2Wil ’t mij lukken U verder inzigt te geven in ’t geen 3waarover ik reeds schreef zoo moet gij wel begrijpen waar 4de wortel zit. En ik moet van mijn bezoek te 5Amsterdam niets verzachten. Doch ik begin 6met U te verzoeken het niet als eene brutaliteit 7te beschouwen als ik U moet tegenspreken_En U 7avoor alles hartelijk te danken voor de ingeslotene frs 50.– 8Als ik ’t niet krachtig zeg hebt ge er toch niets 9aan maar ik zou zwijgen indien gij op 10den voorgrond steldet dat ik U moet toegeven. 11Ik geloof niet gij zulks op den voorgrond stelt 12en gij zult zelf misschien ’t wel niet onnatuurlijk 13vinden dat er kanten zijn in ’t leven die bij 14U minder ontwikkeld zijn als Uw inzigt in de 15zaken/ waar ik U graag dubbel en dwars 16als beter op de hoogte dan ik beschouw/ en 17’t niet ligt wagen zal U te zeggen/ dit of dat 18is zoo niet. Integendeel/ vooral wanneer gij 19’t mij wat uitlegt gevoel ik dikwijls dat gij 20de dingen beter weet dan ik. Maar 21van den anderen kant/ als het betreft 22liefde – dan sta ik soms versteld over 23Uwe zienswijs. En ik wil er zelfs – neem het mij 24niet kwalijk – iets nieuws bijvoegen. Uw laatste 25brief betreffende M. & H.G.T. bewees mij dat in 26den kring en stand van M. & H.G.T_ gij vasten voet 27schijnt te hebben en een manier van doen die 28de mijne niet is – zoodat gij met hen vlot – doch 29ik niet/ 29amaar buiten dien stand ziet gij oppervlakkig en met vooroordeel_ 29Want die laatste brief van U heeft mij 30meer te denken gegeven dan gij misschien weet. 31Mijn fout zit hem dunkt me hier en de eigentlijke reden 32van mijn afgescheept worden. Als men geen geld heeft 33dan is men van zelf reeds buiten kwestie en het is 34dus eene vergissing en kortzigtigheid van mij geweest 35’t geen M. zeide letterlijk op te nemen en ook maar een oogenblik 36te denken/ H.G.T. zal zich herinneren dat ik reeds zooveel moeite 37gehad heb.
38Het geld is tegenwoordig wat het regt van den sterkste 39vroeger was. Iemand tegen te spreken is fataal 40en doet men het/ de reactie is niet tot nadenken wekken 41doch men haalt zich een vuistslag op den hals. 42Dat wil zeggen/ in den vorm van “ik koop niets meer van hem” 43'of “ik help hem niet meer”.–
44Dit zoo zijnde – waag ik mijn hoofd als 45ik U tegenspreek – maar ik weet niet 46Theo/ hoe ik anders zou kunnen doen/ moet 47het er af/ ziehier mijn nek. Gij kent mijn 48omstandigheden en weet dat van Uwe hulp 49als ’t ware mijn leven of niet leven afhangt_ 50Maar ik sta tusschen twee – als ik 51antwoord op Uw brief/ Ja Theo gij hebt gelijk/ 52ik zal Christien laten loopen/ 53dan zeg ik primo eene onwaarheid door 54U gelijk te geven en ten tweede verbind 55ik mij iets afschuwelijks te doen. 56Als ik U tegenspreek en gij doet als 57H.G.T_ en M. dan is om zoo te zeggen mijn 58nek er af.–
59Nu/ dan in Godsnaam maar kop af 60als ’t moet.– ’t andere is nog erger.
61Hier begint dus een kort geschrift waarin ik 62ronduit eenige dingen zal verklaren waarvan ik 63’t mogelijk acht dat zij door U zoo zullen worden 64opgenomen dat gij mij Uwe hulp onttrekt 65maar ze te zwijgen om Uwe hulp te houden komt 66mij voor een leelijke manier van doen te zijn 67en ik waag liever het ergste. Lukt het mij U 68aan ’t verstand te brengen ’t geen gij nu geloof ik nog 69niet begrijpt dan zal het Christien en haar kind en 70mijzelf beter gaan. En om dat te bereiken moet ik wagen te zeggen 71wat ik zeggen zal.
