2Als ik in mijn vorig schrijven dingen gezegd heb omtrent 3haar die tamelijk somber zijn dan is het omdat ik van ’t begin 4af er op wilde wijzen dat ik hier niet sta in een rozentuin 5doch in de werkelijkheid. En om vooruit te protesteeren 6tegen sentimenteele beschouwingen/ zooals b.v. Pa & moe 7niet in gebreke zouden blijven te opperen indien het ware 8ik hun advies vroeg of alleen maar hun de zaak mededeelde. 9Sentiment & sentimentaliteit zijn twee zeer 10verschillende dingen welke zij niet weten te onderscheiden_ 11En Pa zou indien ik er over sprak alligt een 12rol van gendarme meenen te moeten spelen die ten eenemale 13ontoepasselijk ware en ook weinig baten zou.
14Gij zult het mij dus ten goede houden wanneer 15ik tot Pa en Moe geen syllabe over deze zaak zeg 16en niet verlang dat zij zich er mede bemoeien 17zullen. Indien Pa zijne toestemming niet wilde 18geven zoo zijn er termen in de wet welke mij als 19'meerderjarig toch mijn onafhankelijkheid guarandeeren doch 19aik geloof niet dat het zoover zal komen dat Pa er zich tegen verzetten zou.
20Men zal zeggen “gij gaat uit uw stand en gij zijt 21'te arm”. Ik antwoord daarop/ Indien ik 22van plan was op grooten voet te gaan leven zoo 23zou ik verkeerd uit komen. Als ik ga huizen in een 24huis bestaande uit een atelier/1 kamer en een 25keukentje/ slaapplaats op den zolder/ en 26wat betreft levenswijs het zeer eenvoudig 27aanleg dan kan het geschipperd worden en dan 28hebben twee zamenlevende personen minder 29noodig dan een alleen.
30On est sûr de périr à part/ on ne se sauve qu’ensemble.1 31Ik heb Kee Vos gevraagd of zij ’t met mij wagen wilde. 32Hoe ik geweigerd ben is U bekend/ ’t geen ik alleen nog 33verzocht heb is de ontvangst bij gelegenheid van mijn bezoek 34te Amsterdam. Alstoen werd mij gezegd dat ik wilde 35forceeren – zij wilde mij niet zien/ niet te woord staan, 36niet bij èèn bezoek maar gedurende de 3 dagen van mijn 37vertoef aldaar.2
38Als mij gezegd wordt “gij wilt forceeren”/ dan zeggen dat 39alleen zulken Theo/ die mij ten eenemale misverstaan_ 40Ten bewijze dat ik toen niet heb willen forceeren 41diene bij dezen dat ik nu iets doe 42’t welk genoeg bewijst dat ik niet als een die forceeren 43wil tegenover Kee Vos stond.
44Deze vrouw met welke ik nu ben heeft mij beter 45begrepen. In korten tijd werd zij zoo mak als een tamme 46duif/ zeker niet door forceeren van mijn kant 47'doch omdat zij zag dat ik niet ruw was.
48Enfin deze heeft het gevat en zij zeide tot mij/ ik weet 49dat gij niet veel geld hebt doch al hadt gij nog minder/ ik wil 50mij naar alles schikken als gij maar bij mij blijft en mij bij 51U laat blijven, ik ben te veel aan je gehecht dan dat ik 52weer alleen zou kunnen zijn.
53Als iemand dit tot mij zegt en in alles toont veel meer 54door daden dan door woorden dat zij zulks meent/ dan 55is het geen wonder dat ik tegenover haar het masker 56van koelheid & ruwheid bijna/ dat ik lang voorgehouden heb omdat ik niet vleijen wilde/ 57heb laten vallen.
58En nu/ is deze vrouw er slechter bij gevaren of ben ik 59er slechter mee gevaren dat het zoo is gegaan. Ik sta 60er verwonderd over haar met den dag te zien opstijvena 61en opfleuren/ zij is zoo veranderd dat het een heel ander 62persoon lijkt dan die zieke bleeke vrouw die ik dezen 63winter ontmoette. En toch/ veel heb ik niet aan haar gedaan/ 64alleen ik heb haar gezegd: doe dit/ doe dat en gij zult 65gezond worden – en zij heeft dat niet in den wind geslagen 66en toen ik zag dat zij het niet in den wind sloeg heb ik er 67nog meer mijn best op gedaan.
