2Heden heb ik eenige teekeningen & schetsen aan U 3afgezonden;1 ’t geen ik vòòr alle dingen U 4toonen wil is dat ’t geen ik U mededeelde mij 5niet in mijn werk verslapt, integendeel. 6Dat ik letterlijk vol ben van mijn werk en er 7pleizier in heb en goeden moed.
8Nu hoop ik dat gij ’t mij niet kwalijk zult nemen 9dat ik een beetje ongerust ben van wege gij nog 10niet antwoordet op een & ander. Ik geloof niet dat 11gij er kwaad van zult denken dat ik met Christien 12ben. Ik geloof niet dat gij mij geheel & al daarom 13of om andere reden van vormen of ik weet niet wat geheel 14in den steek zult laten. Maar is het te verwonderen 15dat na ’t geen ’t geval was met Mauve & H.G.T. 16ik wel eens met een zekere melankolie denk/ 17het is nu misschien met hem ook zoo.–
18Althans ik zie erg uit naar een brief van U/ 19ik weet echter gij ’t zeer druk hebt zonder twijfel en 20dat het nog zoo heel lang niet is geleden dat 21gij geschreven hebt. Maar, misschien ondervindt 22ge ’t zelf vroeger of later, in dagen als men 23om zoo te zeggen één is met eene zwangere 24vrouw dan is er zooveel zorg dat de tijd 25van 24 uren soms een week lang is en een 26week langer schijnt in ’t gevoel dan eene maand. 27En daaraan is het toe te schrijven ik zoo dikwijls U schreef 28deze laatste dagen/ zoolang ik geen antwoord heb_ 29Ik heb U geschreven over mijn plan om de 30woning hiernaast te huren als zijnde geschikter 31dan deze die blijkt te kunnen inwaaien &c.
1v:2 32Maar ge weet het immers goed dat ik niet op 33hoogen toon vraag om dit of om dat.
34Ik hoop alleen dat ook nu gij voor mij zult 35blijven wat gij waart/ ik reken niet mij verlaagd 36of onteerd te hebben door ’t geen ik deed 37ofschoon sommigen mogelijk zulks vinden zullen. 38Ik gevoel dat mijn werk in ’t hart van ’t volk 39ligt, dat ik mij laag bij den weg moet houden, 40dat ik diep in ’t leven moet ingrijpen en 41door veel zorg en moeite moet vooruitkomen. 42Ik kan mij geen anderen weg denken 43en ik verlang niet zonder moeite of zorg te wezen/ 44alleen dat die niet ondragelijk zullen worden 45hoop ik/ en dat behoeft ’t geval niet te wezen 46zoolang ik werk & wat sympathie 47van zulken als gij mag blijven ondervinden. 48Het is met ’t leven als met ’t teekenen/ dat men 49soms snel & gedecideerd moet handelen/ 50de zaak aangrijpen met wilskracht/ zorgen 51dat de groote lijnen er bliksemsnel opstaan_ 52Daar komt geen aarzelen/ geen twijfelen te pas 53en de hand mag niet beven en het oog 54niet heen & weer kijken maar vast blijven 55op ’t geen men voor heeft. En men moet 56zoo er in verdiept zijn dat in korten tijd iets 57gewrocht is op ’t vel papier of ’t doek waar eerst niets 58was zoo dat men naauwelijks later zelf weet hoe 59men het er opgedonderd heeft. De tijd van het 60redeneeren & nadenken moet de besliste handeling 61voorafgaan. Bij het doen zelf is weinig spacie voor nadenken of 62redeneeren.
1v:3 63En het snelle handelen is mannenwerk en 64men moet voor men er toe in staat is wat ondervonden 65hebben. Het lukt den stuurman soms gebruik te 66maken van een stormwind om vooruit te komen 67in plaats van er door naar den grond te gaan.
68’t Geen ik U nog eens zeggen wilde is dit_ 69Groote plannen voor de toekomst heb ik niet/ 70voor een oogenblik moge bij mij de lust opkomen naar 71een leven vrij van zorg; naar ’t voorspoedige – 72telkens keer ik met liefde terug tot de moeite/ tot 73de zorgen/tot een moeielijk leven – en denk/ 74’t is beter zóó, ik leer er meer mee/ ik ben er 75ook niet minder om, het is niet op dezen weg dat men vergaat.
76Ik ben vol van mijn werk en ik heb het 77vertrouwen dat ik met wat goeden wil van 78zulken als gij/ als Mauve/ als Tersteeg/ ofschoon 79nu dezen winter wij geschil hadden/ er in slagen 80zal om er genoeg mee te verdienen 81om van te leven – niet in weelde maar 82als “ge zult uw brood eten in ’t zweet uws aanschijns”_2 83Christien is mij niet een blok aan mijn been 84of een last maar een hulp. Als zij alleen 85was ging ze mogelijk er onder door; 86eene vrouw moet niet alleen zijn in eene 87maatschappij & een tijd zooals die waarin wij 88leven/ die geen zwakken spaart maar trapt 89onder den voet en er met wielen over heen rijdt, 90als een zwak schepsel gevallen is.
91Daarom/ omdat ik zooveel zwakken vertrapt zie/ 92twijfel ik zeer aan de echtheid van veel wat 93men vooruitgang en beschaving noemt.
