3’t Is nu den avond voor dat ik weer naar het gasthuis ga en 4ik weet niet wat zij daar zeggen zullen – misschien ben ik 5er maar heel kort/ misschien komen ze weer met sondes 6en zal ik dagen lang rust moeten houden in mijn bed. 7Daarom schrijf ik nu ’thuis nog eens. Het is zoo stil 8en rustig nu hier in ’t atelier – het is reeds laat – alleen 9buiten stormt en regent het – dat maakt de kalmte 10binnen nog grooter. Wat wenschte ik, broer, dat ik U 11op dit stille uur eens hier had – wat zou ik U veel te 12wijzen hebben. Het atelier ziet er zoo echt uit dunkt 13mij – effen grijsbruin behangsel/ geschrobde planken 14vloer, neteldoek op latten gespannen voor de ramen/1 alles 15helder_ En natuurlijk de studies aan den muur/ 16een ezel aan iederen kant en een groote withouten 17werktafel. Dan sluit aan ’t atelier een soort alkoof 18waar de teekenplanken/ portefeuilles/ doozen/ 19stokken &c. staan & waar ook al de prenten liggen. 20En in den hoek een kast met al de potjes en flesschen 21en verder al mijn boeken. Dan het huiskamertje 22met een tafel, eenige keukenstoelen/ een petroleumstel/ 23een grooten rieten leuningstoel voor de vrouw 24in ’t hoekje bij het raam dat op die U uit 25de teekening bekende werf en weilanden uitziet/2 en 26daarnaast een klein ijzer wiegje met een groen 27wiegekleed. Dat laatste meubel kan ik niet zonder 28emotie aanzien – want het is een sterke en magtige 29emotie die een mensch aangrijpt als men naast 30de vrouw die men liefheeft gezeten heeft met een kindje 31bij zich in ’t wiegje. En al is het in een gasthuis waar 32zij lag en ik bij haar zat – het is altijd die eeuwige 33poezie van den Kerstnacht met het kindje in den 34stal zooals de oude hollandsche schilders het hebben 35opgevat en Millet en Breton – – – dat licht in het donker – een 36helderheid midden in een donkeren nacht.3 Ik heb dan ook 37de groote ets naar Rembrandt er boven gehangen/ die twee vrouwen bij 38de wieg waarvan een bij een kaars uit den Bijbel leest 39terwijl de groote slagschaduws het heele vertrek in diep clair 40obscur brengen.4
41Ik heb nog andere prenten daar opgehangen maar allen 42bijzonder mooie/ de Christus consolator van Scheffer/5 een 43phot_ naar Boughton/ le Semeur en les becheurs van Millet/6 le buisson 44van Ruysdael/7 en prachtige groote houtgravures van 45Herkomer & Frank Holl/ de banc des pauvres van de Groux_8
46Nu dan/ in het keukentje heb ik het allernoodigste 47maar zóó dat als de vrouw vóór mij beter mogt zijn 48zij alles wat onontbeerlijk is vinden kan en in 4910 minuten wat te eten kan klaarmaken, enfin zóó 49adat zij zien kan er veel om haar gedacht is en zij komt in een huis met bloemen in ’t venster 49bwaar zij zitten 49czal. 50En boven op de groote zolder een groot ledekant 51voor haar en mij en het oude van mij voor het kind 52met al het beddegoed in orde.
53Maar gij moet nu niet denken dat ik dit alles in eens 54gekocht heb. Wij hebben al van den winter begonnen 55zachtjes aan een en ander aan te schaffen ofschoon 56ik toen niet wist hoe het loopen zou en waar wij 57teregt zouden komen. En nu is Goddank de uitkomst 58dat het nestje voor haar klaar is/ na al haar 59pijn.
60Haar moeder en ik hebben ons echter geweerd dezer 61dagen/ vooral zij_ En het moeielijkste was het beddegoed/ 62alles zelf gemaakt of vermaakt – stroo gekocht/ 63zeegras gekocht/ grof linnen &c. en 64zelf op zolder de bedden gevuld. Anders zou het te duur geworden 65zijn. En nu na afbetaling van mijn ouden 66huisbaas9 heb ik nog f_ 40 over na ’t geen gij mij gezonden 67hebt. Het is waar dat ik daar morgen f_ 10 van in ’t gasthuis 68betalen moet doch daar heb ik dan ook 14 dagen 69mijn voeding en geneeskundige behandeling voor_ 70Zoodat deze maand ofschoon daarin mijn heele 71verhuizing en installage valt en de terugkomst van Sien 72na haar bevalling met al wat dat meebrengt van 73wieg &c_/ ik toch toe zal komen zonder dat gij meer 74dan gewoonlijk zendt.
