2Gij zult mijn brieven ontvangen hebben/1 3ik antwoord op dien van U/ dezen middag 4ontvangen. Aan Tersteeg heb ik 5overeenkomstig Uw verzoek direkt toegezonden 6f_ 10.-/ mij door ZEd_ deze week voorgeschoten. 7Ik schreef U van de bestelling van C.M./ 8het ging aldus te werk. C.M_ scheen Tersteeg 9gesproken te hebben voor hij bij me kwam/ althans 10begon dergelijke dingen te zeggen omtrent 11“brood verdienen”. Mijn antwoord viel 12mij plotseling in/ snel & ik geloof juist.– 13Ziehier wat ik zeide: brood verdienen/ 14hoe bedoelt gij dat?– gagner son pain 15of mériter son pain – ne point mériter 16son pain/ c’est à dire être indigne de 17son pain/ voilà ce qui est un crime/ 17atout honnête homme etant digne de sa croûte 16– mais 18pour ce qui est de ne point le gagner 19fatalement tout en le meritant, oh ça! 20c’est un malheur et Un grand malheur.– 21Si donc vous me dites là: tu es indigne 22de ton pain, j’entends que vous m’insultiez 23mais si vous me faites l’observation 24passablement juste que je ne le gagne pas 25toujours car parfois il m’en manque/ que 26soit, mais à quoi bon me la faire cette observation-- 27là/ cela ne m’est guère utile si l’on en 28reste là.–2 Ik heb, ging ik voort, getracht onlangs 29dit aan Tersteeg te expliceeren doch of hij is wat hard- 30hoorig aan dat oor of mijn explicatie was wat verward door 31de pijn die zijne woorden mij deden_
32C.M_ heeft toen maar verder over dat 33brood verdienen gezwegen_
34Het onweer dreigde nog eens want ik/ toevalligerwijs 35den naam van de Groux uitsprekende 36met betrekking tot expressie/ vroeg C.M_ 37'op eens/ Doch weet ge wel dat er aan 38het private leven van de Groux wel 39een steekje los was?3
40Gij begrijpt dat C.M_ daar een teer 41punt aanraakte en zich op een glibberigen 42weg waagde. Dat kan ik toch niet 43van dien braven vader de Groux laten 44zeggen. dus repliceerde ik/ het 45is mij altijd voorgekomen dat wanneer een 46artist aan de menschen zijn werk toont 47hij het regt heeft om den 48zielstrijd van zijn eigen private leven (die 49in onmiddelijk en fataal verband staat met 50de eigenaardige moeielijkheden die het produceeren 51van een kunstwerk meebrengt) voor zich zelven 52te houden – tenzij hij zich daaromtrent uitstorte 53voor een zeer intiem vriend. Het is/ zeg ik/ 54onkiesch voor een criticus de quoi critiquer 55op te visschen in ’t private leven van iemand op wiens 56werk men niets zeggen kan. De Groux is een 57meester als Millet/ als Gavarni.
58C.M. had zeker althans Gavarni niet als een 59meester beschouwd.
60(Tegen een ander dan C.M_ had ik me korter en 61bondiger kunnen uitdrukken door te zeggen: t’is 62met het werk van een artist en zijn private leven als met een 63kraamvrouw en haar kind. Gij moogt haar 64kind wel bekijken maar ge moogt haar hemd niet opligten om te kijken of er ook 64abloedvlekken op zijn/ 65'dat ware onkiesch bij occasie van een kraamvisite_)
66Ik begon al te vreezen dat C.M_ ’t me kwalijk 67zou nemen – maar gelukkig namen de zaken 68een beteren keer. Tot afleiding kreega ik mijn 69portefeuille met kleinere studies & schetsjes. Hij zei 70eerst niets meer – tot dat wij op een teekeningetje 71kwamen dat ik eens met Breitner/ flaneerende 72s’nachts om 12 uur geschetst had – nl. het 73Paddemoes (dat jodenbuurtje bij de Nieuwe Kerk) 74gezien van de Turfmarkt. Toen had ik ’t den volgenden 75morgen weer aangepakt met de pen.4
76Jules Bakhuyzen had ook reeds naar het dingetje 77gekeken & onmiddelijk de plek herkend.
78Zoudt ge mij meer van die stadsgezigtjes kunnen 79maken/ zei C.M. Ja wel want ik amuseer 80mij daarmee als ik soms moegewerkt ben met ’t 81model – hier is de Vleersteeg5 – de Geest6 – 82de Vischmarkt_–7 Maak er 12 zoo voor mij_ 83Ja wel/ zei ik/ doch we doen dan een kleine 84affaire en spreken dus dadelijk over den prijs. Mijn 85prijs voor een teekeningetje van die groote hetzij met 86potlood hetzij met de pen/ heb ik bij me zelf gesteld te 87zijn een rijksdaalder8 – komt U dat onredelijk voor.
