zij_ En het moeielijkste was het beddegoed/
62alles zelf gemaakt of vermaakt – stroo gekocht/
63zeegras gekocht/ grof linnen &c. en
64zelf op zolder de bedden gevuld. Anders zou het te duur geworden
65zijn. En nu na afbetaling van mijn ouden
66huisbaas9 heb ik nog f_ 40 over na ’t geen gij mij gezonden
67hebt. Het is waar dat ik daar morgen f_ 10 van in ’t gasthuis
68betalen moet doch daar heb ik dan ook 14 dagen
69mijn voeding en geneeskundige behandeling voor_
70Zoodat deze maand ofschoon daarin mijn heele
71verhuizing en installage valt en de terugkomst van Sien
72na haar bevalling met al wat dat meebrengt van
73wieg &c_/ ik toch toe zal komen zonder dat gij meer
74dan gewoonlijk zendt.
75On est sûr de périr à part/ on ne se sauve qu’ensemble_10
76 ik geloof dat dit woord waarheid is en ik
77grond er mijn leven op/ zou dat eene
78vergissing zijn en een fout in de rekening.
 1v:3
79Zie broer, ik denk dezer dagen zoo bijzonder
80veel aan U, vooreerst omdat alles wat ik bezit/ alles
81eigentlijk van U is, met mijn eigen levenslust en
82energie ook want nu kan ik mij door Uw hulp
83bewegen en voel ik mijn werkkracht vlot worden_
84Maar ook om eene andere reden denk ik veel aan U.
85Ik weet hoe nog voor korten tijd geleden ik t’huis kwam
86in een huis maar dat nog niet een eigentlijk
87’t huis met al de emotie van nu was/ waar twee
88groote leegtes mij aangaapten dag en nacht_
89Er was geen vrouw/ er was geen kind_
90Gevolgelijk minder leed geloof ik niet maar minder
91lief geloof ik wel.
92En op straat bleven regts en links die twee leegtes
93mij vergezellen/ bij ’t werk en overal en altijd.
94Er was geen vrouw/ er was geen kind.
95Zie/ ik weet niet of gij dat gevoel kent dat
96maakt dat wanneer men alleen is op
97sommige momenten/ men een soort zucht
98of klagt voelt rijzen van binnen: Mijn
99God waar is mijn vrouw/ mijn god waar
100'is mijn kind – is dan alleenzijn leven?11
101Als ik aan U denk dan meen ik
102mij niet te vergissen als ik geloof dat bij U
103misschien minder hartstogtelijk en zenuwachtig dan bij mij
104maar toch ook in zekere mate alligt iets van
105dienzelfden weemoed moet aanwezig
106zijn, op sommige momenten althans.
107En ik weet niet of gij het goed of niet goed van
108mij vind/ juist of niet juist gezien/ als ik U zeg
109dat ik wel eens zoo aan U denk.
110Dit echter geloof ik van U en dit weet ik ondanks
111mijn zenuwachtigheid van mij zelf/ dat er in elk geval
112in Uw en in mijn karakter een basis is van
113sereniteit – sereniteit quand bien même
114en dat dus noch gij noch ik ongelukkig zijn/ omdat  1r:4
115die sereniteit voortkomt daaruit dat wij ons vak
116en werk waarachtig en te regt lief hebben en de
117kunst eene groote plaats in onze gedachten inneemt
118en het leven interessant maakt. Dus wil ik U
119zeer zeker niet tot melankolie brengen maar wel
120door iets in Uw eigen gemoedsstemming mijn
121handelwijs en levensopvatting begrijpelijk maken.
122Ik denk nu eens aan Pa – zoudt gij denken dat
123Pa koel zou blijven en bezwaar zou vinden – bij
124een wieg_– Zie/ een wieg is niet als iets anders –
125daar is geen verneukerij bij – en wat ook in ’t verleden
126van Sien zij – ik ken geen andere Sien dan die van
127dezen winter – dan die moeder uit het gasthuis wier
128hand de mijne drukte toen wij beiden onze oogen
129vochtig voelden worden toen wij keken naar het
130kindje waarvoor wij dezen winter getobd hebben.
131En hoor eens, entre nous soit dit – zonder preektoon/
132als er geen God is dan is er toch ergens een
133heel digte bij en men voelt Zijn tegenwoordigheid
134wel op zoo’n moment. Hetgeen te zeggen wel
135gelijk staat en ik voor mij gaarne verwisselen wil voor
136de rondborstige verklaring/ ik geloof in een God
137en dat het zijn wil is men leve niet alleen/
138maar met een vrouw en met een kind/ als
139alles normaal wil zijn.12 En ’tgeen ik hoop is dat gij
140mijn handelwijs begrijpen zult en nemen voor ’tgeen zij is/
141namelijk natuurlijk en er niet in zien zult een verneuken of
142verneukt worden. En – kerel, als gij komt, en als ge kunt/
143kom spoedig kijken – zie dan net als ik in Sien een moeder
144en eene gewone huisvrouw en niets anders. Want dat
145is zij werkelijk en mijns inziens te beter omdat zij le revers
146de la medaille kent. Het laatst wat ik mij aangeschaft heb was
147een paar borden/ vorken, lepels/ messen – want noch Sien noch ik
148bezaten die tot nog toe – ik dacht/ 3 personen dus 3 stel/
149maar toen dacht ik er bij – en nog een voor Theo of voor
150Pa als ze eens komen kijken_– Dus Uw plekje bij
151het raam en Uw plaats bij ons zijn open en wachten
152op U..... Dus, wil ik maar zeggen – gij komt
153immers zonder kwestie... en Pa ook. Dat gij
154tot heden er Pa en Moe niet over spraakt vind ik wijs en discreet van U – nu de bevalling
155achter den rug is komen de bloemen weer kijken – en – vóór nu was het beter
156Pa en Moe er niet in te mengen. Ik bedoel/ ik dacht het wel was de doornen voor mij zelf
157te houden en Pa en Moe alleen maar de roos te laten zien. Als dus de vrouw terug en
158ik beter ben wou ik er over spreken op de manier die ik U zeide – en gij kunt dunkt mij
159nu als zij U naar iets vragen wel iets los laten. adieu – wel te ruste_

