Het is nu 18 Februarij & ik heb nog niets van U gehoord deze maand. Omdat gij in Uw vorigen iets schrijft over niet wel U gevoelen dacht ik er aan of gij soms ziek waart. Doch de Hr Tersteeg zei me dat gij weer hersteld waart, ten minste dat hij niets aan U gemerkt had.1 Gij begrijpt dat ik nog al erg om geld verlegen ben. De Hr. Tersteeg heeft een teekeningetje van me genomen voor f. 10.-,2 daardoor heb ik ’t deze week uitgehouden.
Doch hij moet ze hebben klein en enkel met waterverf en dat lukt me nog niet. Evenwel er is een schaapje over de brug. Ik werk wat ik kan doch vergeet niet dat ik er onder door ga als ik al te veel zorg en spanning heb.–
Schrijf dus per ommegaande als gij kunt, stuur mij wat & geloof me, met een handdruk
Deze week heb ik behalve die de Hr Tersteeg genomen heeft ook nog een stuk of 3 studies gemaakt die van uitvoering nog niet deugen doch waarvan goddank de teekening beter is.
Ik geef er veel om dat ik voel dat ik beter begin te teekenen en dat maakt dat ik courage houd.
Het teekenen is ’t voornaamste, wat men er van zeggen moge, en verreweg ’t moeielijkste ook.
Het is daarom dat ik durf zeggen dat ik binnen ’t jaar al iets verkoopbaars maken zal. Want die de Hr Tersteeg nu nam die tel ik niet, ik zal ’t veel beter doen als ik mij in ’t teekenen nog versterkt heb zoo dat het mij niet zooveel tobberij meer kost. à dieu kerel, schrijf toch vooral spoedig!