88Neen – maar zegt hij – als zij goed uitvallen 89vraag ik er nog 12 van Amsterdam mits ge dan mij 90maar den prijs eens laat vaststellen/ dan verdient ge er 91wat meer mee.–
92Nu/ mij dunkt dat is dus geen kwade afloop van 93een bezoek waartegen ik eenigermate had opgezien. 94Omdat ik toch met U heb afgesproken Theo/ dat ik U 95de dingen maar zou vertellen zoo op mijn eigen manier/ 96zooals ’t uit mijn pen komt/ beschrijf ik U die kleine 97scènes zoo als ze zich voordoen. Te meer omdat ge 98zoodoende ofschoon afwezig toch een kijkje op mijn 99atelier hebt.
100Ik verlang wel naar Uwe komst omdat ik dan 101nog serieuser met U kan spreken over b.v. ’tgeen 102betrekking heeft op t’huis_
103De bestelling van C.M. is mij een lichtje! 104Ik zal die teekeningetjes trachten te soigneeren en er 105wat pit in te doen zijn_ En en tout cas zult gij 106ze zien en ik geloof kerel/ dat er meer zulke 107zaakjes te doen zijn. Liefhebbers voor teekeningetjes 108van frs 5 zijn te vinden.– Met wat 109oefening maak ik er iederen dag één en 110ziedaar/ als ze wat vlotten een korst brood en 111een gulden voor ’t model per dag_ De mooie 112tijd met lange dagen komt aan/ ik maak het 113'“soepkaartje”/ d.i_ het brood- & modelteekeningetje/ 114’t zij s’morgens ’t zij s’avonds en overdag studeer ik 115serieus naar ’t model. C.M_ is èèn liefhebber die 116ik nu zelf heb gewonnen_ Wie weet of ’t U niet lukt 117er een tweede op te doen dokken en misschien Tersteeg 118als hij bekomen is van zijn reprochefurie een derde/ 119en dan kan ’t marcheeren.
120Morgen ochtend ga ik een motief zoeken voor een van die 121voor C.M.
122Van avond ben ik op Pulchri geweest – Tableaux vivants 123en een soort kluchtspel van Tony Offermans.9 Het kluchtspel 124heb ik maar laten schieten omdat ik niet tegen karikaturen 125en niet tegen de al te benaauwde lucht van een vergaderzaal 126kan doch de tableaux vivants wilde ik zien/ vooral van wege 127’t eene was naar een ets die ik aan Mauve 128cadeau gegeven had/ Nicolaas Maas/ de stal van 129Bethlehem.10 (het andere was Rembrandt/ Isaac die Jakob 130zegent/11 met een superbe Rebekka die kijkt of haar list lukken zal_) 131De Nicolaas Maas was zeer goed van licht en bruin en zelfs 132kleur – doch van expressie geen dubbeltje waard mijns inziens. 133De expressie deugde gedecideerd niet. Ik heb dat eens in natura 134gezien/ niet de geboorte van het kindeke Jesus evenwel maar 135de geboorte van een kalf. En ik weet nog fameus goed hoe dat 136van expressie was. Er stond een meisje bij/ toen s’nachts in dien 137stal – in de Borinage – een bruin boerengezigtje met wit nachtmutsje 138o.a./ zij had tranen in de oogen van compassie met de arme 139koe toen het beest zijn weeën kreeg en veel moeite had. Het 140was rein/ heilig/ wonderbaar schoon als een Corregio/ als een 141Millet/ als een Israels.– Och Theo – waarom 142gooit ge den boel niet naar de 143weerga en wordt schilder_ Kerel – ge kunt het 144als ge wilt. Ik verdenk U wel eens dat gij een 145fameus paysagiste in U zelven achterbaks houdt_ 145aMij dunkt gij zoudt fameus goed berkenstammen teekenen en de voren van een akker of stoppelveld trekken en sneeuw 145bschilderen & lucht &c. 146Entre nous soit dit.– Je te serre la main.
