1r:1
1Waarde Theo,
1*Ik denk wel eens bij me zelven: als het
2eens wezen mogt dat mijn leven wat makkelijker was/ wat
3zou ik dan nog veel meer & beter kunnen werken als nu.
4Ik werk wel en/ zoo als gij dunkt mij gezien hebt aan mijn
5laatste teekeningen/ ik begin licht te
6zien om de moeielijkheden te overwinnen – maar ziet
7ge/ er is haast geen dag of behalve de moeite van het
8teekenen komt er nog bovendien ’t een of ander dat
9op zich zelf – als men niets anders had/ reeds moeielijk genoeg
10te dragen zou zijn. En ziet ge/ er is verdriet dat
11mij eigentlijk geloof ik niet toekomt – althans ik
12weet niet waarmee ik dat verdien & dat ik wel uit
13den weg wilde ruimen. Gij moet mij eens openhartig
14zeggen, als ge zoo goed wilt zijn/ of gij iets weet van
15de oorzaak van het onderstaande en mij inlichting kunt geven.
16In ’t eind van Januarij/ ik denk een 14 dagen na mijn komst hier/
17was Mauve plotseling zeer veranderd van stemming jegens
18mij – even onvriendelijk als te voren vriendelijk.1
19Ik heb dat toegeschreven aan ontevredenheid over mijn
20werk en ben er zoo in spanning & onrust over geweest dat
21ik er gansch van streek en ziek van geworden ben/ zooals
22ik U toen ook geschreven heb.
23Mauve kwam toen bij me en verzekerde mij op nieuw dat
24alles teregt zou komen & sprak mij moed in.
 1v:2
27Maar ziet/ op zekeren avond kort daarna begint hij mij
28te spreken weer op eene wijze zoo gansch anders/
29dat het mij was als had ik met een heel ander man te
30doen. Ik dacht, mijn beste vriend/ ’t is net als of men
31U vergif in ’t oor heeft gegoten/ n.l. kwaadsprekerij doch
32ik was in ’t duister in mijn gissing van welken
33kant die giftigen wind geblazen had.
34Mauve begon onder anderen mijn spraak en manieren
35'na te doen zeggende “zoo’n gezigt trek je”/ “zoo spreek je”/
36op hatelijke wijze maar hij kan dat heel goed en
37ik moet zeggen/ ’t was als een welgelijkend doch
38met haat geteekend karrikatuur van me.
39Bij die gelegenheid zei hij een paar dingen die anders
40alleen H.G.T_ gewoon was van me te zeggen.
41En ik vroeg hem: Mauve hebt gij Tersteeg in langa gezien_
42Neen/ zei Mauve. En we spraken weer door doch hij
43laat zich een minuut of 10 later ontvallen dat Tersteeg
44toch juist dien dag bij hem geweest was. Toen bleef de
45gedachte aan Tersteeg onwillekeurig bij me hangen en dacht ik/
46is ’t mogelijk, mijn waarde H_G.T_, dat UEd_ daar achter zit.
47En ik schreef H.G.T_ een briefje maar niet onbeleefd.
48met opzet niet onbeleefd/ alleen ik zei hem/ Mijnheer het
49doet mij zoo leed als dit of dat van me gezegd wordt/ b.v.
50ge verdient uw brood niet of renteniert/ U begrijpt dat zulke dingen wat te
51kras zijn dan dat ik ze over mijn kant kan laten gaan en
52het maakt mij het hart week.2 In de laatste jaren heb ik
53moeite genoeg gehad door al zulke dingen en mij dunkt dat
54daar nu een eind aan komen moest.
55Dat was het bewuste briefje waarover H.G.T. U sprak
56bij gelegenheid van zijn eerste bezoek te Parijs_3
57Toen hij terug kwam uit Parijs zocht ik hem op en zei
58dat als ik dingen gezegd had die niet op ZEd_ toepasselijk waren
59ik hoopte dat hij mij zulks niet kwalijk nemen zou omdat
60ik in ’t duister was omtrent de oorzaak van mijn moeielijkheid.
61Enfin toen was hij weer heel vriendelijk tegen me –
62doch ofschoon ik toen nog bij Mauve aan huis kwam
63bleef Mauve ongedurig en tamelijk onvriendelijk.  1v:3
66En ik kreeg een paar keer niet t’huis & enfin er waren
67alle kenteekenen van eene gedecideerde verkoeling.
68Ik begon al minder en minder te komen en Mauve in ’t
69geheel niet meer bij mij ofschoon ’t toch niet ver af is.
70Mauve werd ook in zijn praten even
71kleingeestig/ als ik ’t zoo zeggen mag/ als vroeger breed.
72ik moest pleister teekenen/ dat vooral.– Ik heb
73vreesselijk het land aan pleister teekenen – toch had ik/
74doch niet om ze na te teekenen/ een paar handen & voeten
75op ’t atelier hangen_– Eens sprak hij me zóó over ’t pleisterteekenen
76als de ergste leeraar aan de akademie niet eens zou gedaan hebben
77en ik hield mij in doch werd ’thuis er zoo boos over dat
78ik die arme pleistermoulures in den kolenbak gooide en kapot.
79En dacht ik: ik zal pleister teekenen als jelui weer
80heel en wit wordt en er geen handen en voeten van
81levende menschen meer te teekenen zijn.
82Ik zei toen tegen Mauve, kerel spreek me niet meer over pleister
83want het is me onuitstaanbaar. Daarop een briefje
84van Mauve dat in twee maanden hij zich niet met me
85zou bemoeien. Die twee maanden heeft hij
86zich dan ook niet met me bemoeid doch ik heb niet stilgezeten
87intusschen
87a ofschoon ik waarachtig geen pleister geteekend heb
87en ik moet zeggen/ werkte met meer animo en
88lust toen ik vrij was. Toen nu de twee maanden
89zoowat om waren heb ik hem eens geschreven om hem
90te feliciteeren met zijn groote schij dat af was en sprak
91hem eens heel even op straat.
92Nu zijn de twee maanden al lang om en hij is
93nog niet bij me geweest. En er gebeurden sedert dingen
94met H.G.T_ die mij er toe drongen om te zeggen tot M./
95laat ons elkaar de hand geven en geen wrok of
96bitterheid jegens elkander er op na houden doch ’t is U te
97moeielijk mij te leiden en mij te moeielijk door U geleid
98te worden als gij “stipte opvolging” verlangt van al wat ge zegt
99en ik die niet kan geven. Dus aan het leiden en geleid
100worden is een eind. Dat neemt mijn gevoel van
101verpligting & dankbaarheid jegens U niet weg.–
102Mauve heeft mij hierop niet geantwoord en ik heb
103hem niet gezien.–
 1r:4
105’t Geen me drong om tot M. te zeggen/ we moeten elk zijns
106weegs gaan/ is dat ik de zekerheid kreeg dat Tersteeg
107wel degelijk M. influenceerde.
108'Dat merkte ik door H.G.T_ zelf toen hij
109mij te kennen gaf dat hij zorgen zou dat hij
110het geld dat gij mij zendt zou coupeeren “Mauve en ik
111zullen er ons mee bemoeien dat daar een eind aan
112'komt”. Ik heb toen H.G.T_ een minder vriendelijk
113briefje geschreven als het eerste – en hem vooral
114bedankt voor zijn hulp om mij te “leiden”_
115Ik heb hem toen maar eens mijn gevoelen gezegd Theo/ want
116ziet ge/ ik herinnerde mij dat Mauve dien eersten avond
117toen ik een expressie van H.G.T_ herkende er niet voor uit
118wilde komen dat hij hem gezien had. En toen dacht
119ik: Zoo Tersteeg/ zijn dat Uwe “vormen”/ dat gij eerst
120Mauve ’t een of ander giftigs in ’t oor blaast en daarna
121beproefd mij het eenige geld dat ik nog
122ontvang te ontnemen. Ik wist niet dat zulke
123dingen “goede vormen” heetten/ ik dacht
124dat was VERRAAD. Theo ik ben een
125man met fouten en miseres en hartstogten doch
126ik geloof niet dat ik ooit getracht heb iemand
127broodeloos te maken of zijn vrienden te onderkruipen_
128Ik heb wel eens gevochten met iemand in woorden
129maar ziet gij/ om verschil van inzigten elkaar
130in ’t leven zelf te grijpen/ dat doet mijns inziens
131geen eerlijk man/ althans ’t zijn geen eerlijke wapenen_– Begrijpt gij nu dat ik
132wel eens bedroefd ben over veel dingen/ bedroefd in
133merg en been. En dat toch ik niet zal toegaan naar
134Mauve of Tersteeg gelijk zulks me in ’t oor werd gefluisterd
135om excuus te vragen. Want wat Mauve betreft/ waarom
136heeft hij niet zooals in ’t begin toen Tersteeg er om lachte
137dat ik schilder zou worden gezegd: houd U daarbuiten want
138ge hebt in die dingen niet zooveel inzigt als ik. Dat deed
139hij eerst/ zooals ik van Weissenbruch hoorde. En ziet ge Theo/ daarom
140grieft het me van Mauve want ofschoon ik niet weer op nieuw
141“leiding” zou willen hebben op zoo’n manier/ zou ik hem toch graag weer
142eens de hand geven en wenschte hij ’t mij wilde doen.
143Weet gij in dezen soms iets dat ik niet weet_ Kunt gij misschien
144mij inlichting geven omtrent deze zaak. à Dieu_

