1r:1
1Waarde Theo,
2Heden heb ik eenige teekeningen & schetsen aan U
3afgezonden;1 ’t geen ik vòòr alle dingen U
4toonen wil is dat ’t geen ik U mededeelde mij
5niet in mijn werk verslapt, integendeel.
6Dat ik letterlijk vol ben van mijn werk en er
7pleizier in heb en goeden moed.
8Nu hoop ik dat gij ’t mij niet kwalijk zult nemen
9dat ik een beetje ongerust ben van wege gij nog
10niet antwoordet op een & ander. Ik geloof niet dat
11gij er kwaad van zult denken dat ik met Christien
12ben. Ik geloof niet dat gij mij geheel & al daarom
13of om andere reden van vormen of ik weet niet wat geheel
14in den steek zult laten. Maar is het te verwonderen
15dat na ’t geen ’t geval was met Mauve & H.G.T.
16ik wel eens met een zekere melankolie denk/
17het is nu misschien met hem ook zoo.–
18Althans ik zie erg uit naar een brief van U/
19ik weet echter gij ’t zeer druk hebt zonder twijfel en
20dat het nog zoo heel lang niet is geleden dat
21gij geschreven hebt. Maar, misschien ondervindt
22ge ’t zelf vroeger of later, in dagen als men
23om zoo te zeggen één is met eene zwangere
24vrouw dan is er zooveel zorg dat de tijd
25van 24 uren soms een week lang is en een
26week langer schijnt in ’t gevoel dan eene maand.
27En daaraan is het toe te schrijven ik zoo dikwijls U schreef
28deze laatste dagen/ zoolang ik geen antwoord heb_
29Ik heb U geschreven over mijn plan om de
30woning hiernaast te huren als zijnde geschikter
31dan deze die blijkt te kunnen inwaaien &c.  1v:2
32Maar ge weet het immers goed dat ik niet op
33hoogen toon vraag om dit of om dat.
34Ik hoop alleen dat ook nu gij voor mij zult
35blijven wat gij waart/ ik reken niet mij verlaagd
36of onteerd te hebben door ’t geen ik deed
37ofschoon sommigen mogelijk zulks vinden zullen.
38Ik gevoel dat mijn werk in ’t hart van ’t volk
39ligt, dat ik mij laag bij den weg moet houden,
40dat ik diep in ’t leven moet ingrijpen en
41door veel zorg en moeite moet vooruitkomen.
42Ik kan mij geen anderen weg denken
43en ik verlang niet zonder moeite of zorg te wezen/
44alleen dat die niet ondragelijk zullen worden
45hoop ik/ en dat behoeft ’t geval niet te wezen
46zoolang ik werk & wat sympathie
47van zulken als gij mag blijven ondervinden.
48Het is met ’t leven als met ’t teekenen/ dat men
49soms snel & gedecideerd moet handelen/
50de zaak aangrijpen met wilskracht/ zorgen
51dat de groote lijnen er bliksemsnel opstaan_
52Daar komt geen aarzelen/ geen twijfelen te pas
53en de hand mag niet beven en het oog
54niet heen & weer kijken maar vast blijven
55op ’t geen men voor heeft. En men moet
56zoo er in verdiept zijn dat in korten tijd iets
57gewrocht is op ’t vel papier of ’t doek waar eerst niets
58was zoo dat men naauwelijks later zelf weet hoe
59men het er opgedonderd heeft. De tijd van het
60redeneeren & nadenken moet de besliste handeling
61voorafgaan. Bij het doen zelf is weinig spacie voor nadenken of
62redeneeren.  1v:3
63En het snelle handelen is mannenwerk en
64men moet voor men er toe in staat is wat ondervonden
65hebben. Het lukt den stuurman soms gebruik te
66maken van een stormwind om vooruit te komen
67in plaats van er door naar den grond te gaan.
68’t Geen ik U nog eens zeggen wilde is dit_
69Groote plannen voor de toekomst heb ik niet/
70voor een oogenblik moge bij mij de lust opkomen naar
71een leven vrij van zorg; naar ’t voorspoedige
72telkens keer ik met liefde terug tot de moeite/ tot
73de zorgen/ tot een moeielijk leven – en denk/
74’t is beter zóó, ik leer er meer mee/ ik ben er
75ook niet minder om, het is niet op dezen weg dat men vergaat.
76Ik ben vol van mijn werk en ik heb het
77vertrouwen dat ik met wat goeden wil van
78zulken als gij/ als Mauve/ als Tersteeg/ ofschoon
79nu dezen winter wij geschil hadden/ er in slagen
80zal om er genoeg mee te verdienen
81om van te leven – niet in weelde maar
82als “ge zult uw brood eten in ’t zweet uws aanschijns”_2
83Christien is mij niet een blok aan mijn been
84of een last maar een hulp. Als zij alleen
85was ging ze mogelijk er onder door;
86eene vrouw moet niet alleen zijn in eene
87maatschappij & een tijd zooals die waarin wij
88leven/ die geen zwakken spaart maar trapt
89onder den voet en er met wielen over heen rijdt,
90als een zwak schepsel gevallen is.
91Daarom/ omdat ik zooveel zwakken vertrapt zie/
92twijfel ik zeer aan de echtheid van veel wat
93men vooruitgang en beschaving noemt.
94Ik geloof wel in beschaving/ zelfs in dezen tijd
95doch alleen in dat soort dat gegrond is op
96werkelijke menschenliefde. ’t Geen menschenlevens
97kost vindt ik barbaarsch en dat respecteer ik niet.
 1r:4
98Enfin, genoeg. Kan het dat ik de woning
99hier naast huur, kan het dat ik een vast week-
100geld heb/ ik zou ’t heerlijk vinden. Indien
101niet/ ik zal den moed niet opgeven en nog
102wachten. Maar kon het eerste gebeuren/ zou
103zoo gelukkig voor mij zijn en meer krachten disponible
104maken voor mijn werk die anders door de zorgen
105geabsorbeerd worden.
106Ge zult zien er is van allerlei in de portefeuille_
107’t Geen U ’t beste voor komt/ houdt dat uit
108’t geen ik zend dan kunt gij het laten zien
109als ’t eens te pas mogt komen. ’t Overige
110krijg ik bij gelegenheid wel eens terug.
111Als ik dacht gij spoedig komen zoudt/ natuurlijk hield ik
112deze dingen totdat gij kwaamt. Nu echter is ’t mogelijk
113goed gij eens een & ander bij elkaar ziet en kunt
114hoop ik er uit zien dat ik niet rentenier van Uw
115geld. Bij oppervlakkige beschouwing zoudt gij de zaak
116met Christien misschien in een heel ander daglicht
117beschouwen dan zij in werkelijkheid is.
118Maar nu ik U gezegd heb ’t geen ik zeg in dezen brief &
119voorgaanden zal het U minder onbegrijpelijk voorkomen_
120Ik wenschte wel dat degenen die het wel met mij meenden/
121begrepen dat ’t geen ik doe en laat voortkomt uit een diep
122gevoel van en behoefte aan liefde/ dat ligtzinnigheid en
123hooghartigheid en onverschilligheid niet de veeren zijn die de machine
124drijven en dat als ik dezen stap doe ’t een bewijs is dat
125ik mij wortel laag bij den weg. Ik geloof niet dat ik wel zou
126doen het te zoeken in hoogeren stand of veel aan mijn
127karakter te veranderen. Ik moet nog meer ondervinden/ nog
128veel bijleeren voor ik rijp zal wezen maar dat is eene
129kwestie van tijd en doorwerken. à Dieu/ schrijf spoedig,
130kan er wat op overschieten zoo komt het zeker niet ontijdig.
131geloof me/ met een handdruk

