Timmermansloods & Wasscherij (uit het venster van mijn atelier).2
Ik heb dezer dagen zoo veel aan U gedacht & ook wel eens aan dien tijd lang geleden, toen zooals ge U herrinnert gij mij eens te s’Hage bezocht hebt, wij zamen langs den Rijswijkschen Trekweg3 wandelden en melk dronken aan dien molen. Het kan wel zijn dat dit mij wat geinfluenceerd heeft bij het maken van deze teekeningen waarin ik zoo naïf mogelijk getracht heb de dingen te teekenen precies zóó als ik ze onder t’oog had. In die dagen van den molen, hoe sympathiek mij dien tijd ook steeds blijve, zou ’t mij echter onmogelijk geweest zijn datgene wat ik zag & gevoelde op ’t papier te brengen. Ik zeg dus dat de veranderingen welke de tijd te weeg brengt eigentlijk in den grond mijn gevoel niet veranderen doch alleen ik meen zulks ontwikkeld wordt in een anderen vorm. Mijn leven en misschien après tout het Uwe ook is niet meer zoo zonnig als toen doch ik wil toch niet terug omdat juist door wat moeite & tegenspoed ik iets goeds zie opdokken, n.l. het uitdrukken van dat gevoel.
Rappard was met eene dergelijke teekening welke C.M. heeft,4 ingenomen en bovendien met al de anderen welke C.M. heeft. Vooral met de grootste van het hofje.5 En hij is iemand die begrijpt wat ik wil en de moeielijkheid er van apprecieert.
Ik denk dat Gij Rappard veel veranderd zoudt vinden sedert zijn eerste zijn in Parijs toen gij hem kendet.6
Ik heb voor mij liggen een deel Household edition met illustraties, van Dickens. Die illustraties zijn fameus en geteekend door Barnard en Fildes.7 Daar komen in voor brokken Oud London8 die ook door de eigenaardige houtgravure een heel ander aspect nog hebben dan b.v. de timmermansloods. Doch ik geloof toch dat de weg om later ook dat nog stoutere en brutale te krijgen is, nu stilletjes door te gaan met zoo trouw mogelijk te observeeren. Zoo als ge ziet zijn er al verscheiden plans op deze teekening en kan men er in rondkijken en doorkijken in allerlei hoeken en gaten. Het rugueuse ontbreekt er nog aan, althans ’t heeft op verre niet die kwaliteit in de mate van bovengenoemde teekeningen maar dat komt al doende.
Ik heb berigt van C.M. in den vorm van een postwissel van f. 20 doch zonder een woord er bij. Of hij mij op nieuw iets bestelt, of hij de teekeningen naar zijn zin vindt weet ik dus voorloopig nog volstrekt niet. Alleen in vergelijking van den prijs voor de vorigen betaald, f. 30,9 en in aanmerking nemende dat deze laatste zending (de eerste waren 12 kleine, deze: 1 kleine, 4 zoo als de bijgaanden, 2 grooten (7 stuks dus)) toch belangrijker was dan de eerste, komt het mij voor dat ZEd. niet met ’t beste beentje uit bed gestapt was toen hij ze ontving of om de een of andere reden ze hem tegenvielen. Ik wil gaarne gewonnen geven dat voor een oog dat uitsluitend aan aquarellen gewoon is, teekeningen waarin met de pen gekrast is en lichten weer uitgekrabt of er met dekverf weer opgezet, iets bars mogen hebben. Doch er zijn ook menschen die, even als ’t soms aangenaam en opwekkend is voor een gezond gestel eens een wandeling te doen als ’t hard waait, er zijn ook liefhebbers, zeg ik, die voor dat barre niet bang zijn.
Weissenbruch b.v. zou deze twee teekeningen niet onaangenaam of vervelend vinden.
In de gegevenen, mogt ik weten dat C.M. liever geen nieuwen ontvangt, ik wil of kan ze ZEd. natuurlijk niet opdringen maar ik hoop dat gij b.v. bij gelegenheid van Uw komst het eens zult kunnen te weten komen hoe het eigentlijk staat.
Natuurlijk zijn ook ofschoon ik zoo gedacht had dat hij mij voor deze zending niet f. 10 minder dan voor de vorige zou gegeven hebben, ook f. 20 mij goed, te meer omdat ik den prijs aan ZEd. heb overgelaten. En is het dat hij goed vindt ik aan een nieuw 6 of 12 tal begin, wil ik zulks wel degelijk doen omdat ik geene gelegenheid wil laten voorbijgaan om iets te verkoopen. Ik wil gaarne mijn best doen het ZEd. naar den zin te maken want ik denk, als ik er maar mijn huur uithaal en er wat makkelijker door rondkom is het de moeite waard. Alleen ZEd. zelf had er van gesproken voor meer uitvoerige teekeningen niet wat minder doch wat meer te geven. En dat ik er over spreek is après tout vooral om te weten wat te doen omtrent eene nog te volgen of niet te volgen nieuwe bestelling. Het kan ook nog wezen ZEd. mij zelf nog later er over schrijven zal.