94Ik geloof wel in beschaving/ zelfs in dezen tijd 95doch alleen in dat soort dat gegrond is op 96werkelijke menschenliefde. ’t Geen menschenlevens 97kost vindt ik barbaarsch en dat respecteer ik niet.
98Enfin, genoeg. Kan het dat ik de woning 99hier naast huur, kan het dat ik een vast week- 100geld heb/ ik zou ’t heerlijk vinden. Indien 101niet/ ik zal den moed niet opgeven en nog 102wachten. Maar kon het eerste gebeuren/ zou 103zoo gelukkig voor mij zijn en meer krachten disponible 104maken voor mijn werk die anders door de zorgen 105geabsorbeerd worden.
106Ge zult zien er is van allerlei in de portefeuille_ 107’t Geen U ’t beste voor komt/ houdt dat uit 108’t geen ik zend dan kunt gij het laten zien 109als ’t eens te pas mogt komen. ’t Overige 110krijg ik bij gelegenheid wel eens terug.
111Als ik dacht gij spoedig komen zoudt/ natuurlijk hield ik 112deze dingen totdat gij kwaamt. Nu echter is ’t mogelijk 113goed gij eens een & ander bij elkaar ziet en kunt 114hoop ik er uit zien dat ik niet rentenier van Uw 115geld. Bij oppervlakkige beschouwing zoudt gij de zaak 116met Christien misschien in een heel ander daglicht 117beschouwen dan zij in werkelijkheid is.
118Maar nu ik U gezegd heb ’t geen ik zeg in dezen brief & 119voorgaanden zal het U minder onbegrijpelijk voorkomen_ 120Ik wenschte wel dat degenen die het wel met mij meenden/ 121begrepen dat ’t geen ik doe en laat voortkomt uit een diep 122gevoel van en behoefte aan liefde/ dat ligtzinnigheid en 123hooghartigheid en onverschilligheid niet de veeren zijn die de machine 124drijven en dat als ik dezen stap doe ’t een bewijs is dat 125ik mij wortel laag bij den weg. Ik geloof niet dat ik wel zou 126doen het te zoeken in hoogeren stand of veel aan mijn 127karakter te veranderen. Ik moet nog meer ondervinden/ nog 128veel bijleeren voor ik rijp zal wezen maar dat is eene 129kwestie van tijd en doorwerken. à Dieu/ schrijf spoedig, 130kan er wat op overschieten zoo komt het zeker niet ontijdig.
133Als ik dacht dat ik er den een of 134ander pleizier mee kon doen met 135te verhuizen uit s’Hage dan ging 136ik liever weg/ n’importe waarheen/ 137dan dat ik iemand hinderen zou. 138Doch ik doe niets dat iemand schade doet en na ’t geen gij mij geschreven hebt 139meen ik ’t geen H.G.T. gezegd heeft niet 140te zwaar te moeten tillen.
141Het huis waarover ik U schreef 142staat nu te huur en ik ben 143bang het weg zal zijn als ik 144er niet spoedig bij ben. Reden te 145meer waarom ik uitzie naar Uw 146brief. Want gij zult U begrijpen 147kunnen dat ik/ na ’t geen gebeurde 148met Mauve & H.G.T. en na ’t geen 149ik U mededeelde omtrent Christien/2v:6 150U rondborstig vraag: Theo maakt 151dit een & ander verandering of 152scheiding tusschen U en mij_ 153Indien niet dan vind ik ’t heerlijk 154en ben dubbel zoo blij met 155Uwe hulp & sympathie als vroeger/ 156indien ja dan is ’t mij beter 157’t ergste te weten dan in 158onzekerheid te verkeeren.
159Ik houd er van om datgene 160waar ik voor sta/ ’t zij tegenspoed 161’t zij voorspoed onder de oogen 162te zien.
163Op de zaak Mauve & H.G.T_ heb 164ik antwoord van U/ niet omtrent 165het andere. Dat andere is 166iets geheel aparts/ er is eene grens 167tusschen ’t artistieke & ’t intieme 168maar het is goed ronduit af te 169spreken hoe wij de zaken opvatten. 170En het is daarom dat ik zeg: 171Theo, ik heb het voornemen deze 172vrouw, aan wie ik gehecht ben en 173zij aan mij, te trouwen. Mogt 174het ongelukkig wezen dat dit eene verandering 175in Uwe gezindheid jegens mij mogt 176ten gevolge hebben/ zoo zoude 177ik wenschen dat gij mij niet zonder 178eenigen tijd van te voren te waarschuwen Uwe 179hulp intrekken zoudt en mij klaar en helder 180zult blijven zeggen wat gij denkt.
181Natuurlijk hoop ik dat 182geenszins ’t geval zal wezen dat Uwe hulp en sympathie ophoudt/ en 183dat wij elkaar de broederhand 184blijven reiken ondanks dingen 185waartegen “de wereld” opkomt. 186Dus kerel, als gij dezen ontvangt 187en nog niet geschreven hebt/ laat 188mij per keerende iets vernemen want ik 189heb na ’t geen ik U gezegd heb 190of geruststelling noodig of moet 191het ergste weten_
192à dieu. ik hoop dat de lucht 193helder blijft tusschen U & mij.