1r:1
April 82

Waarde Theo,
Het moet U niet verwonderen dat ik er U over schreef: wordt schilder.
Omdat ik zelf nu net in een tijd ben waarin ik een beetje pleizier van mijn vroegere tobberij heb.
Want het is er nu zoo mee dat ik elke week ’t een of ander maak wat ik vroeger niet kon maken en dat is ’t geen waar ik van sprak, dat het is als of men op nieuw jong wordt.
En ’t is ’t bewustzijn dat niets – (tenzij ziekte) mij ontnemen kan die kracht die zich nu begint te ontwikkelen, ’t is dat bewustzijn dat maakt dat ik moed heb in de toekomst en ook in ’t tegenwoordige veel onaangenaamheden verdragen kan. Het is een heerlijk ding naar iets te kijken en het mooi te vinden, er over na te denken en het vast te houden en dan te zeggen: ik ga dat eens teekenen, en er dan op te werken tot het er op staat.–
Nu spreekt het van zelf dat ik daarom nog niet content ben met mijn werk in zoover dat ik zou meenen het niet beter te behoeven te doen. Maar de weg om het later beter te doen is vandaag het zoo goed te doen als men kan, dan is er morgen van zelf vooruitgang.
Ik weet natuurlijk niet wat gij van mijn teekeningen zult denken als gij ze eens zien zult doch dit weet ik wel, ik verlang geducht naar uw komst.
 1v:2
En als ik U schrijf, wordt schilder, dan is het toch eigentlijk niet omdat ik meen dat in Uw tegenwoordige betrekking niet almagtig veel moois is. Maar ik vind schilder nog mooier en ik wenschte het U toe dat gij in een eigen atelier werktet inplaats van aan een lessenaar op ’t kantoor. Ziedaar.
Ik weet zeker dat er dan in uw eigen atelier iets in U wakker zou worden dat ge nu niet weet – een groote verborgen kracht van werken en scheppen.
En is die eenmaal wakker dan is het voor goed. Als ik Tersteeg hoor praten over behagelijkheid en verkoopbaarheid dan denk ik eenvoudig: werk waarop men gesjouwd heeft en waar men zijn best doet karakter in te leggen en sentiment, dat is noch onbehagelijk noch onverkoopbaar. En ’t is misschien beter dat men niet dadelijk aan iedereen bevalt.
Wat is het heerlijk weer – er is lente in alle dingen. Ik kan ’t figuur niet loslaten want dat is voor mij No 1 maar ik kan mij soms niet terughouden van buiten. Maar ik ben aan moeielijke dingen bezig die ik niet mag laten schieten.
Dezen laatsten tijd maak ik veel studies van brokken van ’t figuur: koppen, hals, borst, schouder. Zie hierbij een krabbeltje.1 Ik zou dol graag nog veel naaktstudies maken. Ge weet ik heb de Exercices au fusain2 geteekend, verscheiden keeren zelfs maar daar zijn geen vrouwenfiguren bij.
 1v:3
Het is heel wat anders ’t naar de natuur te doen, dat spreekt van zelf.
Zoo'n teekeningetje als bijgaand is eenvoudig genoeg van lijnen. doch om als men voor ’t model zit die eenvoudige karakteristieke lijnen te vatten is moeielijk genoeg. Die lijnen zijn nu zoo eenvoudig dat men ze met de pen om kan trekken maar ik zeg nog eens, de kwestie is die groote lijnen te vinden, zoodat met een paar streepen of krassen men het essentieele zegt. De lijnen zóó te kiezen dat ’t van zelf spreekt als ’t ware dat ze zoo loopen moeten, dat is iets dat echter niet van zelf gaat.–3
Het is wel waar Theo, dat ik in den laatsten tijd terwijl ik hier te s'Hage ben meer dan frs 100 per maand heb uitgegeven doch als ik dat niet deed dan zou ik niet met model kunnen werken en op de zelfde hoogte blijven zonder vooruitgang. Ik zie ’t aan meer schilders. b.v. Breitner. zij zijn bang om model te nemen geregeld en zij werken weinig en langzaam en was ’t dan nog maar goed doch dat is ’t niet eens. Breitner heeft den laatsten tijd ook weer model genomen echter en toen was er natuurlijk meer pit in zijn werk doch toen is hij ziek geworden.
De Engelsche schilders, bepaald de teekenaars voor Graphic &c., zij hebben bijkans alle dag model.4 Zonder dat gaat het mijns inziens werkelijk niet.
Als iemand met veel jaren ervaring figuren uit het hoofd teekent na veel gestudeerd te hebben, best, doch om systematisch uit het hoofd te werken lijkt mij al te ligtvaardig. Dat doen Israels en Blommers en Neuhuys niet ofschoon zij zoo veel ervaring hebben.
 1r:4
Wanneer ik hier dus meer dan frs 100 per maand heb uitgegeven, ’t is omdat het niet met minder kan.5 En geloof dat ik niet ligtvaardig of al te royaal er mee rondspring. Ik wenschte wel dat ik Tersteeg de f. 25 nog niet hoefde terug te geven, want ik heb het geld zoo bepaald noodig om met wat energie te kunnen doorwerken.
Tersteeg wordt er niet armer door en in ’t begin zei hij zelf dat ik geen zorg hoefde te hebben. Terwijl ik door elke f. 25 die ik minder heb moet lijden in mijn werk en niet doen kan wat toch gedaan moet worden.
Als ik mijn portefeuilles vol studies krijg dan zal ik daar later mijn geld wel uithalen. En ik verdien liever later wat meer dan nu, liever zorg ik dat ik berekend ben voor mijn vak dan dat ik mij overhaast om een teekeningetje bij de gratie Gods te verkoopen.
Het teekeningetje dat hier bij gaat is gekrabbeld naar een grootere studie6 waar eene meer sombere expressie in is. Er is een gedicht van Tom Hood geloof ik waarin hij verteld van eene groote dame die s'nachts niet slapen kan om reden dat zij overdag, terwijl zij uit ging om een japon te koopen de arme naaisters bleek, teringachtig, uitgemergeld heeft zien zitten werken in een bedompt vertrek. En nu heeft zij gewetensangst over haar weelde en schrikt s'nachts wakker.7 Kortom ’t is een slank blank vrouwenfiguur, onrustig in den donkeren nacht.
Als het moet dan zal ik er niet meer over spreken en Tersteeg de f. 25 geven als gij weer zendt doch kon het geschikt worden, ik wachtte liever tot hij later een teekening er voor neemt, omdat ik nu bepaald zooveel geld noodig heb als ik maar met mogelijkheid missen kan voor mijn studies. Enfin, mij dunkt Tersteeg zal zoo bar niet wezen dat hij niet begrijpen zou dat f. 25 nu op ’t moment voor mij meer waard zijn dan voor ZEd. Nu, heb het goed en nog eens, ik wou gij in een eigen atelier zaata te werken over eenigen tijd. Het hoeft niet overhaast te geschieden – maar ik geloof gij na een betrekkelijk korten tijd van tobberij eens en voor altijd er gelukkiger door zijn zoudt. à dieu.

t. à t.
Vincent

P.S.8 Veel naaktstudies heb ik nog niet doch er zijn er bij die bijzonder veel hebben van de Bargues, zijn zij daarom minder oorspronkelijk? Het komt misschien veeleer omdat ik door de Bargues de natuur onder de oogen heb leeren zien.–9
 2r:5 [sketch A]
top