72Om uit te drukken wat ik gevoelde voor Kee Vos 73zeide ik ronduit: zij en geen ander.1 Haar nooit 74neen nimmer was niet voldoende mij van haar 75te doen afzien.– Ik had nog hoop en ondanks 76dat – ’t welk ik meende te zijn een stuk ijs dat smelten 77zou – bleef mijne liefde levendig.
78Evenwel ik had geen rust. ’t was eene spanning 79die ondragelijk werd omdat zij maar altijd zweeg/ 80omdat ik nooit een syllabe antwoord ontving..
81Toen ging ik naar Amsterdam_– Aldaar werd mij 82gezegd..... Als gij in huis zijt dan gaat Kee het 83huis uit_– Tegenover Uw “zij en geen ander” staat 84haar “hij zeker niet” – uw volhouden is walgelijk_ 85Ik stak mijn vingers in de vlam van de lamp 86en zei/ laat mij haar zien voor zoolang als 87ik mijn hand in de vlam houd/ en 88’t is geen wonder dat toen later misschien 89H.G.T. naar mijn hand gekeken heeft.
90Doch zij bliezen de lamp uit geloof ik/ en zeiden 91gij zult haar niet zien. En toen daarna 92had ik nog een gesprek met haar broer2 die 93officieel of officieus zei dat niets dan rijksdaalders3 94'iets bewerken konden. Officieel of officieus/ ik vind ’t 95allebei even gemeen, en toen ik Amsterdam verliet 96had ik een gevoel als was ik op de slavenmarkt geweest. 97Zie/ dat was mij te kras, vooral toen men sprak van mijn forceeren 98en ik gevoelde dat de dingen die men mij zeide doodslagers 99waren en dat mijn “zij en geen ander” doodgeslagen werd_ 100Ik heb toen niet direkt geheel en al maar toch snel 101genoeg die liefde voelen sterven/ een ledig/ een 102oneindig ledig er voor in de plaats. Nu/ gij weet, ik 103geloof in God/ ik twijfelde niet aan de magt van liefde. toch/ 104toen heb ik iets gevoeld van/ Mijn God mijn God/ waarom 105hebt gij mij verlaten/4 en ik begreep niets meer/ ik 106dacht/ heb ik mij dan bedrogen......... o God, er is geen God!51r:4 107Tegen die koude afschuwelijke ontvangst 108in Amsterdam kon ik niet tegen – bij ’t scheiden van 109de marta leert men de kooplui kennen_–
110Zou Ds J.P.S. en Ds T.v.G. van af den 111preekstoel als zij er in hun toga & met hun grijs 112haar zoo eerwaardig uitzien/ zóó durven preeken 113over de liefde als zij er in de binnenkamer over 114spreken. Zij zouden dat wel laten.
115Ik dacht nog aan ’t woord van den profeet: 116 “Ouden van Israel wat doet ge in ’t donker”/6 117’t welk woord gerigt was tot bedriegelijke priesters die 118zich door geld lieten influenceeren.
119Suffit. Ik had toen afleiding en opbeuring door Mauve/ 120ik wierp mij in mijn werk met alle kracht. Toen/ 121nadat M. mij in den steek gelaten had & ik eenige dagen 122niet wel geweest was – einde Januarij heb ik Christien 123ontmoet.7
124Gij zegt Theo/ dat “als ik K.V. werkelijk lief gehad had ik 125nu dat niet doen zou.” Begrijpt gij nu echter beter 126dat na ’t geen te Amsterdam gezegd werd ik niet verder 127kon – had ik toen moeten wanhopen – waarom 128zou een eerlijk man wanhopen – ik ben geen 129slechtaard/ ik verdien niet zoo beestachtig 130behandeld te worden. Nu/ wat kunnen ze_ ’t is 131waar/ ze hebben de overhand gehad, mij toen gedwarsboomd 132te Amsterdam. Nu vraag ik echter verder hun advies 133niet meer en als meerderjarig vraag ik/ 134staat het mij vrij 135te trouwen ja dan neen. Staat het 136mij vrij een werkmanspak aan te trekken 137en te leven als werkman ja dan 138neen. Aan wie ben ik verantwoording verpligt/ 139wie zal probeeren mij te dwingen.
140Wie lust heeft mij te hinderen/ laat hem opdokken!
