Gij zult het misschien nog al bar vinden wat ik U schreef omtrent Tersteeg. Evenwel ik neem dat geenszins terug. Tersteeg is iemand die fameus hardhoorig is doch die ik niet voor doof houd. Het moet hem zeer vierkant gezegd worden anders dringt het niet door zijn harnas heen.
Hij heeft mij nu jaren lang beschouwd als een soort suffer & droomer, hij beschouwt me nog zoo en zegt zelfs van mijn teekeningen: dat is een soort opiumbedwelming die ge U zelf toedient om de pijn niet te voelen die het U kost dat gij geen aquarellen maken kunt. Welnu dat is wel fijn gevonden doch dat gezegde is toch ondoordacht, oppervlakkig en houdt geen steek (de voornaamste reden waarom ik niet op eens aquarellen maken kan zijnde dat ik nog serieuser moet teekenen en letten op proportie & perspectief). Gelijkerwijs ook de “praktische praatjes” (zegge) van den Hr T. over kunst somwijlen on ne peut plus impratiquables zijn. Het helpt hem niet al gebruikt hij als argumenten er sommige dingen bij die men doodslaanders zou kunnen noemen omdat het moeielijk is er een antwoord op te vinden. Genoeg – zijn reproches verdien ik niet en als mijn teekeningen ZEd. niet amuseeren, het amuseert mij ook niet ze ZEd. te laten zien op die manier.–
Hij veroordeelt teekeningen van me waar terdeeg goeds in zit en dat had ik van ZEd. niet verwacht.
Indien ik serieuse studies maak naar ’t model is dat vrij wat praktischer dan zijn praktische praatjes over verkoopbaarheid of onverkoopbaarheid, waaromtrent ik overigens zelf als hebbende zelf ook wel met schilderijen & teekeningen gehandeld, niet in die mate inlichtingen van ZEd. noodig heb als hij wel meent.
Liever dus wil ik zijn vriendschap verliezen dan hem in dezen gelijk geven.
Ofschoon ik momenten heb van overdondering door zorg zoo ben ik toch kalm en mijn kalmte grondt zich op het serieus aanpakken van mijn werk en op doordenken. Ofschoon ik momenten heb van passie en mijn gestel die soms verergert zoo ben ik toch bedaard zooals ZEd. die me lang genoeg kent zeer wel weet. Nu zelfs zei hij mij: gij hebt te veel geduld.
Dat woord deugt niet, men kan bij kunst niet te veel geduld hebben, dat woord is buiten de proportie. Misschien heeft de Hr. H.G.T. in mijn geval te weinig geduld.
Hij moet nu maar eens, eens en voor altijd, zien dat ik de zaak serieus aanpak en mij niet laat forceeren om werk in de wereld te sturen dat niet mijn eigen karakter draagt. Mijn eigen karakter begint vooral in mijn laatste teekeningen??? studies??? die Tersteeg afkeurde, te komen.
Misschien – misschien zou ’t mij lukken nu reeds iets te maken dat misschien met veel moeite verkocht kon worden in ’t genre van aquarel.
Doch dat zou zijn, aquarellen forceeren in de broeikas. Tersteeg & gij moeten het natuurlijk saizoen afwachten en dat is nu nog niet.
Hij sprak Engelsch toen hij hier was van wege het model er zat. ik zei hem: in due time you shall have your watercolours, now you can’t – they are not due yet.– take your time. En daar blijf ik bij. Suffit.
Sedert het bezoek van T. heb ik een teekening gemaakt van een weesjongen die schoenen zit te poetsen. Dat mag met een hand gedaan zijn die nog niet precies aan mijn wil gehoorzaamd doch evenwel de type van dien weesjongen zit er wel in. En wat er ook zij van de gaucherie van mijn hand, die hand zal toch wel eindigen moeten met te doen wat mijn hoofd wil. Zoo heb ik nog een studie gemaakt van het atelier met de kagchel, den schoorsteen, ezel, tabouret, tafel &c., natuurlijkerwijs niet precies verkoopbaar op ’t moment doch zeer goed om perspectief in praktijk te brengen.1
Ik verlang naar Uwe komst, gij hebt noch heel wat te zien wat ik sedert Uw bezoek van dezen zomer gemaakt heb. Theo ik reken er op dat gij mijn werk zult bekijken met sympathie en met vertrouwen en niet met twijfelmoedigheid of ontevreden, omdat ik veel werk denkt Tersteeg dat het zoo makkelijk is, daarin is hij ook al de plank mis. Doch ik ben eigentlijk een werkezel of trekos.
