1r:1
1Beste broer,
1*In bezit van Uw schrijven alsmede van
2ingesloten frs 100 dank ik U daar regt hartelijk voor en
3is het mij behoefte U dadelijk weer eens te schrijven. Omdat het
4geloof ik goed is dat naar mijn beste en opregtste weten
5en met allen ernst die in mij is ik U nog eenige zaken
6moet uitleggen die het van belang is gij regt weten
7en begrijpen moet. Ik hoop dus dat gij dezen brief op Uw
8gemak en met geduld zult lezen want er hangt voor mij
9zooveel van af. Morgen ochtend ga ik terug naar
10het gasthuis en leg er mijn hoofd gerust neer1 als ik
11weet dat gij van alle dingen inlichting hebt/ zoo uitvoerig
12en duidelijk als den afstand het toelaat_
13Veel/ veel liever had ik gij zelf tegenwoordig waart
14en ik van middag nog eens hier U alles kon laten
15zien & met U bespreken. Maar dat gebeurt hopen
16we dan in Augustus.– Vóór ik over verschillende
17andere zaken ga schrijven moet ik U eens zeggen dat
18een passage in Uw brief/ beschrijvende Parijs bij avond/
19mij zeer getroffen heeft. Omdat het in mij opwekte een
20souvenir van me zelf toen ik “Paris tout gris” ook
21gezien heb en door dat zoo bij uitstek eigenaardig effekt
22getroffen ben geweest/ met het zwarte figuurtje en het
23karakteristieke witte paard die de fijnheid van die
24eigenaardige grijzen tot zijn regt doen komen er precies
25zoo bij. Dat nootje donker en dat toonige wit2 zijn
26de sleutel van de harmonie. Maar toevallig in
27het gasthuis heeft op mij nu pas weer een artist grooten
28indruk op mij gemaakt die dat Paris tout gris beschrijft
29met meesterhand. In “Une page d’amour” van Emile
30Zola vond ik eenige stadsgezigten meesterlijk/ meesterlijk
31geschilderd of geteekend/3 geheel in het sentiment van
32de eenvoudige passage van Uw brief. En dat kleine
33boekje van hem is aanleiding dat ik zeer zeker alles ga
34lezen van Zola van wien tot nu toe ik alleen een paar
35kleine brokstukken kende/ 1 waarvoor ik een illustratie
36heb beproeven te maken/ “Ce que je veux”/4 en een ander stuk dat  1v:2
37een oud boertje beschreef/ precies een teekening
38van Millet.5 Er zit toch iets allemagtig artistieks
39in je/ broer – cultiveer het – laat het op de
40een of andere manier zich primo vastwortelen en
41dan uitspruiten – geef het niet aan jan en alleman –
42maar serieus voor je zelf/ denk er eens over en reken
43het geen ongeluk als het door dat denken zich
44concentreert en een meer of minder belangrijke plaats
45in je activiteit zou gaan innemen. Maar ik mogt
46mij op verboden territoir wagen dus voor heden niets
47meer daarover. Alleen nog eens/ er zit “teekening”
48in je korte beschrijving – voor mij voelbaar en begrijpelijk
49ofschoon je je impressie nog niet doorgezet hebt totdat die
50meer robust corps gekregen had en voor iedereen
51zigtbaar of voelbaar op zijn pooten stond. Op ’t punt waar je de beschrijving
52losgelaten hebt begint de eigentlijke pijn en spanning
53van créeeren – maar de intelligentie van het créeeren
54hebt ge bliksems goed. Nu kunt ge niet verder omdat
55gij nog niet in Uw zelf gelooft in dit opzigt, anders
56sprongt gij de sloot over, n.l. waagdet U verder_– Doch
57basta.– Er is in je beschrijving een je ne sais quoi/
58een geur – een souvenir – van b.v. een aquarel van
59Bonington/ alleen het is nog flaauw als in een nevel.
60Weet ge wel dat in woorden te teekenen ook een kunst
61is en die soms verraadt dat er een verborgen kracht
62sluimert – even als het blaauwe of grijze rookwolkje
63haardvuur verraadt.–

64Zeer zeker apprecieer ik ’t geen Pa en Moe deden
65gedurende mijne ziekte – gij weet ook ik er U dadelijk
66over schreef – evenzeer als ik ook ’t bezoek van H.G.T.