148Ziehier een lijstje van hollandsche schilderijen 149voor den Salon bestemd.12
150Israels/ een oud man13 (als hij geen visscher 151was zou het Tom Carlyle (de schrijver van de French 152revolution & Olivier Cromwell)14 zijn want hij heeft 153bepaald dien karakteristieken kop van Carlisle)/ 154een oud man zit in een hutje bij een haard waarin 155een klein brokje turf nog even gloeit in de schemering. 156Want het is een donker hutje waar dat oud mannetje 157in zit, een oud hutje met een klein raampje met een wit 158gordijntje_– Zijn hond die met hem oud is geworden 159zit naast hem – die twee oudjes kijken elkaar 160aan/ zij kijken elkaar in de oogen/ die hond en 161dat mannetje. En intusschen haalt het mannetje 162zijn tabaksdoos uit zijn broekzak en hij stopt een pijpje 163zoo in de schemering. Anders niets – die 164schemering/ die stilte/ die eenzaamheid van die twee 165oudjes/ mannetje en hond, dat elkaar kennen van die 166twee/ dat nadenken van dien ouden man – waarover 167denkt hij – ik weet het niet – ik kan het niet zeggen – 168maar het moet een diepe/ een lange gedachte zijn/ iets/ 169maar ik weet niet wat/ uit lang verleden dat komt opdokken/ 170'misschien geeft dat die expressie op dat gelaat – 171een expressie weemoedig/ tevreden/ onderworpen/ iets dat 172doet denken aan dat fameuse vers van Longfellow dat telkens 173'eindigt/ But the thoughts of youth are long long thoughts.15 174Ik zou dat schilderij van Israels willen zien als pendant 175van la Mort & le bucheron van Millet.16 Ik weet bepaald 176geen ander schilderij dan deze Israels die het bij la 177mort et le bûcheron van Millet kan uithouden/ 178dat men er te gelijk mee kan zien/ ik weet van den anderen 179kant geen ander schilderij dat het naast deze Israels 180zou uithouden dan la mort & le bucheron van Millet/ geen 181ander schilderij dat men te gelijk met deze Israels zien kan_ 182Verder gevoel ik in mijn verbeelding een onweerstaanbaar 183streven om dat schij van Israels & dat andere van Millet 184tot elkaar te brengen en elkaar te doen completeeren. 185Mij dunkt wat er aan deze Israels mankeert mogt wezen 186dat la mort & le bucheron van Millet er digt bij hing/ 187’t een aan ’t eene eind/ ’t andere aan ’t andere eind van 188een lange smalle zaal – met geen een ander schilderij 189in die galerij, dan die twee en zij alleen.
190Het is een fameuse Israels/ ik heb eigentlijk 191niets anders kunnen zien zoo greep het mij aan_ 192En toch, er was een andere Israels/ een kleine 193met meen ik 5 figuren of 6/ arbeidersfamilie die 194aan tafel zit_17
195Er is een Mauve/ het groote schij van de pink die op de 196duinen wordt gesleept/ het is een meesterstuk_
197Ik heb nooit een goede preek over de resignatie 198gehoord noch me een goede kunnen verbeelden 199behalve dit schij van Mauve en het werk van Millet_ 200Het is wel de resignatie maar de echte 201soort/ niet die van de dominés_ Die knollen/ 202die arme gehavende knollen/ zwart/ wit/ bruin/ 203zij staan daar geduldig onderworpen/ bereid/ 204geresigneerd/ stil. Ze moeten strakb de zware 205schuit nog ’t laatste endje slepen/ de karwei 206is haast gedaan_– Eventjes stilstaan/ ze hijgen/ ze 207 zijn bezweet maar ze murmureeren niet/ ze 208protesteeren niet – ze klagen niet – 209over niets_– Daar zijn ze al lang over heen/ 210sedert jaren overheen. Ze zijn geresigneerd nog 211wat te leven & te werken doch moeten ze morgen 212naar den vilder/ que soit/ zij zijn er toe bereid_ 213Ik vind zoo’n fameus hooge/ praktische/ zwijgende 214philosophie in dit schilderij/ het schijnt te zeggen/
215savoir souffrir sans se plaindre/ ça c’est la seule 216chose pratique/ c’est là la grande science/ la 217leçon à apprendre, la solution du problème de la vie_18
218Mij dunkt dat dit schilderij van Mauve een van 219de zeldzame schilderijen zou zijn waarvoor 220Millet lang zou blijven staan en in zich zelven 221mompelen/ il a du coeur ce peintre-là.19
222Er waren nog andere schilderijen – ik moet zeggen ik heb er 223haast niet naar gekeken, ik had genoeg aan bovengenoemden_
224Zeg Theo/ zoudt gij die gedachte 225eens willen rumineeren of er 226geen fameus paysagiste in U 227zit. Wij moesten maar met ons 228tweeën schilder worden/ court & bon/ 229we zullen er den kost wel mee 230krijgen. Voor ’t figuur moet men meer 231trekos of werkezel zijn/ meer homme de peine_ 232'There’s a long long thought for you – old boy_
233Theo blijf wat beter dan HGT_ 234HGT was beter dan nu toen ’k hem eerst 235kende/ hij was toen nog korten tijd pas in 236de grootheid & pas getrouwd.20 Nu is hij bakker 237aan/c hij zit in de knip. Hij zal hoe langer 238hoe meer geheime rouwigheid des hartend krijgen over 239veel veel dingen en zal die moeten verbergen. De zaak is Theo, mijn broer, 240zich de handen niet te laten binden door wie dan ook/ 241vooral met geen vergulden ketting. ’k moet zeggen de 242ketting waar Tersteeg aan zit is heel mooi om te zien maar wie doordenkt 243benijd die positie niet_ Quoi qu’il en soit/ artist is 244gezonder – de pecuniaire zorg is erg vooral/ ik zeg nog eens/ gij 245en gij als landschapschilder zoudt die nog eerder te boven zijn als ik ofschoon 246ook ik er eenmaal boven op kom. Maar gij/ als ge seffense van wal steekt/ 247haalt me nog in want het figuur is gecompliceerd/ gaat langzamer.– 248Gij zult begrijpen ik spreek in vollen ernst.–