Wilt gij als gij komen mogt vooral denken om het papier Ingres. Het is vooral het dikke waar ik graag op werk en dat dunkt me zich zelfs voor studies met waterverf prêteeren moet.
Geloof me dat in zake van kunst het woord geldt, Eerlijk duurt het langst. beter wat meer moeite op serieuse studie dan een chique om ’t publiek te vleijen. Soms heb ik in momenten van zorg wel eens verlangd dat ik wat chique had doch bij nadenken zeg ik neen – laat mij maar liever mijzelf zijn – en met een ruwe factuur strenge, ruwe doch ware dingen zeggen. Ik zal de liefhebbers of handelaars niet naloopen, laat wie lust heeft maar bij mij komen.
Enfin. Zeg Theo wat was die Millet een kerel! Ik heb van de Bock te leen het groote werk van Sensier. Het interesseert mij zoo dat ik s’nachts er van wakker wordt en de lamp aansteek en blijf lezen.3 Want overdag moet ik werken.
Stuur mij toch spoedig wat als ’t U eenigzins mogelijk is. Ik wou wel dat Tersteeg eens voor een week er voor stond om met het geen ik verteer te doen wat ik er mee doe, hij zou merken dat dat geen suffen of droomen of opium bedwelming is doch dat men fameus wakker moet zijn om te vechten met zooveel moeielijkheden die komen opdokken. Ook is het niet makkelijk om modellen te vinden en ze tot het poseeren te brengen. De meeste schilders worden daarin moedeloos. Vooral wanneer men om ze te betalen zich op eten, drinken, kleeren moet bekrimpen – te kort doen.– Enfin Tersteeg is Tersteeg en ik ben ik. Nogthans weet het wel, ik ben niet opposiet d.i. vijandig tegenover hem doch ik moet hem te verstaan geven dat hij mij te oppervlakkig beoordeelt en – en – ik geloof dat hij er op terug komen zal – ik hoop het van harte want oneenigheid met ZEd. doet mij veel leed en maakt mij ’t leven moeielijk. Ik hoop dat Uw brief spoedig komt – mijn laatste centen zijn om dezen brief te frankeeren. Het is wel pas eenige dagen geleden dat ik de f. 10 van Tersteeg ontving doch daar moest ik denzelfden dag f. 6.- van betalen aan model, aan den bakker, aan het meisje dat het atelier veegt.
à dieu, gezondheid & goeden moed U toegewenscht, ik ben ondanks alles ook niet zonder goeden moed. Je te serre la main.
J’aimerais mieux ne rien dire que dem’exprimer faiblement.–7
Het is eerst gisteren dat ik dat laatste woord van Millet las doch voor dien tijd had ik dat zelfde wel gevoeld, dat is het weshalve ik soms behoefte gevoel om niet met een zacht penseel doch een hard timmermanspotlood en een pen het er in te krassen wat ik voel. Gare! Tersteeg! Gare! tu as bien carrément tort.–
Daar komt primo berigt dat ik Uw brief moet gaan halen. Daar komt secundo C.M., bestelt me 12 kleine penteekeningen, gezigten van s’Hage naar aanleiding van eenige die gereed waren (’t Paddemoes.– de Geest – de Vleersteeg waren gereed)8 tegen een rijksdaalder9 per stuk, prijs door mij bepaald. met belofte dat als ik ze naar zijn zin maak hij me 12 anderen bestellen zal10 doch waarvan hij de prijs fixeeren zal hooger dan ikzelf. Daar kom ik tertio Mauve tegen, voorspoedig verlost van zijn groote Schij, belooft mij spoedig aan te komen. Dus, Ça va – ça marche – ça ira encore!11
En nog iets heeft mij getroffen en zeer getroffen – ik had gezegd dat ’t model niet moest komen vandaag – ik had niet gezegd waarom – maar de arme vrouw kwam toch en ik protesteerde. Ja maar ik kom niet om geteekend te worden, ik kom maar eens kijken of gij wel eten hebt – zij had een portie snijboonen en aardappelen bij zich.– Er zijn toch dingen in ’t leven die de moeite waard zijn.–