131*t. à t.
132Vincent

 2r:5
133Als ik dacht dat ik er den een of
134ander pleizier mee kon doen met
135te verhuizen uit s’Hage dan ging
136ik liever weg/ n’importe waarheen/
137dan dat ik iemand hinderen zou.
138Doch ik doe niets dat iemand schade doet en na ’t geen gij mij geschreven hebt
139meen ik ’t geen H.G.T. gezegd heeft niet
140te zwaar te moeten tillen.
141Het huis waarover ik U schreef
142staat nu te huur en ik ben
143bang het weg zal zijn als ik
144er niet spoedig bij ben. Reden te
145meer waarom ik uitzie naar Uw
146brief. Want gij zult U begrijpen
147kunnen dat ik/ na ’t geen gebeurde
148met Mauve & H.G.T. en na ’t geen
149ik U mededeelde omtrent Christien/  2v:6
150U rondborstig vraag: Theo maakt
151dit een & ander verandering of
152scheiding tusschen U en mij_
153Indien niet dan vind ik ’t heerlijk
154en ben dubbel zoo blij met
155Uwe hulp & sympathie als vroeger/
156indien ja dan is ’t mij beter
157’t ergste te weten dan in
158onzekerheid te verkeeren.
159Ik houd er van om datgene
160waar ik voor sta/ ’t zij tegenspoed
161’t zij voorspoed onder de oogen
162te zien.
 2v:7
163Op de zaak Mauve & H.G.T_ heb
164ik antwoord van U/ niet omtrent
165het andere. Dat andere is
166iets geheel aparts/ er is eene grens
167tusschen ’t artistieke & ’t intieme
168maar het is goed ronduit af te
169spreken hoe wij de zaken opvatten.
170En het is daarom dat ik zeg:
171Theo, ik heb het voornemen deze
172vrouw, aan wie ik gehecht ben en
173zij aan mij, te trouwen. Mogt
174het ongelukkig wezen dat dit eene verandering
175in Uwe gezindheid jegens mij mogt
176ten gevolge hebben/ zoo zoude
177ik wenschen dat gij mij niet zonder
178eenigen tijd van te voren te waarschuwen Uwe
179hulp intrekken zoudt en mij klaar en helder
180zult blijven zeggen wat gij denkt.
 2r:8
181Natuurlijk hoop ik dat
182geenszins ’t geval zal wezen dat Uwe hulp en sympathie ophoudt/ en
183dat wij elkaar de broederhand
184blijven reiken ondanks dingen
185waartegen “de wereld” opkomt.
186Dus kerel, als gij dezen ontvangt
187en nog niet geschreven hebt/ laat
188mij per keerende iets vernemen want ik
189heb na ’t geen ik U gezegd heb
190of geruststelling noodig of moet
191het ergste weten_
192à dieu. ik hoop dat de lucht
193helder blijft tusschen U & mij.


top