67op prijs stel. Evenwel heb ik daarom niet direkt aan
68Pa en Moe over Sien of iets anders geschreven en alleen
69met een kort woord hun op de hoogte gehouden van
70mijn beterschap. En zie hier waarom. Omdat er iets
71is overgebleven van het verl. zomer en dezen winter
72gebeurde dat als een ijzeren slagboom scheiding maakt
73tusschen verleden en tegenwoordig.
 1v:3
74Op dezelfde wijs als verl. jaar tot Pa en Moe
75om raad te vragen of hunne opinie/6 is geenszins mijn
76voornemen omdat het mij alstoen gebleken is dat
77in denkwijs en levensopvatting er een gedecideerd verschil
78is. Evenwel is het mijn vurig verlangen vrede te
79houden en Pa en Moe te overtuigen dat het niet
80goed zoude zijn indien zij zich tegen mij zouden zetten/
81meenende dat ik iemand was die zoomaar wat droomde
82en niet wist te handelen – dat/ zeg ik/ zij zich
83vergissen in de meening dat ik bestaande
84toestanden onpraktisch beschouwen zoude zóó dat het noodig
85zou wezen dat zij mij “leiden” zouden.
86Zie, Theo, geloof me/ ik zeg het niet met bitterheid/
87minachting of geringschatting van Pa en Moe – of
88ophemeling van mij zelf – maar alleen om
89een daadzaak U te doen inzien/ namelijk deze.
90Pa en Moe zijn niet de menschen die mij
91'begrijpen – noch in mijn fouten noch
92van een beteren kant – zij kunnen zich niet in
93mij indenken – met hun redeneeren leidt tot niets
94dan tot twist. Wat nu te doen??? Ziehier
95mijn plan hetwelk gij hoop ik approuveeren zult.
96Ik hoop het zóó aan te leggen dat b.v. de volgende
97maand ik een muntje van f_ 10 of liever f_ 15 kan
98overleggen. Dan – maar eer niet – wilde ik
99Pa en Moe eens schrijven dat ik hun iets te
100zeggen heb. Dat ik Pa verzoek zijn reisje op
101mijn kosten eens te herhalen en bij mij voor
102eenige dagen te komen logeeren.
103Ik wil hem dan Sien en haar klein kindje
104die hij niet verwacht laten zien – als mede
105het heldere huis en het atelier vol van
106allerlei onderhanden zijnd werk – en ik
107zelf hoop ik alsdan geheel hersteld.
108Mij dunkt dit alles zal op Pa een beteren
109en dieperen en meer wenschelijken indruk  1r:4
110maken dan woorden of schrijven. In korte
111woorden zal ik hem vertellen hoe Sien en
112ik haar bange zwangerschap dezen winter door-
113worsteld hebben – hoe gij ons trouw geholpen
114hebt en helpt ofschoon gij eerst later van Sien
115gehoord hebt. Dat zij mij onwaardeerbaar is/
116vooreerst door de liefde en gehechtheid die de
117omstandigheden tusschen ons bevestigd hebben en
118ten tweede door dat zij van ’t begin af aan
119met veel goeden wil/ intelligentie en praktisch
120zich er geheel aan toegewijd heeft om mij
121te helpen in mijn werk. En dat dus zij en ik
122van harte hopen dat Pa het goedvindt
123ik haar tot vrouw genomen heb. Ik kan niet
124anders zeggen dan “genomen heb” want
125de formaliteit van het trouwen is niet wat haar
126tot mijne vrouw maakt doch het is een band die reeds
127bestaat – een gevoel dat wij van weerskanten
128elkander liefhebben, begrijpen en helpen.