2r:5 141Ziet gij Theo, ik ben het moede en mat_8 142Denk na en ge zult het begrijpen. Pa, Oom Stricker/ 143H.G.T. en weet ik wie meer/ noemen zich 144menschen van vormen & beschaving en 145ze handelen met een grofheid/ een 146jesuitisme/ een onregtvaardigheid waarvan 147mijn ziel een afschuw heeft. Nooit/ nooit 148een schijn of schaduw van berouw of 149een opregt terugkeeren om te zeggen/ ik 150deed dit of dat/ het was slecht.–
151Zij vinden te veel bijval/ zij weten te goed 152dat de meeste menschen het zoo hebben willen 153en zij houden de wereld te vriend.
154Hebben ze daar pleizier in/ denken ze dat 155zij er goed mee uit zullen komen en er 156vrede van hebben ook in ’t eind – welnu 157laat hun dan hun gang gaan – ik kan hen 158niet stoppen. Doch ik voor mij mag & moet 159gaan volgens mijn eigen geweten. En 160is mijn weg er minder regt om omdat 161de een of ander zegt “gij gaat van den 162regten weg9 af”_– C.M. praat ook altijd 163van den regten weg net als H.G.T. en de 164dominés. Maar C.M_ noemt 165de Groux ook een gemeene kerel/10 dus: 166wat is C.M./ ik laat hem praten 167voortaan, mijn ooren zijn het moe. Ik ga om 168het te vergeten in ’t zand liggen voor een ouden boomwortel 169en een teekening daarvan maken.11 Met een linnen kiel aan/ 170en rook mijn pijp en kijk in de diepe blaauwe lucht.... 171of naar het mos of het gras.
172Dat calmeert mij. En evenzeer voel ik mij 173kalm als b.v. Christien of haar moeder poseert en 174ik de proportie bereken en het ligchaam met zijn 175lange golvende lijnen zoek te doen voelen onder 176de plooien van een zwarte japon.
177Ik ben dan 1000 mijlen ver van C.M./ J.P.S./ 178H.G.T. en veel gelukkiger.
179Doch... helaas dan komt de zorg en ik 180moet ’t zij spreken ’t zij schrijven over geld en 181dan begint het van voren af aan. Ik denk dan/ 182H_G.T_ en C_M. konden 183zooveel beter doen als zij zich niet met 184mijn “weg” bemoeiden maar mijn teekenen encourageerden_ 185Gij zult zeggen/ C.M. doet dat/ maar ziehier 186waarom de bestelling nog niet uitgevoerd is. 187Mauve zeide mij/ die Oom van je heeft 188het enkel gedaan om dat hij eens bij je is geweest 189maar ge moet wel begrijpen dat dat niets 190beteekent en dat het onmiddelijk weer uit zal zijn, 191en dan hebt ge geen mensch meer.
192Gij moet weten Theo/dat ik daar niet tegen kan/ 193wordt zoo iets me gezegd – mijn hand valt slap 194neer als verlamd. 194aVooral als C.M. toch ook al dingen gezegd heeft 194bvan vormen geloof ik_
195ik heb voor C.M. gemaakt 12 teekeningen 196voor f_ 30. dus f_ 2.50 per stuk. het is een lastige 197karwei waar voor meer dan f_ 30 moeite aan zit 198en ik verdien niet dat ik ’t dan nog als een 199genade moet beschouwen of iets dergelijks. 200Voor de 6 anderen had ik reeds veel moeite 201gedaan/ ik had er studies voor gemaakt – 202’t is daarbij gebleven. De moeite heb ik ook voor 203de nieuwen reeds gehad/ het is dus geen
2v:7 204luiheid maar ik sta verlamd.
205Ik redeneer dan tegen mijzelven/ ik 206zal ’t me niet aan trekken maar ik ben 207zenuwachtig en zoo iets blijft bij me hangen 208en keert terug als ik er weer aan begin. 209Zoodat ik dan met mij zelven moet laveeren 210en aan ander werk werken.
211Ik begrijp Mauve niet – het was vriendelijker 212van hem geweest als hij zich nooit met me 213bemoeid had. 213aWat raad gij mij/ de bestelling van C.M_ 213bdoor te zetten of niet?– ik stond als niet wetende 213cwat te doen.