159*t_ à t_
159*Vincent

 2r:5
160Vrijdag avond.

161Waarde Theo,
162bij mijn ingesloten brief van gisteren avond schrijf ik
163heden nog een woordje_ En kan U melden ik bij
164den dokter in ’t gasthuis geweest ben en deze mij
165zeide ik nu ik mij dezer dagen vrij wel bevonden
166had niet hoefde terugkomen tenzij in geval
167het erger worden mogt.
168Dat ik ofschoon nog niet geheel normaal
169& niet geheel zonder pijn/ toch gedurende
170die dagen geregeld mijn water heb kwijt
171kunnen raken/ is het bewijs het op den
172goeden weg blijft.
173Ik heb toen dadelijk dezen middag (niet aan
174den direkteur) aan den dokter die mij behandeld
175heeft13 een teekening gestuurd als een kleine attentie.
176Het was een Scheveningsch breistertje/ bij
177Mauve op ’t atelier gemaakt14 & eigentlijk
178de beste aquarel die ik had/ ook vooral om
179reden Mauve er veegen in gezet had en er
180'telkens bij gekomen om mij hier of daar attent
181op te maken terwijl ik aan den gang was.
182Als souvenir had ik ze wel graag behouden
183maar het was mij bij het heerlijk gevoel
184van beter worden behoefte een bewijs van
185erkentelijkheid te geven_
186Van Pa & Moe ontving ik een brief heden
187en heb hun geschreven zoodra ik hoorde ik
188niet meer terug hoefde.
189Nu wou ik morgen wel eens een togtje naar
190Schevening maken met de tram & op ’t strand
191wat teekenen.
 2v:6
193'Naar aanleiding van ZEd_’s bezoek heb ik ’t ook aan den Hr Tersteeg
194'met een woordje geschreven ik er uit was en hem bedankt
195voor zijn onverwacht bezoek.
196Zondag zou ik naar de vrouw willen gaan
197van wie ik een briefje heb zij gisteren voor ’t eerst
198een half uur mogt opstaan & alles ook met
199het kindje goed ging.
200Ik word nog bijzonder gaauw mat en vermoeid/
201wat komt omdat ik zoo lang mij heb moeten
202stil houden & in bed blijven en dat is een gek gevoel.
203Maar in veel opzigten voel ik me wel en gezonder
204dan dezen winter. en ik gevoel mij zoo
205opgeruimd & dankbaar voor veel dingen_
206Ik hoop dat gij dezer dagen nog eens een half
207uurtje vinden zult om eens te schrijven of gij het
208plan om ’t op die manier aan Pa & Moe te vertellen
209goedkeurt. Maar eerst moet de vrouw wat aansterken
210want ze mag nu geen emotie van buiten hebben
211of in spanning zijn over een of ander vooreerst, zeer
212gedecideerd niet. Maar over een maand of een week
213of zes/ naarmate het vordert met haar beterschap.
214Zij heeft Pa gezien bij gelegenheid van zijn bezoek want
215het was ’t bezoekuur en zij zat beneden in den gang te wachten
216maar Pa kende haar natuurlijk niet.15
217Het is al laat & ik wou morgen wat vroeg opstaan & stilletjes
218met mijn teekengerij naar buiten gaan als of er niets was
219tusschen nu & de vorige keer ik te Scheveningen in de duinen
220zat. Ik wou wel ’t mij lukte wat te maken voor Rappard.
221adieu Theo, wel te ruste, maar wat is het heerlijk weer in
222zijn gewone doen te komen. heb het goed & voorspoed en
223wat ik U vooral in groote dosis toewensch dat is die bewuste sereniteit_
224Met een handdruk_

224*t. à t.
225Vincent

226P.S. Die Emile Zola is
227een fameus artist/ ik lees nu
228“le ventre de Paris”/ het is alle-
229magtig knap.–16

192Mijn adres is dus nu Schenkweg 136_


100 alleenzijn < alleen zijn
180 hier of daar < hier op daar
193 ZEd.’s < Zed
194 bedankt < bedankte
top