129Wat nu Pa zeggen zal omtrent het trouwen zelf
130is iets waaromtrent ik geloof dat hij zelf zeggen zal,
131“trouw haar”.–
132Ik wenschte Pa een indruk kreeg frisch en helder
133van eene nieuwe toekomst voor mij/ dat hij
134mij hier zag in eene omgeving die geheel anders
135is dan hij nu mogelijk ’t zich voorstelt/ dat hij volkomen
136gerustgesteld was ten opzigte van mijn stemming
137jegens hem, dat hij goeden moed had in mijn
138toekomst en curateele of Gheel op duizend
139mijlen afstand wierp.7 Zie Theo, ik weet
140geen korter/ geen opregter weg of
141middel dan wat ik U hierbij schrijf om
142praktisch en binnen kort de goede
143verstandhouding te herstellen. Schrijf mij
144hieromtrent Uw gevoelen.–
 2r:5
145Nu/ verder komt het mij niet overbodig voor U
146nog eens te zeggen/ ofschoon ’t moeielijk te zeggen is/
147wat ik voor Sien gevoel. Ik heb een gevoel van
148’t huis te zijn als ik met haar ben/ een gevoel
149als brengt zij mijn “eigen haard” mee/ een
150gevoel dat wij zamengegroeid zijn. Dat is een
151innig diep gevoel/ ernstig en niet zonder
152een donkere schaduw van haar en
153mijn tamelijk somber verleden/ een schaduw
154waarover ik U reeds schreef/8 als of namelijk
155iets sombers ons ook zou blijven dreigen waartegen
156ons leven een gestadige worsteling moet zijn.
157Tegelijk echter een groote kalmte en
158helderheid en opgewektheid voel ik bij de gedachte
159aan haar en aan den regten weg die voor mij ligt.
160Gij weet dat ik U verleden jaar veel geschreven
161heb over Kee Vos – zóó dat/ dunkt mij/ gij in staat
162zijt te overzien wat er binnen in mij is om-
163gegaan. Meen niet dat ik U toen mijne
164gevoelens overdreef – het was een sterke
165hartstogtelijke liefde die ik voor haar gevoelde/
166anders dan voor Sien. Toen ik te Amsterdam
167ondervond dat, wat ik niet dacht het geval was,
168zij van mij een soort afkeer had zoo dat zij mijn
169handelwijs beschouwde als forceeren en mij zelfs
170niet zien wilde/ maar “dat zij de deur uit ging
171van haar eigen huis zoolang ik er in was”/9
172toen – maar niet eer – kreeg die liefde voor
173haar een doodelijken slag. Wat ik eerst merkte
174toen/ van mijn bedwelming als ’t ware bekomen/ ik hier
175te s’Hage was dezen winter. Er was toen iets in
176mij van onuitsprekelijken weemoed – die ik onmogelijk
177kan beschrijven. Ik weet dat ik toen veel/ veel
178gedacht heb aan een mannelijk woord van
179Vader Millet/ “il m’a toujours semblé que
180le suicide etait une action de malhonnête
181homme”.–10
 2v:6
182De leegheid/ de onuitsprekelijke misère van binnen
183maakte dat ik dacht – ja ik kan mij begrijpen dat
184er menschen zijn die in ’t water springen – alleen
185was het verre van mij zulks in die menschen te
186approuveeren en ik vond soliditeit in dat
187woord dat ik U schreef en verreweg de betere
188levensopvatting/ zich aan te grijpen en in het werk
189een geneesmiddel te zoeken. Zooals gij trouwens weet
190hoe ik het toen aangepakt heb.
191Het is moeielijk/ vreesselijk moeielijk/ ja bepaald onmogelijk iets als mijn hartstogt van verl_ jaar als illusie
192te beschouwen/ dat doen Pa en
193Moe maar ik zeg “ofschoon het nooit zijn
194zal/ het had kunnen zijn”. Illusie was
195het niet maar de beschouwingen liepen uit-
196een en de omstandigheden namen een zoodanigen
197keer dat de wegen verder & verder uiteengingen
198in plaats van tot elkaar te komen.
199Ziedaar hoe ik er over denk – het is mijn
200heldere en opregte gedachte – het had
201kunnen zijn maar nu kan het niet meer.
202Had Kee Vos gelijk een afkeer van mij te hebben/ had
203ik ongelijk vol te houden – ik verklaar het niet
204te weten. En het is niet zonder pijn en droefheid
205dat ik er aan terug denk en over schrijf – ik zou zoo
206graag het beter willen begrijpen om welke reden
207alstoen Kee Vos zoo was en ook hoe het
208kwam dat mijn ouders en haar ouders zoo
209ten eenemale onheilspellend en er tegen waren/
210minder nog door hun woorden – ofschoon ook
211zeer zeker daardoor/ vooral indirect/ in de beteekenis meer dan den vorm – dan wel door hun volstrekt
212gebrek aan waarachtige/ warme/ levende sympathie.