Ik zal U dezer dagen, als ik tijd heb vandaag, eens een kort lijstje sturen van waar mijn verzameling houtgravures uit bestaat. Ik geloof zoo zeker dat gij er pleizier in zult hebben. Is het dat ik dezen winter minder onkosten heb gemaakt dan anderen in verf, ik heb meer onkosten gehad in betrekking tot de studie van de perspectief & proportie voor een instrument waarvan de beschrijving voorkomt in een werk van Albert Durer en waarvan ook de oude Hollanders zich bedienden.10 Hetwelk ’t mogelijk maakt de proportie van digtbijstaande voorwerpen te vergelijken met die op een verder verwijderd plan, in gevallen waar de constructie volgens de regels der perspectief niet uitvoerbaar is. Hetgeen wanneer men ’t op ’t oog doet – tenzij bij zeer ervarenen & geoefenden – steeds de plank mis is.
Dat ding te maken is mij niet in eens gelukt doch eindelijk toch wel na veel zoeken met behulp van den timmerman & den smid. En ik zie kans met nog meer zoeken nog veel betere resultaten te krijgen.
Het zou mij hoogst aangenaam zijn als er in Uwe garderobe misschien nog een jas & pantalon was die geschikt ware voor mij & niet meer door U gedragen werd.
Want ik werk er vooral op om als ik iets koop het zoo praktisch mogelijk te hebben voor werken in de duinen of binnenshuis doch mijn kleeren om mee uit te gaan worden wel wat kaal. En ofschoon ik mij niet schaam om in een ordinair pak op straat te gaan als ik uit werken ga zoo schaam ik mij wel degelijk voor heerenkleeren die een air krijgen van een heer aan lager wal geraakt. Mijn dagelijksche kleeren zijn echter geenszins slordig juist omdat ik nu Sien heb om er de hand aan te houden & kleine mankementen te verhelpen.
Ik eindig dit schrijven met U nog eens te zeggen dat het zoo zeer mijn wensch is dat de familie in mijn betrekking tot Sien niet datgene zal zien waar volstrekt geen kwestie van is, n.l. eene intrigue. Hetwelk mij onuitsprekelijk tegen de borst zou stuiten en de kloof maar grooter maken. Hetgeen ik hoop is dat men niet met een zekere voorbarige wijsheid er zich in mengen zal om te verhinderen ik met haar zij. Ik bedoel met soortgelijke als die van Pa toen hij mij te Gheel11 wilde caseeren. Speculeeren op erfenissen waarvan gij met een woord spraakt is reeds daarom alleen buiten kwestie omdat er geen erfenissen voor mij zijn waarvan ik weet, ook niet kunnen zijn dunkt mij want er is niets. ’thuis is er mijns inziens letterlijk geen geld. De eenige persoon van wie in heel andere omstandigheden ik misschien iets had kunnen erven omdat ik zijn naamgenoot ben, Oom Cent, is iemand met wien ik gedurende vele jaren bepaald in onmin geweest ben om reden van veel dingen en wel derwijze dat het in den aard der zaak ligt dat zulks niet geredresseerd kan worden op de wijs als was ik zijn protegé omdat ik zelf dat zeker niet zou willen en hij er ook natuurlijk niet in ’t minst meer aan denkt ook al hoop ik dat even als verl. jaar bij eventueele ontmoeting met ZEd. wij geen publieke standjes maken zullen. En nu met een handdruk
Scenes aan boord v. Engelsche schepen & militaire schetsen.
1
,,
Heads of the people door Herkomer,37 aangevuld door teekeningen van anderen & door portretten
1
,,
Scènes uit het Londonsche volksleven vanaf de opium rookers38 en White Chapel & The seven dials39 tot de meest elegante dames figuren en Rotten Row40 of Westminster Park. Hier bijgevoegd zijnde correspondeerende scènes uit Parijs & New York is het geheel een curieuse “Tale of those cities”.
41
1
portefle.
De groote bladen van Graphic, London News, Harpers Weekly, Ilustration &c. waaronder Frank Holl,42 Herkomer, Fred Walker,43 P. Renouard,44 Menzel,45 Howard Pyle.46
1
portefle.
The graphic portfolio47 zijnde aparte uitgaaf van afdrukken niet van de clichés doch de blokken zelf van eenige houtsneden, waaronder de Homeless & hungry van Fildes.48
Eenige geillustreerde boeken waaronder Dickens en de Fred. de Groote v. Menzel, kleine uitgaaf.49