144t. à t.
145Vincent

146Vergeef me ik er U mee lastig val doch ge ziet/ ik zit zoo in ’t donker.

64»bij verschil van inzigten in artistieke zaken is het mijns inziens geen eerlijk wapen iemand broodeloos te maken of
65demarches te doen om vrienden afkeerig te maken wegens dingen die ’t privé leven betreffen.

147»Ik heb wel eens een standje willen maken met iemand die van mij dikwijls brood kreeg. Neen dacht ik, van hem zal ik ’t verdragen
148want anders heeft hij niet te eten. Ziet gij/ maar menschen met zekere vormen begrijpen zulks anders.

25»Ik heb weer een teekening van zoo’n vrouwenfiguur als Sorrow maar grooter4 en ik geloof beter dan ’t eerste.
26en ik ben bezig aan een teekening van een straat waar ’t riool of de waterleiding opgebroken wordt, spitters in een kuil dus.5

104»Breitner is nog in ’t gasthuis & zal er misschien nog wel een maand moeten blijven.


35 trek je”, < trek je
35 spreek je”, < spreek je
108 mij < me mij
112 komt”. < komt.
64-65 In the left margin on p. 2, (Maar ziet [...] onvriendelijk).
147-148 In the left margin on p. 4, ('T Geen me [...] Vincent).
25-26 In the left margin on p. 1, (Waarde [...] moed in).
104 In the left margin on p. 3, (En ik kreeg [...] niet gezien).
top