214In vroeger jaren was er een anderen toon onder 215de schilders – nu vreten ze elkaar op 216en zijn groote heeren die in villa’s wonen 217en intrigueeren. Ik ben liever op de 218Geest of in een andere achterstraat/ 219graauw – armzalig – slikkerig, somber/ 220maar daar verveel ik mij nooit doch 221in die mooie huizen embêteer ik me en 222zich verveelen vind ik slecht/ dus dan 223zeg ik/ daar hoor ik niet & ik kom 224er niet meer. Goddank dat ik mijn werk 225heb maar om te kunnen werken heb ik 226nog geld noodig inplaats van te verdienen, 227en daar zit hem de knoop. Als ik over een 228jaar/ of ik weet niet hoe lang of hoe kort/ die Geest 229of een andere straat zoo teeken als ik ’t zie met 230die figuren van oude wijven/ arbeiders/ meiden/ 231dan zal H_G.T. &c_ heel lief zijn, maar 232dan krijgen ze mijn “donder op” en 233ik zal zeggen/ ge hebt mij in den steek gelaten 234toen ik in de moeite zat, vriend, ik ken u niet/ 235ga weg, ge staat mij in ’t licht.–
236Och heer – waarom zou ik bang zijn – 237wat kan mij ’t “onbehagelijk”/ “onverkoopbaar” van 238H.G.T. scheelen. Als ik eens moedeloos ben dan 239kijk ik naar Les bêcheurs van Millet12 en le banc 240des pauvres van de Groux13 en dan wordt H.G.T_ 241zoo klein, zoo niets, en al die praatjes 242zoo armzalig dat ik weer in mijn humeur raak 243en mijn pijp aansteek en weer aan ’t teekenen ga. 244Maar komt op zoo’n moment/ vroeger of later/ 245iemand van de beschaving me in den weg dan zou 246hij wel eens dingen kunnen hooren die zoo tamelijk 247ontnuchterend waren.
248Gij zult mij nu vragen Theo/ of dit een 249en ander ook op U slaat/ ik zeg daarop/ 250Theo wie heeft mij brood gegeven en geholpen_ 251ik meen gij – het slaat dus zeer zeker 252niet op U. Alleen komt de gedachte wel eens 253bij mij op/ waarom is Theo geen schilder/ zal 254hij zich in die beschaving niet eindelijk gaan vervelen. 255Zal hij niet later spijt hebben dat hij de beschaving 256maar gelaten heeft en een handwerk geleerd/ een vrouw 257getrouwd/ een kiel aangetrokken. Maar 258er kunnen redenen zijn die ik niet 259apprecieeren kan/ dus genoeg. In zake 260van liefde weet ik niet of gij datgene reeds weet 261wat eigentlijk ’t A_B.C. is. Vind ge dat pretentieus 262van me. Ik bedoel er mede dat men ’t best 263voelt wat liefde is als men zit bij een ziekbed/ 264soms zonder een cent in den zak. Het is 265geen aardbeien plukken in de lente14 – dat duurt 266maar enkele dagen en de meeste maanden 267zijn graauw en somberder, doch in die somberheid 268leert men iets nieuws en soms is het mij als wist 269gij dat en soms denk ik/ hij weet het niet_
270Ik wil het huiselijk lief en leed zelf door 271om het te kunnen teekenen uit eigen 272ondervinding. Toen ik uit Amsterdam 273was voelde ik mijn liefde die toch opregt/ 274toch ongeveinsd was en sterk/ letterlijk 275doodgeslagen – doch na den dood 276staat men op uit den dood_ Resurgam.15 277Ik heb toen Christien gevonden. Aarzelen/ 278uitstellen kwam niet te pas. Er moest 279gehandeld worden. Als ik haar niet 280trouw dan was het vriendelijker van 281mij geweest indien ik mij maar niet 282met haar had bemoeid. Doch door 283dezen stap ontstaat er een kloof/ 284ik doe dan zoo beslist als ’t maar kan 285wat men noemt “uit zijn stand gaan” 286maar dat is niet verboden en dat is 287niet slecht ofschoon de wereld het 288verkeerd noemt. Ik rigt mijn huishouden 289in als een arbeidershuishouden. Ik ben 290daar meer in t’huis/ ik heb het reeds 291vroeger gewild doch het toen 292niet kunnen uitvoeren. Ik hoop dat 293gij over de kloof heen mij de hand 294zult blijven reiken. Ik heb gesproken 295over frs 150 per maand. gij zegt dat ik 296meer noodig heb. Wacht eens. Mijn uitgaven 297gingen nooit gemiddeld frs 100 per maand 298te boven sedert ik bij Goupil vertrok behalve als er 299reizen tusschenbeiden kwam. En bij Goupil had ik eerst 300dertig gulden en later frs 100_
301Nu deze laatste maanden had ik meer 302uitgaven doch ik heb mij moeten 303vestigen/ en ik vraag het U/ zijn die 304uitgaven onredelijk of buitensporig_ 305Te meer als gij weet wat daar bij kwam_ 306En hoe dikwijls dikwijls in die lange jaren 307had ik veel minder dan frs 100.– 307aEn als ik door reizen soms 307buitgaven had/ heb 307cik mijn talen niet geleerd en mij ontwikkeld – is dat geld in ’t water.