68Ik was er misschien beter toe in staat dan een ander 69om haar te begrijpen omdat zij een paar eigenaardigheden 70heeft die menig ander zouden afgestooten hebben.
71Vooreerst haar spraak die leelijk is en die zij 72'uit haar ziekte heeft gehouden/ dan haar humeur 73dat uit een zenuwachtig gestel voortkomt waardoor zij 74buijen heeft die voor menigeen ondragelijk zijn. 75Ik begrijp die dingen, mij hinderen ze niet en 76tot nog toe kon ik er evenwel mee rondspringen. En van 77haar kant begrijpt zij mijn eigen humeur en ’t is 78als ’t ware een stilzwijgende afspraak tusschen ons niet 79op elkaar te vitten_
80Als gij de groote teekening uit de Graphic van Frank Holl kent/ 81“the deserter”/ dan zou ik zeggen dat zij veel heeft van 82het vrouwenfiguur daarop.3
83Het poseeren leert zij met den dag beter en dat is enorm 84veel voor mij.
85Zij is niet een last, een blok aan mijn been 86maar zij helpt en werkt mee.
87Zij heeft geen pretenties/ ik moet het sus of zoo 88hebben/ maar als er niets is dan brood en koffij 89doet zij het er mee zonder mopperen_
90Doch Theo/ ik smacht er naar om U te zien & 91te spreken_ Naar een brief van U verlang ik ook 92erg. Als ik wist dat gij om deze reden niet van mij 93afkeerig zult worden dan was ik zoo gelukkig als een 94mensch maar zijn kan. Dat ik in ’t begin eenige hulp 95noodig hebben zal dat is zoo. Moest ik die missen ik was er 96slecht aan toe en zij ook; doch die hulp is niet meer dan 97voor mij alleen. En mijn werkkracht vermeerdert/ 98en als ik mijn best gedaan heb er mij 99boven op te werken (’t spreekt van zelf zulks nu nog veel meer 100’t geval is)/ en juist door nog eenigen tijd op Uwe hulp & medewerking 101te mogen rekenen/ zal ik er zoo boven op komen dat ik het 102noodige door den verkoop van mijn werk verdien.
103De eerste stap die ik graag doen wilde is het atelier 104hiernaast nemen/ waarover ik U schreef. Zoodra zij dan uit 105Leiden komt zal ik haar trouwen zonder iemand daar kennis 106van te geven/ in stilte & zonder omhaal. En dan kunnen 107wij het doen met dat huis en zijn bereid het zoo eenvoudig 108aan te leggen als maar eenigzins mogelijk is.
109En was het dat gij zelf eens kondt komen kijken gij zoudt 110geloof ik zien dat gij er staat op kunt maken dat zoowel 111zij als ik ons best doen op het werk.
112Ik wou maar dat hare bevalling achter den rug was. Dat 113is nog een vuurproef voor haar. Doch tot heden gaat 114alles goed sedert zij daar te Leiden geweest is.
115Evenwel noch zij noch ik staan in een rozentuin of in den 116maneschijn te droomen/ wij staan voor barre dingen – 117tant mieux.
118’t Geen ik van harte hoop is dat gij dit niet melankoliek 119zult op vatten. ’t Spreekt van zelf dat als Kee Vos in eenig 120opzigt beantwoord had ’t geen ik voor haar voelde dit niet 121gebeurd zou zijn. Nu/ na mijn bezoek te Amsterdam 122was ik zoo gedecideerd geweigerd dat ik niet de minste 123kans had om haar te krijgen. Tenzij mijne 124finantieele omstandigheden in korten tijd geheel veranderd waren_ 125’t Geen nu niet geschieden zal want ofschoon ik wel 126zooveel zal verdienen gaandeweg dat deze er met mij van leven kan 127zal het niet zooveel zijn dat ik er een stand van 128kan voeren waartoe ik bovendien geen roeping 129'of lust gevoel. Gij weet wat ik zoek, het allernoodigste 130om van te leven doch ’tgeen daarboven gaat laat 131mij tamelijk koel. ’t Geen ik graag 132hebben zou is een vast weekgeld als een ander arbeider 133waarvoor ik werken wil met al mijn kracht en verstand. 134En werkman zijnde hoor ik ’thuis in den werkmansstand 135en zal meer en meer daarin leven & mij wortelen. 136Ik kan niet anders en ik heb geen lust in iets anders/ 137ik kan mij iets anders niet begrijpen. à dieu/ met een handdruk_