75On est sûr de périr à part/ on ne se sauve qu’ensemble_10 76 ik geloof dat dit woord waarheid is en ik 77grond er mijn leven op/ zou dat eene 78vergissing zijn en een fout in de rekening.
79Zie broer, ik denk dezer dagen zoo bijzonder 80veel aan U, vooreerst omdat alles wat ik bezit/ alles 81eigentlijk van U is, met mijn eigen levenslust en 82energie ook want nu kan ik mij door Uw hulp 83bewegen en voel ik mijn werkkracht vlot worden_ 84Maar ook om eene andere reden denk ik veel aan U. 85Ik weet hoe nog voor korten tijd geleden ik t’huis kwam 86in een huis maar dat nog niet een eigentlijk 87’t huis met al de emotie van nu was/ waar twee 88groote leegtes mij aangaapten dag en nacht_ 89Er was geen vrouw/ er was geen kind_– 90Gevolgelijk minder leed geloof ik niet maar minder 91lief geloof ik wel.
92En op straat bleven regts en links die twee leegtes 93mij vergezellen/ bij ’t werk en overal en altijd. 94Er was geen vrouw/ er was geen kind.
95Zie/ ik weet niet of gij dat gevoel kent dat 96maakt dat wanneer men alleen is op 97sommige momenten/ men een soort zucht 98of klagt voelt rijzen van binnen: Mijn 99God waar is mijn vrouw/ mijn god waar 100'is mijn kind – is dan alleenzijn leven?11 101Als ik aan U denk dan meen ik 102mij niet te vergissen als ik geloof dat bij U 103misschien minder hartstogtelijk en zenuwachtig dan bij mij 104maar toch ook in zekere mate alligt iets van 105dienzelfden weemoed moet aanwezig 106zijn, op sommige momenten althans. 107En ik weet niet of gij het goed of niet goed van 108mij vind/ juist of niet juist gezien/ als ik U zeg 109dat ik wel eens zoo aan U denk.
110Dit echter geloof ik van U en dit weet ik ondanks 111mijn zenuwachtigheid van mij zelf/ dat er in elk geval 112in Uw en in mijn karakter een basis is van 113sereniteit – sereniteit quand bien même 114en dat dus noch gij noch ik ongelukkig zijn/ omdat
1r:4 115die sereniteit voortkomt daaruit dat wij ons vak 116en werk waarachtig en te regt lief hebben en de 117kunst eene groote plaats in onze gedachten inneemt 118en het leven interessant maakt. Dus wil ik U 119zeer zeker niet tot melankolie brengen maar wel 120door iets in Uw eigen gemoedsstemming mijn 121handelwijs en levensopvatting begrijpelijk maken. 122Ik denk nu eens aan Pa – zoudt gij denken dat 123Pa koel zou blijven en bezwaar zou vinden – bij 124een wieg_– Zie/ een wieg is niet als iets anders – 125daar is geen verneukerij bij – en wat ook in ’t verleden 126van Sien zij – ik ken geen andere Sien dan die van 127dezen winter – dan die moeder uit het gasthuis wier 128hand de mijne drukte toen wij beiden onze oogen 129vochtig voelden worden toen wij keken naar het 130kindje waarvoor wij dezen winter getobd hebben.
