Ofschoon ik wel eenigzins een brief van U verwacht dezer dagen zoo schrijf ik toch weer eens.–
Ik hoorde een & ander aangaande U van den Heer Tersteeg toen die terug kwam uit Parijs.– Hij zeide mij dat het U goed ging & scheen nog al in zijn schik over zijne reis. Toen ik bij hem was had ik een paar teekeningen & daarvan zeide hij dat ze beter waren dan de vorigen & zeide mij nog dat ik eens een paar kleine weer maken moest. Daar ben ik nu aan bezig. En ook heb ik gewerkt aan een nieuwe penteekening van een oud vrouwtje dat zit te breien.1 En ik geloof dat die ook beter is dan die van dezen zomer, ten minste er is meer toon in. Als ik eens een paar penteekeningen heb die terdeeg raak zijn dan geloof ik daar nog een liefhebber voor te weten.–
Ik heb ook dezer dagen eens aan C.M. geschreven dat ik hier een atelier had gehuurd & hoopte dat wanneer hij eens te s’Hage kwam hij mij dit zou doen weten of eens zou komen kijken. Oom Cent heeft mij dezen zomer ook gezegd dat als ik eens een teekening had, wat kleiner dan die van dezen zomer2 en meer aquarel, ik die maar eens zenden moest, dan zou hij die van me nemen. Misschien is de tijd werkelijk niet ver meer af dat ik door mijn werk wat geld in den zak zal krijgen dat ik hoog noodig heb, juist om nog serieuser de zaak te kunnen aanpakken.
Als gij het kunt te weten komen moet gij toch mij eens mededeelen wat voor soort teekeningen men aan de illustratiesa zou kunnen kwijt raken. Mij dunkt ze moeten daar penteekeningen van typen uit het volk kunnen gebruiken & ik zou er zoo graag op beginnen te werken om iets te maken dat geschikt was voor reproductie. Ik denk niet dat alle teekeningen direkt op de blokken worden geteekend, er zal wel een middel bestaan om op het blok een facsimilé te krijgen.3 Evenwel ik weet er het regte niet van.
Soms verlang ik er zoo erg naar om U eens te zien & te spreken, zoudt gij nog in langb niet in Holland komen. Pa had U geloof ik nog half & half op zijn verjaardag4 verwacht.
Het deed mij veel pleizier dat de Heer Tersteeg de teekeningen wat beter vond, nu, ik begin nu ook weer wat t’huis te raken met mijn model en dat is juist de reden waarom ik er nu nog mee moet doorzetten.
In de twee laatste studies heb ik het karakter veel meer gevat, dat hebben mij allen gezegd die ze zagen. Tegenwoordig ga ik nog al eens teekenen met Breitner, een jong schilder die in kennis is met Rochussen zooals ik met Mauve.5 Hij teekent heel handig en heel anders weer dan ik, en wij maken dikwijls zamen typen in de volksgaarkeuken of de wachtkamer &c.6 Hij komt nog al eens bij mij op ’t atelier om houtgravures te zien & ik bij hem ook. Hij heeft het atelier dat Apol vroeger had bij Siebenhaar.7
verl. Week ben ik op een Kunstbeschouwing geweest op Pulchri waar schetsen waren van Bosboom en van Henkes.8 Zeer mooi; van Henkes waren er verscheiden grootere figuren dan men gewoonlijk van hem ziet. Hij moest die maar meer maken dunkt me.
Weissenbruch is ook eens bij me geweest.
Ik kijk al iederen dag uit naar een brief van U want ik hoop dat gij mij dezer dagen wat zult sturen.
Wij moeten het nog een tijdje uithouden kerel, en volhouden, gij zoowel als ik en dan zullen we er allebei nog wel eens pleizier van hebben ook.
Ik ben toch zoo blij dat ik het figuur doorgezet heb, tot dus ver. Als ik landschap alleen gemaakt had, ja dan zou ik misschien nu reeds iets maken dat voor een prijsje te verkoopen was doch dan zou ik later toch weer vast raken. Terwijl het figuur wel omslagtiger is en een meer gecompliceerde zaak doch het is solidener, geloof ik op den langen duur.
de Bock kwam van middag eens hier, juist terwijl ik naar ’t model zat te werken & toen hij ’t model zag, ja toen begon hij te zeggen dat hij toch ook wel trek zou hebben om figuur te gaan teekenen doch hij doet het maar niet.– Hij heeft echter onlangs een mooie teekening gemaakt.9
In Uw vorigen brief hebt gij mij iets gezegd omtrent de kwestie dat gij voor den inventaris klaar was geen geld kondt opnemen.10 Maar mogt gij het niet hebben wees dan zoo goed en schrijf er de Heer Tersteeg direkt over want ik heb niet meer dan een gulden of drie over en het is reeds bijna half Februarij.
Dus wacht ik in alle geval een brief van U dezer dagen.
Ik geloof dat ik in de laatste teekeningen de proportie veel beter heb dan in de vorige en dat is juist hetgeen mij de ergste fout toescheen in mijn teekeningen tot nog toe doch daarin komt goddank verandering en dan ben ik voor niets meer bang.–
à dieu Theo, schrijf spoedig, ontvang in gedachten een hartelijken handdruk.