213Deze laatste woorden kan ik niet verzachten doch
213abeschouw het als een stemming van hun die ik liever vergeten wil.–
214Nu – in de gegevenen – is het bij mij geworden
215als een groote diepe kwetsuur maar die
216genezen is/ maar altijd toch voelbaar.
 2v:7
217Toen – in dien winter – kon ik toen
218onmiddelijk weer “liefde” voelen. Zeer zeker
219neen_– Maar dat de menschheid niet in
220mij uitgedoofd was of verstompt – maar dat
221mijn smart juist eene behoefte aan medegevoel
222voor anderen opwekte – is dat verkeerd???
223Ik meen neen. Sien was dus aanvankelijk
224voor mij een medemensch/ alleen en
225ongelukkig als ik zelf_– Evenwel zelf niet moedeloos zijnde
226was ik er toen juist in een stemming voor om haar
227praktisch een soort steun te geven/ wat tegelijk voor
228mij zelf een opwekking was om staande te blijven.
229Maar gaandeweg en langzamerhand toen werd
230het tusschen haar en mij iets anders. Eene bepaalde
231behoefte aan elkaar_ Zoo dat zij en ik
232niet meer van elkaar weken/ hoe langer hoe
233meer in elkaars leven indrongen en toen was het liefde_
234Theo ik moet misschien bij U eens een pijnlijk punt
235aanroeren dat U begrijpelijk misschien zal maken wat ik bedoel.
236Gij hebt vroeger wat Pa en Moe ook een “illusie” noemen
237gehad voor een vrouw uit het volk11 en dat daar toen
238niets van gekomen is is niet omdat gij niet dien
239weg in ’t leven hadt kunnen nemen maar omdat
240het anders gegaan is en gij U zelf nu sedert gevormd hebt
241tot het leven in een anderen stand zoodat gij daar
242nu vast in staat en voor U ’t nu niet op nieuw
243een illusie zou zijn indien gij een meisje uit
244uw stand zoudt willen trouwen. Op U zou
245men geen aanmerking maken
245aen ofschoon van dat eerste niets kwam/ van eene nieuwe liefde zou wel iets komen en zoudt ge
245bin slagen.
245Uw weg is mijns
246inziens dus nu geenszins een vrouw uit het volk te
247'nemen/ de zoogenaamde illusie was bij U
248de vrouw uit het volk/ de realiteit is nu voor U geworden de vrouw van
249dergelijken stand als Kee Vos.
250Voor mij is het echter omgekeerd/ de illusie (OFSCHOON
251IK DAT WOORD OF DIE DEFINITIE VOLSTREKT NOCH IN UW NOCH IN
252MIJN GEVAL GESCHIKT OF JUIST VIND) was: Kee Vos/ de realiteit is geworden
253de vrouw uit het volk.
 2r:8
254Er is tusschen Uw geval en ’t mijne in verscheiden opzigten
255onderscheid_ Uw mislukking was toen ge twintig jaar waart/
256de mijne verleden jaar maar ofschoon dan
257gij zoowel als ik eene illusie/ mislukking
258of wat dan ook – ik weet werkelijk niet hoe ’t te noemen/
259moogt gehad hebben – die neemt noch voor
260U noch voor mij iets meer réeels weg_
261Want ik meen zeer zeker dat noch gij noch ik voor
262celibataires in den wieg zijn gelegd.
263Waar ik op komen wil is dit – wat tusschen
264'Sien en mij is is werkelijk; het is geen droom/
265het is realiteit. Dat mijn gedachten en
266werkkracht een vast punt/ eene bepaalde rigting
267hebben gevonden/ reken ik een grooten zegen.