131En hoor eens, entre nous soit dit – zonder preektoon/ 132als er geen God is dan is er toch ergens een 133heel digte bij en men voelt Zijn tegenwoordigheid 134wel op zoo’n moment. Hetgeen te zeggen wel 135gelijk staat en ik voor mij gaarne verwisselen wil voor 136de rondborstige verklaring/ ik geloof in een God 137en dat het zijn wil is men leve niet alleen/ 138maar met een vrouw en met een kind/ als 139alles normaal wil zijn.12 En ’tgeen ik hoop is dat gij 140mijn handelwijs begrijpen zult en nemen voor ’tgeen zij is/ 141namelijk natuurlijk en er niet in zien zult een verneuken of 142verneukt worden. En – kerel, als gij komt, en als ge kunt/ 143kom spoedig kijken – zie dan net als ik in Sien een moeder 144en eene gewone huisvrouw en niets anders. Want dat 145is zij werkelijk en mijns inziens te beter omdat zij le revers 146de la medaille kent. Het laatst wat ik mij aangeschaft heb was 147een paar borden/ vorken, lepels/ messen – want noch Sien noch ik 148bezaten die tot nog toe – ik dacht/ 3 personen dus 3 stel/ 149maar toen dacht ik er bij – en nog een voor Theo of voor 150Pa als ze eens komen kijken_– Dus Uw plekje bij 151het raam en Uw plaats bij ons zijn open en wachten 152op U..... Dus, wil ik maar zeggen – gij komt 153immers zonder kwestie... en Pa ook. Dat gij 154tot heden er Pa en Moe niet over spraakt vind ik wijs en discreet van U – nu de bevalling 155achter den rug is komen de bloemen weer kijken – en – vóór nu was het beter 156Pa en Moe er niet in te mengen. Ik bedoel/ ik dacht het wel was de doornen voor mij zelf 157te houden en Pa en Moe alleen maar de roos te laten zien. Als dus de vrouw terug en 158ik beter ben wou ik er over spreken op de manier die ik U zeide – en gij kunt dunkt mij 159nu als zij U naar iets vragen wel iets los laten. adieu – wel te ruste_
162bij mijn ingesloten brief van gisteren avond schrijf ik 163heden nog een woordje_ En kan U melden ik bij 164den dokter in ’t gasthuis geweest ben en deze mij 165zeide ik nu ik mij dezer dagen vrij wel bevonden 166had niet hoefde terugkomen tenzij in geval 167het erger worden mogt.
168Dat ik ofschoon nog niet geheel normaal 169& niet geheel zonder pijn/ toch gedurende 170die dagen geregeld mijn water heb kwijt 171kunnen raken/ is het bewijs het op den 172goeden weg blijft.
173Ik heb toen dadelijk dezen middag (niet aan 174den direkteur) aan den dokter die mij behandeld 175heeft13 een teekening gestuurd als een kleine attentie. 176Het was een Scheveningsch breistertje/ bij 177Mauve op ’t atelier gemaakt14 & eigentlijk 178de beste aquarel die ik had/ ook vooral om 179reden Mauve er veegen in gezet had en er 180'telkens bij gekomen om mij hier of daar attent 181op te maken terwijl ik aan den gang was. 182Als souvenir had ik ze wel graag behouden 183maar het was mij bij het heerlijk gevoel 184van beter worden behoefte een bewijs van 185erkentelijkheid te geven_
186Van Pa & Moe ontving ik een brief heden 187en heb hun geschreven zoodra ik hoorde ik 188niet meer terug hoefde.
189Nu wou ik morgen wel eens een togtje naar 190Schevening maken met de tram & op ’t strand 191wat teekenen.
193'Naar aanleiding van ZEd_’s bezoek heb ik ’t ook aan den Hr Tersteeg 194'met een woordje geschreven ik er uit was en hem bedankt 195voor zijn onverwacht bezoek.
196Zondag zou ik naar de vrouw willen gaan 197van wie ik een briefje heb zij gisteren voor ’t eerst 198een half uur mogt opstaan & alles ook met 199het kindje goed ging.
200Ik word nog bijzonder gaauw mat en vermoeid/ 201wat komt omdat ik zoo lang mij heb moeten 202stil houden & in bed blijven en dat is een gek gevoel. 203Maar in veel opzigten voel ik me wel en gezonder 204dan dezen winter. en ik gevoel mij zoo 205opgeruimd & dankbaar voor veel dingen_
206Ik hoop dat gij dezer dagen nog eens een half 207uurtje vinden zult om eens te schrijven of gij het 208plan om ’t op die manier aan Pa & Moe te vertellen 209goedkeurt. Maar eerst moet de vrouw wat aansterken 210want ze mag nu geen emotie van buiten hebben 211of in spanning zijn over een of ander vooreerst, zeer 212gedecideerd niet. Maar over een maand of een week 213of zes/ naarmate het vordert met haar beterschap.
214Zij heeft Pa gezien bij gelegenheid van zijn bezoek want 215het was ’t bezoekuur en zij zat beneden in den gang te wachten 216maar Pa kende haar natuurlijk niet.15
217Het is al laat & ik wou morgen wat vroeg opstaan & stilletjes 218met mijn teekengerij naar buiten gaan als of er niets was 219tusschen nu & de vorige keer ik te Scheveningen in de duinen 220zat. Ik wou wel ’t mij lukte wat te maken voor Rappard.
221adieu Theo, wel te ruste, maar wat is het heerlijk weer in 222zijn gewone doen te komen. heb het goed & voorspoed en 223wat ik U vooral in groote dosis toewensch dat is die bewuste sereniteit_ 224Met een handdruk_