Back to site

204 To Theo van Gogh. The Hague, Monday, 13 February 1882.

metadata
No. 204 (Brieven 1990 203, Complete Letters 174)
From: Vincent van Gogh
To: Theo van Gogh
Date: The Hague, Monday, 13 February 1882

Source status
Original manuscript

Location
Amsterdam, Van Gogh Museum, inv. no. b195 V/1962

Date
Letter headed: ‘13 Feb. 82’.

original text
 1r:1
13 Feb. 82

Waarde Theo,
Ofschoon ik wel eenigzins een brief van U verwacht dezer dagen zoo schrijf ik toch weer eens.–
Ik hoorde een & ander aangaande U van den Heer Tersteeg toen die terug kwam uit Parijs.– Hij zeide mij dat het U goed ging & scheen nog al in zijn schik over zijne reis. Toen ik bij hem was had ik een paar teekeningen & daarvan zeide hij dat ze beter waren dan de vorigen & zeide mij nog dat ik eens een paar kleine weer maken moest. Daar ben ik nu aan bezig. En ook heb ik gewerkt aan een nieuwe penteekening van een oud vrouwtje dat zit te breien.1 En ik geloof dat die ook beter is dan die van dezen zomer, ten minste er is meer toon in. Als ik eens een paar penteekeningen heb die terdeeg raak zijn dan geloof ik daar nog een liefhebber voor te weten.–
Ik heb ook dezer dagen eens aan C.M. geschreven dat ik hier een atelier had gehuurd & hoopte dat wanneer hij eens te s’Hage kwam hij mij dit zou doen weten of eens zou komen kijken. Oom Cent heeft mij dezen zomer ook gezegd dat als ik eens een teekening had, wat kleiner dan die van dezen zomer2 en meer aquarel, ik die maar eens zenden moest, dan zou hij die van me nemen. Misschien is de tijd werkelijk niet ver meer af dat ik door mijn werk wat geld in den zak zal krijgen dat ik hoog noodig heb, juist om nog serieuser de zaak te kunnen aanpakken.
 1v:2
Als gij het kunt te weten komen moet gij toch mij eens mededeelen wat voor soort teekeningen men aan de illustratiesa zou kunnen kwijt raken. Mij dunkt ze moeten daar penteekeningen van typen uit het volk kunnen gebruiken & ik zou er zoo graag op beginnen te werken om iets te maken dat geschikt was voor reproductie. Ik denk niet dat alle teekeningen direkt op de blokken worden geteekend, er zal wel een middel bestaan om op het blok een facsimilé te krijgen.3 Evenwel ik weet er het regte niet van.
Soms verlang ik er zoo erg naar om U eens te zien & te spreken, zoudt gij nog in langb niet in Holland komen. Pa had U geloof ik nog half & half op zijn verjaardag4 verwacht.
Het deed mij veel pleizier dat de Heer Tersteeg de teekeningen wat beter vond, nu, ik begin nu ook weer wat t’huis te raken met mijn model en dat is juist de reden waarom ik er nu nog mee moet doorzetten.
In de twee laatste studies heb ik het karakter veel meer gevat, dat hebben mij allen gezegd die ze zagen. Tegenwoordig ga ik nog al eens teekenen met Breitner, een jong schilder die in kennis is met Rochussen zooals ik met Mauve.5 Hij teekent heel handig en heel anders weer dan ik, en wij maken dikwijls zamen typen in de volksgaarkeuken of de wachtkamer &c.6 Hij komt nog al eens bij mij op ’t atelier om houtgravures te zien & ik bij hem ook. Hij heeft het atelier dat Apol vroeger had bij Siebenhaar.7
 1v:3
verl. Week ben ik op een Kunstbeschouwing geweest op Pulchri waar schetsen waren van Bosboom en van Henkes.8 Zeer mooi; van Henkes waren er verscheiden grootere figuren dan men gewoonlijk van hem ziet. Hij moest die maar meer maken dunkt me.
Weissenbruch is ook eens bij me geweest.
Ik kijk al iederen dag uit naar een brief van U want ik hoop dat gij mij dezer dagen wat zult sturen.
Wij moeten het nog een tijdje uithouden kerel, en volhouden, gij zoowel als ik en dan zullen we er allebei nog wel eens pleizier van hebben ook.
Ik ben toch zoo blij dat ik het figuur doorgezet heb, tot dus ver. Als ik landschap alleen gemaakt had, ja dan zou ik misschien nu reeds iets maken dat voor een prijsje te verkoopen was doch dan zou ik later toch weer vast raken. Terwijl het figuur wel omslagtiger is en een meer gecompliceerde zaak doch het is solidener, geloof ik op den langen duur.
de Bock kwam van middag eens hier, juist terwijl ik naar ’t model zat te werken & toen hij ’t model zag, ja toen begon hij te zeggen dat hij toch ook wel trek zou hebben om figuur te gaan teekenen doch hij doet het maar niet.– Hij heeft echter onlangs een mooie teekening gemaakt.9
 1r:4
In Uw vorigen brief hebt gij mij iets gezegd omtrent de kwestie dat gij voor den inventaris klaar was geen geld kondt opnemen.10 Maar mogt gij het niet hebben wees dan zoo goed en schrijf er de Heer Tersteeg direkt over want ik heb niet meer dan een gulden of drie over en het is reeds bijna half Februarij.
Dus wacht ik in alle geval een brief van U dezer dagen.
Ik geloof dat ik in de laatste teekeningen de proportie veel beter heb dan in de vorige en dat is juist hetgeen mij de ergste fout toescheen in mijn teekeningen tot nog toe doch daarin komt goddank verandering en dan ben ik voor niets meer bang.–
à dieu Theo, schrijf spoedig, ontvang in gedachten een hartelijken handdruk.