268Het moge zoo zijn dat ik voor Kee Vos meer hartstogt
269had en zij in sommige opzigten ook bevalliger was
270dan Sien – dat de liefde voor Sien daarom
271minder opregt zou zijn – voorzeker niet – want
272de omstandigheden zijn te ernstig en het komt
273'alles op handelen en praktijk aan en dat was zoo
274van ’t begin af aan dat ik haar ontmoette.–
275Zie wat het resultaat is... nu als gij komt
276vindt ge mij niet moedeloos of melankoliek –
277maar komt gij in een omgeving waar gij
278geloof ik vrede mee hebben zult/ althans schik er in. Een jong atelier/
279een nog jong huishouden in volle werking.12
280Geen mystiek of geheimzinnig atelier maar
281een dat zich geworteld heeft in ’t volle
282leven zelf. Een atelier met een wieg
283en een kakstoel. Waar dus geen
284stagnatie is maar waar alles stemt en
285dringt en opwekt tot activiteit.
 3r:9
286Wanneer nu de een of ander bij
287mij komt vertellen dat ik een slecht
288financier zou wezen dan wijs ik hem
289op dit mijn boeltje. Ik heb mijn
290best gedaan, broer, om te zorgen dat
291gij zien kunt (en niet alleen gij maar
292ieder wie oogen in ’t hoofd heeft)
293dat ik er naar streef en soms
294er in slaag om praktisch de dingen
295aan te vatten. HOW TO DO IT.13
296Wij hebben dezen winter de zwangerschap van
297de vrouw gehad/ mijn onkosten om mij te
298installeeren – nu is de vrouw bevallen/
299ik vier weken ziek geweest – en nog
300niet beter – niettegenstaande dat
301alles is de boel netjes en fleurig
302en helder en opgeruimd en heb ik mijn meubels/
302abeddegoed/ schildergerij voor een groot deel.
303Het heeft gekost wat het gekost heeft, voorzeker
304ik zal het niet gering schatten, maar
305alleen Uw geld is niet in ’t water
306gegooid/ er is een jong atelier door gekomen
307dat ook nu Uw hulp nog niet ontbeeren
308kan maar waar nu ook langzamerhand
309hoe langer hoe meer teekeningen uit
310zullen komen opdokken, en dat volstaat met
310ameubels en gereedschap dat toch noodzakelijk is en zijn waarde houdt.
311Zie kerel/ als gij nu hier komt  3v:10
312in een woning vol leven en
313vol activiteit en weet dat gij de
314stichter er van zijt – is dat dan
315niet iets dat U een gevoel van
316betamelijke satisfactie zal geven/ meer dan dat ik een celibataire met une vie de café ware.
316aZoudt gij het anders willen???
317Gij weet hoe ik het niet altijd gelukkig
318had maar erg miserable ben geweest
319en nu door Uw hulp
320komt mijn jeugd voor den dag en mijn
321eigentlijke ontwikkeling.
322Nu hoop ik alleen dat gij die groote
323verandering in ’t oog zult blijven houden
324ook dan wanneer deze en gene het gek van
325U zullen vinden dat gij mij geholpen hebt
326en helpt. En dat gij in de tegenwoordige
327teekeningen de kiem voor de volgende zult
328blijven zien. Nog een kleinen tijd in
329’t gasthuis en dan ga ik weer aan den
330arbeid en de vrouw met het kindje aan
331’t poseeren.
332Voor mij is het klaar als de dag dat men
333voelen moet wat men maakt, dat men
334leven moet in de werkelijkheid van het
335familieleven/ wil men het familieleven
336– een moeder met een kindje – een
337waschvrouw – een naaister/ wat dan ook – intiem  3v:11
338weergeven. Door hardnekkigen arbeid
339wordt langzamerhand de hand gehoorzaam
340aan dat gevoel. Maar dat ik dit gevoel, en
341de kracht om een eigen huishouden
342te hebben – zou uitdooven – dat
343ware zelfmoord. Daarom zeg
344ik – En avant – ondanks donkere
345schaduwen/ zorgen – moeielijkheden/
346helaas ook door bemoeijingen en praatjes van
347menschen. Theo – weet het goed – ofschoon ik
348gelijk gij te regt zegt er mij buiten houd/ ik
349heb er dikwijls zielsverdriet over – maar weet gij
350waarom ik hun niet meer tegenspreek en waarom
351ik er mij buiten houdt – omdat ik moet
352werken en door die praatjes en moeielijkheden mij
353niet van mijn weg mag laten afbrengen.