308Nu is het noodig ik een regt pad 309voor mijn voeten maak.16 Stel ik het 310trouwen uit dan is er iets scheefs in 311mijn positie dat mij tegen de borst stuit_ 312Zij en ik willen ons bekrimpen en behelpen 313mits wij maar trouwen.
314Ik ben 30/17 zij 32/ dus wij beginnen niet 315als kinderen. Wat betreft haar moeder 316en haar kind/ het laatste neemt haar 317smet weg; voor eene vrouw die moeder 318is heb ik respect 318aen ik vraag niet naar haar verleden. 318Ik ben blij dat zij een kind 319heeft/ daardoor juist weet zij wat zij weten moet_ 320Haar moeder is zeer werkzaam en verdiende 321wel een ridderkruis omdat zij gedurende jaren 322een gezin van 8 kinderen18 er boven op gehouden 323heeft. Zij zou geen afhankelijkheid willen/ zij 324verdient haar onderhoud door uit werken te gaan_
325Ik schrijf U s’avonds laat. Christien is niet wel 326en de tijd van haar vertrek naar Leiden is 327op handen. Gij moet ’t mij vergeven als dit 328schrijven slordig is want ik ben moede.19
329En toch/ na Uw brief wilde ik U schrijven. 330Te Amsterdam ben ik zoo gedecideerd geweigerd/ 331zoo afgescheept dat het dolzinnig geweest 332ware van mij door te gaan.
333Maar had ik toen wanhopig moeten worden/ 334in ’t water springen of zoo iets_ à Dieu 335ne plaise_– 335aDat zou ik gedaan hebben als ik een slecht mensch geweest was.– 335Ik heb mij vernieuwd/ 336niet expres doch omdat ik gelegenheid 337tot vernieuwing vond en niet 338weigerde op nieuw te beginnen.
339Nu echter is het een ander geval en 340Christien en ik begrijpen elkaar beter/ 341wij hoeven aan niemand ons te storen 342doch zijn er natuurlijk verre van daan 343de pretentie te hebben een stand te voeren.
344De vooroordeelen van de wereld kennende 345weet ik dat ’t geen mij te doen staat 346is zelf mij terug te trekken uit den kring 347van mijn stand die trouwens al lang mij 348uitgestooten heeft. Maar dan is er ook niets 349meer te zeggen en verder mag men niet 350gaan. Mijn persoonlijke vrijheid mag men 351niet aantasten/ zulks heb ik mijn Vader in 352der tijd vierkant genoeg gezegd bij gelegenheid van 353de affaire Gheel20 waar hij me caseerenb wilde in een 354gekkenhuis.– Zij en ik zijn meerderjarig dus als Pa zich 355verzet dan moet hij zijne weigering maar overeenkomstig de 356wet opstellen en moet de regter beslissen. Ik 357hoop echter zulks niet noodig zal zijn en wij het wat vreedzamer 358zullen kunnen tot stand brengen.