t. à t.
Vincent

translation
 1r:1
13 Feb. 82

My dear Theo,
Even though I’m rather expecting a letter from you one of these days, I’ll write again anyway.
I heard a few things about you from Mr Tersteeg when he returned from Paris. He told me that you were doing well, and he seemed to be rather pleased with his trip. When I went to see him I had a couple of drawings, and he said that they were better than the last ones and told me that I should again make a couple of small ones. I’m working on those now. And I’ve also been working on a new pen drawing of an old woman knitting.1 And I believe it’s better than last summer’s, at least it has more tone. When I have a couple of pen drawings that have turned out quite well, I believe I know an art lover who will take them.
I also wrote to C.M. the other day to say I’d rented a studio here, and hoped that when he came to The Hague he’d let me know, or come and have a look. Uncle Cent also told me last summer that if I have a drawing, a little smaller than those of last summer2 and with more watercolour, I should simply send it and he would take it. Perhaps the time will soon come when my work will put some money in my pocket, which I’m badly in need of, precisely in order to tackle things more seriously.  1v:2
If you can find out about it, you must tell me what kind of drawings one might be able to sell to the illustrated magazines. It seems to me they could use pen drawings of types of the people, and I’d like so much to start working on them, in order to make something suitable for reproduction. I don’t think that all drawings are drawn directly on the blocks, there must be some means of getting a facsimile onto the block.3 Though I don’t rightly know.
Sometimes I long so very much to see you and talk to you, will it be a long time before you come to Holland? I believe Pa half expected you to come for his birthday.4
I was very glad that Mr Tersteeg found the drawings a little better, well, I’m also beginning to feel more at home with my model, and that’s precisely the reason why I must continue with her now.
In the last two studies I captured the character much better, everyone who saw them said so. At the moment I quite often go to draw with Breitner, a young painter who’s acquainted with Rochussen as I am with Mauve.5 He draws very skilfully and very differently from me, and we often draw types together in the soup kitchen or the waiting room &c.6 He sometimes comes to my studio to look at woodcuts, and I go to see the ones he has as well. He has the studio that Apol used to have at Siebenhaar’s.7  1v:3
Last week I went to an art viewing at Pulchri which had sketches by Bosboom and Henkes.8 Very beautiful; there were a number of drawings by Henkes, larger figures than one usually sees from him. He ought to make more of them, I think.
Weissenbruch also came to see me.
I look forward every day to a letter from you, because I hope you’ll send me something one of these days.
We must stick it out for a while, old chap, and persevere, you as well as I, and then we’ll both get pleasure from it sometime.
I’m really very glad that I’ve gone on with the figure so far. If I’d been making only landscapes, perhaps I’d already be making something that would fetch a price, but later on I’d end up getting stuck anyway. Although the figure is more difficult and a more complicated matter, I believe it’s more solid in the long run.
De Bock came here this afternoon just as I was working from the model, and when he saw the model he started saying that he’d quite like to draw figures too; all the same, he doesn’t do it. He recently made a beautiful drawing, though.9  1r:4
In your last letter you told me something about the matter of your not being able to have any money before the inventory was finished.10 But if you don’t have it, be so good as to write to Mr Tersteeg about it immediately, because I have only three guilders or so left and it’s already nearly the middle of February.
So at all events I’m expecting a letter from you any day now.
I believe that I’ve got the proportions much better in my last drawings than in the previous ones, and that’s exactly what seemed to me to be the worst fault in my drawings up to now, but that’s changing, thank God, and then I won’t be afraid of anything.
Adieu Theo, write soon, accept in thought a hearty handshake.

Ever yours,
Vincent
notes
1. This pen-and-ink drawing is not known.
2. In the summer of 1881 Van Gogh usually drew on large sheets, varying in size from c. 30-50 cm x c. 50-60 cm.
a. Illustrated magazines.
3. Van Gogh wonders how drawings are transferred to wood-blocks in order to made wood engravings.
b. Read: ‘binnenkort’ (soon).
4. Mr van Gogh had celebrated his 60th birthday on 8 February 1882.
5. George Hendrik Breitner was one of the most talented pupils of the Dutch history painter Charles Rochussen. Rochussen advised Breitner to attend classes at the Academy in The Hague. See exhib. cat. Amsterdam 1994-2, p. 24.
6. Breitner later revealed the trouble Van Gogh could cause in such situations. According to his own account, Breitner made discreetly small sketches in a sketchbook of modest size, whereas Van Gogh made large drawings, working frantically with a carpenter’s pencil. See exhib. cat. The Hague 1990, pp. 156, 162 (ill.). The surviving drawings, however, bear no traces of this working method. Regarding the soup kitchen, see letter 200, n. 4.
7. Christiaan Siebenhaar was a fencing teacher who had a fencing hall at Juffrouw Idastraat 16. Other rooms in this house were rented out as studios. Breitner was registered as living at this address in 1882-1883. See Adresboek 1882-1883; exhib. cat. The Hague 1990, p. 156; and Hefting 1970, p. 102 (n. 3).
8. It cannot be ascertained which ‘sketches’ by Bosboom and Henkes were on display at this viewing, which must have taken place on Saturday, 11 February 1882 in the ‘Hofje van Nieuwkoop’ (See Archief Pulchri and Archief Hardenberg in GAH, inv. no. 59.1-479). Henkes is known for his genre pieces situated in middle-class interiors, workshops and factories, as well as for his townscapes.
9. It is not known which of De Bock’s drawings Van Gogh is referring to here.
10. Theo’s salary was tied to the sales and profits he made as the manager of the boulevard Montmartre branch. See Account book 2002.