354Maar ik houd er mij niet buiten omdat ik bang voor hun
355ben of met een mond vol tanden sta_
356Ook heb ik dikwijls gemerkt dat als ik er bij ben ze niets
357zeggen en zelfs beweeren nooit iets gezegd te hebben.
358'U aangaande – als gij weet dat ik mij er niet
359mee bemoei om mij niet zenuwachtig te maken
360en om reden van mijn werk–, zult U ook mijn
361houding wel begrijpen kunnen en het niet
362laf van mij vinden, niet waar.
363Denk niet dat ik mij zelf voor volmaakt houd – of meen
364dat ik er geen schuld aan zou hebben dat veel menschen
365mij voor een onaangenaam karakter houden.
366Dikwijls ben ik vreesselijk en lastig melankoliek,
367prikkelbaar – verlang naar sympathie als met een
368soort van honger en dorst – toon mij als ik die
369sympathie niet krijg onverschillig/ scherp
370en gooi soms zelf nog wat olie in ’t vuur. Ik ben niet
371graag in gezelschap en het omgaan met
372de menschen/ het spreken met hun is mij dikwijls pijnlijk en moeielijk.  3r:12
373Maar weet gij waaruit zoo niet alles/ toch heel veel daarvan
374voortkomt. Eenvoudig door zenuwachtigheid – ik die
375vreesselijk fijngevoelig ben, zoowel in ’t physieke als moreele/ heb
376het eigentlijk beet gekregen in de jaren dat ik het erg miserable
377had. Vraag het een dokter en hij zal er direkt alles
378van begrijpen of het anders kan dan dat nachten doorgebragt
379op de koude straat of buiten, angst om aan brood te komen,
380voortdurende spanning doordat ik eigentlijk zonder betrekking
381was, verdriet met vrienden en familie niet voor 3/4 minstens de oorzaak zijn van
382sommige eigenaardigheden van humeur bij mij – en of
383het niet daaraan toe te schrijven is dat ik soms die onaangename
384buijen of tijden van gedruktheid heb.
385Maar gij of een ander die zich de moeite wil
386geven er over door te denken zullen hoop
387ik daarom mij niet veroordeelen of ondragelijk vinden. Ik verzet
388er mij tegen maar dat verandert mijn
389temperament niet. En ook al heb ik daardoor
390een slechten kant, wat bliksem, ik heb toch
391mijn goeden kant ook en kunnen ze daar ook
392niet eens rekening mee houden.
393Schrijf mij nu eens of gij mijn plannetje om het
394Pa en Moe te zeggen en de betere verstandhouding
395in ’t leven te roepen goedkeurt. Er alleen over
396schrijven of er over te gaan spreken heb ik
397geen de minste trek in en zou dan alligt in
398mijn gewoon gebrek vervallen/ namelijk het
399zóó zeggen dat zij zich aan de een of andere
400expressie stooten zouden. Ziedaar – mij
401dunkt als de vrouw terug is met haar
402kindje – ik geheel beter & terug uit het gasthuis/
403’t atelier aan den gang – dan zou ik graag
404Pa zeggen: kom nu nog eens Uw bezoek hervatten
405en een paar dagen bij me logeeren om eens een paar
406dingen te bepraten. En dan als attentie het reisgeld er
407bijsturen. Een beter plan weet ik niet. à Dieu/ dank voor
408alles en een handdruk & geloof me

408*t. à t.
408*Vincent


6-7 weten en begrijpen < Van Gogh first wrote ‘begrijpen en weten’, but then addedd the numbers 2 and 1 respectively beneath them, indicating that they were to be read in the reverse order.
91 noch < nog
210-211 – ofschoon [...] vorm – < Dashes added by us.
247 nemen < After this word Van Gogh added ‘ofschoon gij als gij gewild hadt er geen kwaad aan zoudt gedaan hebben een anderen weg in te slaan’. He later struck this through and inserted ‘ofschoon [...] slagen’ (l. 245a-b).
264 is is < is
273 praktijk aan < praktijk op aan
358 aangaande < aan gaande
top