359Het kan zijn ik nog een tijd wacht voor wij zamen 360gaan wonen in geval van al te
3r:12 361moeielijke omstandigheden doch ook dan wil ik 362trouwen – zonder iemand er 363kennis van te geven/ geheel in stilte_ 364Maakt iemand er leven over/ ik zal er mij niets van 365aan trekken. Daar zij Roomsch is is het trouwen nog 366eenvoudiger want de kerk is van zelf buiten kwestie/ 367noch zij noch ik willen er iets mee te maken hebben. 368Ge zult zeggen/ dat’s kort en bondig_– Que soit. 369'Ik wil van een ding maar weten: het teekenen/ en 370'zij heeft ook èèn vast werk: poseeren. Ik wenschte 371van harte dat ’t mij mogelijk was de woning hier naast te 372nemen/ die is precies groot genoeg omdat de zolder 373zoo is dat men er slaapvertrek van maken kan en 374het atelier/ goed van grootte en licht/ veel beter 375dan hier. Doch zal dat kunnen? Maar al 376was het maar een hok waarin ik moet 377gaan wonen/ ik heb liever een korst brood 378bij mijn eigen haard/ hoe arm ook/ dan 379te leven zonder haar te trouwen.
380Zij weet wat armoede is/ ik ook/ Tersteeg 381weet daar geen bliksem van en gij Theo/ 382weet het ook niet. Armoede heeft voor en heeft 383tegen_ Ondanks armoede wagen wij het_ 384De visschers weten dat de zee gevaarlijk is 385en de storm geducht maar hebben nooit 386kunnen inzien dat de gevaren 387redenen waren om op ’t strand te 388blijven kuijeren. Die wijsheid laten ze over 389voor wie er trek in heeft. Komt de storm – daalt 390de nacht – wat is erger/ het gevaar of de vrees 391van het gevaar. Dan maar de werkelijkheid/ 392’t gevaar zelf. adieu Theo, het is laat. neem mij dit schrijven 393niet kwalijk/ ik ben moe en wilde toch schrijven/ ik wou dat gij ’t be- 394grijpen kondet en dat ik het duidelijker en vriendelijker wist te zeggen doch 395neem het niet op als eene beleediging, & geloof me
397'Ik geloof 397a(of liever er is een schemering van beginnen 397bte gelooven) 397'dat de mogelijkheid bestaat dat 398de gedachte “Theo zal zijn hulp intrekken indien 399ik hem tegenspreek” &c_ &c. misschien ten 400eene male overbodig is. Doch Theo/ ik heb 401het zoo dikwijls gezien dat dergelijke dingen 402gedaan werden/ dat ik er U niet 403minder om achten zou en niet boos op U 404zijn indien gij zulks deed. Omdat ik 405denken zou/ hij weet niet beter/ ze doen allemaal 406zoo/ in onnadenkendheid doch niet uit 407kwaadaardigheid. Indien ik Uwe hulp 408behoud zoo is dat iets geheel nieuws/ 409een buitenkansje op ’t welk ik niet 410gerekend heb. Want ik heb geruimen tijd 411geloopen om zoo te zeggen, steeds met 412dat allerergste voor oogen en Christien 413ook omdat ik haar steeds voorgespiegeld heb: 414“meid/ maar ik vrees dat er een tijd zal komen 415dat ik geheel broodeloos ben”. Ik heb U dat 416'echter niet gezegd voor ’t in de rede te pas 417kwam. Indien gij mij Uwe hulp laat behouden dan
4v:14 418is dat eene uitkomst/ eene verlossing 419zóó ongedacht, zóó ongehoopt dat ik er 420geheel door van streek zou zijn van vreugde/ 421en nu/ ik durf er niet aan denken 422en schuif de gedachte met wilskracht van mij af/ zelfs 423terwijl ik er U er over schrijf met vaste hand/ 424om niet zwak te worden.
425Het geen ik dezen winter ondervond 426in zake Mauve is mij een les geweest 427waardoor ik sedert mij voorbereid heb 428op het ergste... een doodvonnis van U. 429n.l. het ophouden van Uwe hulp.
430Gij zult zeggen/ die hulp heeft toch niet 431opgehouden... maar ik ontving haar 432met eene zekere koelheid/ denkende/ hij 433weet nog niet alles wat hij eens weten 434zal en voor de crisis er geweest is heb 435ik geen rust en blijf waken/ bereid op 436’t ergste.
437Nu is de crisis en ik kan nog niet beslissen/ 438ik durf nog niet te hopen. Tot Christien heb ik 439gezegd/ ik zal U wel brengen tot Leiden. 440Als ge uit Leiden terugkomt weet ik niet hoe 441ge mij vinden zult/ met of zonder brood doch
4v:15 442wat ik heb dat is van U en van ’t kind evenzeer 443als van mijzelf. Christien weet geen details – 444en vraagt ook niet/ wetende dat ik opregt 445met haar doe en willende met mij zijn quand bien même. 446Het postcriptum in Uw laatsten brief gaf mij te 447denken... ik dacht hoe bedoelt hij dat.. 448Maar tot nu toe heb ik U steeds beschouwd 449als zullende waarschijnlijk U van mij afkeeren 450zoodra gij alles wist_
451Zoodat ik leefde bij den dag maar met 452eene sombere vrees voor het ergste waarvan ik 453mij nog niet ontheven durf rekenen. Ik heb 454ook gewerkt bij den dag/ niet durvende 455'meer teeken- of schilderbehoeften bestellen 456dan ik bij den dag betalen kon, geen 457dingen van schilderen b.v. durvende te ondernemen/ niet 458’t zoo durvende aanpakken als ik 459doen zou indien ik er op rekende dat de 460verhouding met Mauve & H_G.T_ teregt zou 461komen. Denkende dat indien hun 462vriendelijkheid oppervlakkig was/ hun 463onvriendelijkheid dieper zat en enfin/ 464’t woord van Mauve “’t is glad uit” heb ik 465serieus opgenomen/ niet toen hij ’t mij zeide (want toen 466was ik er koel genoeg tegen in en braveerde het zooals 467de indianen als zij gemarteld worden zeggen “’t doet me geen zeer”) 468maar sedert hij mij schreef “in twee maanden bemoei ik mij 469'niet met U.” Sedert ik het pleister kapot gooide enfin.–21
470Kortom, voor mij zelf heb ik steeds gerekend/ ik heb van Mauve 471en Tersteeg niets meer te wachten en ik zal God danken 472als Theo ’t zoo lang volhoud mij ’t noodige te zenden dat ik 473Christien behouden te Leiden kan brengen en dan zal ik ’t hem
4r:16 479verklaren en zeggen/ houd op – dit en dat heb ik gedaan.
481Zoodat ik nu U schrijf zoo als ik sprak tot 482Mauve toen hij zei/ ’t is glad uit – haast 483'uitdagend – op ’t ergste bereid – koelbloedig – 484sarkastisch – en toch doodelijk ernstig/ 485U niet sparend/ U hekelend om Uw 486vormen doch niet ligtzinnig maar..... 487'IN DAMNED EARNEST_–22
488Verstaat ge nu – pas doorgemaakt 489hebbende die vreeselijke spanning met Christien 490maar zij gered zijnde/ nu mij verklarende/ 491zeggende: Heeren: ziehier mijn 492nek – ik verklaar mij schuldig 493in zoover dat ik voor U allen iets 494achterwege gehouden heb dat geld 495gekost heeft maar er was een menschen- 496leven te redden en ik wilde er niet over 497spreken doch wilde ’t redden quand même/ 498maar nu – ... ik ben als ge 499mij veroordeelt schuldig en zal 500niet protesteeren_– Voor Uw geld lever 501ik werk maar is ’t niet voldoende dan 502ben ik U schuldig en heb niet om terug te 503geven_– Ik ben bereid op Uwe ongenade 504doch niet op Uwe genade... 505daar heb ik nooit op gerekend en ik 506weet niet hoe ik ’t heb...... hoe is het ??? 507ik heb mij bereid op het ergste en heb niet gehoopt op iets minder erg, hoe staat 508het – maar spreek duidelijk.–
474Kortom ik wist zeer wel dat ik mij in ’t oog van de wereld compromitteerde door Xtn te helpen 475en ik rekende er of liever reken er nog niet op dat gij nog met mij zoudt willen te doen hebben nadat gij weten zoudt 476dat ik mij gecompromitteerd had_– Maar ik kon haar niet aan haar lot overlaten/ ik wilde haar redden 477ofschoon mijn kop er misschien bij gewaagd was. En nu weet ik nog niet of het “POLLICE VERSO”23 is ja dan neen??? 478indien ja: “Morituri te salutant”_24 478aik heb wel de duimen zien 478bbewegen doch weet niet of zij naar boven 478cof naar onderen wijzen.
7-7 a En U [...] 50.– < Added later.
43 meer”.– < meer.–
94 officieel < officeel
369 weten: < weten
370 werk: < werk
397 a (of < of
416 rede < reden
455 teeken- < teeken
469 U.” < U.
483 koelbloedig – < koelbloedig
487 IN DAMNED EARNEST < Written in very large and anomolous letters.